This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62020TA0203
Case T-203/20: Judgment of the General Court of 22 September 2021 — Al-Imam v Council (Common foreign and security policy — Restrictive measures taken against Syria — Freezing of funds — Right of the defence — Right to effective judicial protection — Error of assessment — Proportionality — Right to property — Damage to reputation)
Zaak T-203/20: Arrest van het Gerecht van 22 september 2021 — Al-Imam / Raad (“Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Beperkende maatregelen tegen Syrië – Bevriezing van tegoeden – Rechten van de verdediging – Recht op effectieve rechterlijke bescherming – Beoordelingsfout – Evenredigheid – Eigendomsrecht – Reputatieschade”)
Zaak T-203/20: Arrest van het Gerecht van 22 september 2021 — Al-Imam / Raad (“Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Beperkende maatregelen tegen Syrië – Bevriezing van tegoeden – Rechten van de verdediging – Recht op effectieve rechterlijke bescherming – Beoordelingsfout – Evenredigheid – Eigendomsrecht – Reputatieschade”)
PB C 462 van 15.11.2021, p. 41–41
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
15.11.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 462/41 |
Arrest van het Gerecht van 22 september 2021 — Al-Imam / Raad
(Zaak T-203/20) (1)
(“Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid - Beperkende maatregelen tegen Syrië - Bevriezing van tegoeden - Rechten van de verdediging - Recht op effectieve rechterlijke bescherming - Beoordelingsfout - Evenredigheid - Eigendomsrecht - Reputatieschade”)
(2021/C 462/48)
Procestaal: Frans
Partijen
Verzoekende partij): Maher Al-Imam (Damas, Syrië) (vertegenwoordiger: M. Brillat, advocaat)
Verwerende partij: Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: V. Piessevaux en M.-C. Cadilhac, gemachtigden)
Voorwerp
Ten eerste, verzoek krachtens artikel 263 VWEU strekkende tot nietigverklaring van besluit 2013/255/GBVB van de Raad van 31 mei 2013 betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië (PB 2013, L 147, blz. 14), van verordening (EU) nr. 36/2012 van de Raad van 18 januari 2012 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië en tot intrekking van verordening (EU) nr. 442/2011 (PB 2012, L 16, blz. 1), van uitvoeringsbesluit (GBVB) 2020/212 van de Raad van 17 februari 2020 tot uitvoering van besluit 2013/255/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië (PB 2020, L 43 I, blz. 6), van uitvoeringsverordening (EU) 2020/211 van de Raad van 17 februari 2020 tot uitvoering van verordening (EU) nr. 36/2012 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië (PB 2020, L 43 I, blz. 1), van besluit (GBVB) 2020/719 van de Raad van 28 mei 2020 tot wijziging van besluit 2013/255/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië (PB 2020, L 168, blz. 66), en van uitvoeringsverordening (EU) nr. 2020/716 van de Raad van 28 mei 2020 tot uitvoering van verordening (EU) nr. 36/2012 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië (PB 2020, L 168, blz. 1), voor zover deze handelingen verzoeker betreffen, en, ten tweede, verzoek krachtens artikel 268 VWEU strekkende tot vergoeding van de schade die verzoeker stelt te hebben geleden ten gevolge van die handelingen
Dictum
1) |
Het beroep wordt verworpen. |
2) |
Maher Al-Imam wordt verwezen in de kosten. |