EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62020CA0483

Zaak C-483/20: Arrest van het Hof (Grote kamer) van 22 februari 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Raad van State — België) — XXXX/Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (Prejudiciële verwijzing – Gemeenschappelijk asielbeleid – Gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming – Richtlijn 2013/32/EU – Artikel 33, lid 2, onder a) – Niet-ontvankelijkheid van een verzoek om internationale bescherming dat in een lidstaat is ingediend door een derdelander die in een andere lidstaat de vluchtelingenstatus heeft verkregen, terwijl het minderjarige kind van die derdelander, dat de subsidiairebeschermingsstatus geniet, in de eerste lidstaat verblijft – Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Artikel 7 – Recht op eerbiediging van het familie- en gezinsleven – Artikel 24 – Belangen van het kind – Geen schending van de artikelen 7 en 24 van het Handvest van de grondrechten wegens de niet-ontvankelijkheid van het verzoek om internationale bescherming – Richtlijn 2011/95/EU – Artikel 23, lid 2 – Verplichting voor de lidstaten om ervoor te zorgen dat het gezin van personen die internationale bescherming genieten in stand wordt gehouden)

PB C 165 van 19.4.2022, p. 14–15 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
PB C 165 van 19.4.2022, p. 12–12 (GA)

19.4.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 165/14


Arrest van het Hof (Grote kamer) van 22 februari 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Raad van State — België) — XXXX/Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen

(Zaak C-483/20) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Gemeenschappelijk asielbeleid - Gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming - Richtlijn 2013/32/EU - Artikel 33, lid 2, onder a) - Niet-ontvankelijkheid van een verzoek om internationale bescherming dat in een lidstaat is ingediend door een derdelander die in een andere lidstaat de vluchtelingenstatus heeft verkregen, terwijl het minderjarige kind van die derdelander, dat de subsidiairebeschermingsstatus geniet, in de eerste lidstaat verblijft - Handvest van de grondrechten van de Europese Unie - Artikel 7 - Recht op eerbiediging van het familie- en gezinsleven - Artikel 24 - Belangen van het kind - Geen schending van de artikelen 7 en 24 van het Handvest van de grondrechten wegens de niet-ontvankelijkheid van het verzoek om internationale bescherming - Richtlijn 2011/95/EU - Artikel 23, lid 2 - Verplichting voor de lidstaten om ervoor te zorgen dat het gezin van personen die internationale bescherming genieten in stand wordt gehouden)

(2022/C 165/16)

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Raad van State

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: XXXX

Verwerende partij: Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen

Dictum

Artikel 33, lid 2, onder a), van richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming, gelezen in samenhang met artikel 7 en artikel 24, lid 2, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, moet aldus worden uitgelegd dat het zich er niet tegen verzet dat een lidstaat gebruikmaakt van de door deze bepaling geboden mogelijkheid om een verzoek om internationale bescherming niet-ontvankelijk te verklaren op grond dat de vluchtelingenstatus reeds door een andere lidstaat aan de verzoeker is toegekend, wanneer die verzoeker de vader is van een niet-begeleid minderjarig kind dat in eerstgenoemde lidstaat subsidiaire bescherming geniet, zulks evenwel onverminderd de toepassing van artikel 23, lid 2, van richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming.


(1)  PB C 9 van 11.1.2021.


Top