EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62020CA0563

Zaak C-563/20: Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 24 februari 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Sąd Okręgowy w Warszawie — Polen) — ORLEN KolTrans sp. z o.o. / Prezes Urzędu Transportu Kolejowego (Prejudiciële verwijzing – Spoorwegvervoer – Richtlijn 2001/14/EG – Artikel 4 – Vastlegging van de infrastructuurgebruiksrechten bij besluit van de beheerder – Artikel 30, lid 2 – Recht van spoorwegondernemingen om administratief beroep in te stellen – Artikel 30, lid 6 – Rechterlijke toetsing van de besluiten van de toezichthoudende instantie)

PB C 165 van 19.4.2022, p. 17–17 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
PB C 165 van 19.4.2022, p. 14–14 (GA)

19.4.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 165/17


Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 24 februari 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Sąd Okręgowy w Warszawie — Polen) — ORLEN KolTrans sp. z o.o. / Prezes Urzędu Transportu Kolejowego

(Zaak C-563/20) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Spoorwegvervoer - Richtlijn 2001/14/EG - Artikel 4 - Vastlegging van de infrastructuurgebruiksrechten bij besluit van de beheerder - Artikel 30, lid 2 - Recht van spoorwegondernemingen om administratief beroep in te stellen - Artikel 30, lid 6 - Rechterlijke toetsing van de besluiten van de toezichthoudende instantie)

(2022/C 165/19)

Procestaal: Pools

Verwijzende rechter

Sąd Okręgowy w Warszawie

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: ORLEN KolTrans sp. z o.o.

Verwerende partij: Prezes Urzędu Transportu Kolejowego

Dictum

1)

Artikel 30, lid 2, onder e), van richtlijn 2001/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2001 inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur, zoals gewijzigd bij richtlijn 2007/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007, moet aldus worden uitgelegd dat daarin niet wordt geregeld of een spoorwegonderneming die gebruikmaakt of gebruik wil maken van spoorweginfrastructuur, het recht heeft om deel te nemen aan een eventuele door de toezichthoudende instantie gevoerde procedure met het oog op de vaststelling van een besluit tot goedkeuring of afwijzing van een door een infrastructuurbeheerder ingediend voorstel voor eenheidstarieven van het basisgebruiksrecht voor minimumtoegang tot de infrastructuur.

2)

Artikel 30, lid 6, van richtlijn 2001/14, zoals gewijzigd bij richtlijn 2007/58, moet aldus worden uitgelegd dat een spoorwegonderneming die gebruikmaakt of gebruik wil maken van spoorweginfrastructuur, bij de bevoegde rechter moet kunnen opkomen tegen een besluit van de toezichthoudende instantie tot goedkeuring van de door de infrastructuurbeheerder vastgestelde eenheidstarieven van het basisgebruiksrecht voor minimumtoegang tot de infrastructuur.


(1)  PB C 44 van 08.02.2021.


Top