This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62021CN0558
Case C-558/21 P: Appeal brought on 8 September 2021 by Global Silicones Council, Wacker Chemie AG, Momentive Performance Materials GmbH, Shin-Etsu Silicones Europe BV, Elkem Silicones France SAS against the judgment of the General Court (Eighth Chamber, Extended Composition) delivered on 30 June 2021 in Case T-226/18, Global Silicones Council e.a. v Commission
Zaak C-558/21 P: Hogere voorziening ingesteld op 8 september 2021 door Global Silicones Council, Wacker Chemie AG, Momentive Performance Materials GmbH, Shin-Etsu Silicones Europe BV en Elkem Silicones France SAS tegen het arrest van het Gerecht (Achtste kamer — uitgebreid) van 30 juni 2021 in zaak T-226/18, Global Silicones Council e.a./Commissie
Zaak C-558/21 P: Hogere voorziening ingesteld op 8 september 2021 door Global Silicones Council, Wacker Chemie AG, Momentive Performance Materials GmbH, Shin-Etsu Silicones Europe BV en Elkem Silicones France SAS tegen het arrest van het Gerecht (Achtste kamer — uitgebreid) van 30 juni 2021 in zaak T-226/18, Global Silicones Council e.a./Commissie
PB C 462 van 15.11.2021, p. 28–29
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
15.11.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 462/28 |
Hogere voorziening ingesteld op 8 september 2021 door Global Silicones Council, Wacker Chemie AG, Momentive Performance Materials GmbH, Shin-Etsu Silicones Europe BV en Elkem Silicones France SAS tegen het arrest van het Gerecht (Achtste kamer — uitgebreid) van 30 juni 2021 in zaak T-226/18, Global Silicones Council e.a./Commissie
(Zaak C-558/21 P)
(2021/C 462/33)
Procestaal: Engels
Partijen
Rekwirantes: Global Silicones Council, Wacker Chemie AG, Momentive Performance Materials GmbH, Shin-Etsu Silicones Europe BV, Elkem Silicones France SAS (vertegenwoordigers: A. Bartl, advokát, A. Kołtunowska, adwokat, alsmede R. Cana en E. Mullier, avocats)
Andere partijen in de procedure: American Chemistry Council, Inc. (ACC), Europese Commissie, Bondsrepubliek Duitsland, Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, Europees Parlement, Raad van de Europese Unie, Europees Agentschap voor chemische stoffen
Conclusies
— |
het arrest van het Gerecht in zaak T-226/18 vernietigen; |
— |
de bestreden handeling (1) nietig verklaren; |
— |
subsidiair, de zaak terugverwijzen naar het Gerecht voor een uitspraak op rekwirantes’ vordering tot nietigverklaring, en |
— |
verweerster in eerste aanleg verwijzen in de kosten van deze procedure, met inbegrip van de kosten van de procedure voor het Gerecht. |
Middelen en voornaamste argumenten
Ter ondersteuning van de hogere voorziening voeren rekwirantes vijf middelen aan.
1. |
Het Gerecht heeft blijk gegeven van onjuiste rechtsopvattingen en artikel 68, lid 1, van de REACH-verordening (2) onjuist uitgelegd door te oordelen dat het feit dat verweerster niet uitdrukkelijk had vastgesteld dat sprake was van een onaanvaardbaar risico, geen schending van artikel 68, lid 1, opleverde. |
2. |
Het Gerecht heeft blijk gegeven van onjuiste rechtsopvattingen door te oordelen dat verweerster haar motiveringsplicht was nagekomen ten aanzien van haar vaststelling dat de met de aanwezigheid van D4/D5 in afwasbare producten gepaard gaande risico’s onaanvaardbaar waren. Het feit dat verweerster geen specifieke redenen voor die vaststelling heeft geformuleerd, komt neer op een motiveringsgebrek en staat in de weg aan rechterlijke toetsing. |
3. |
Het Gerecht heeft blijk gegeven van onjuiste rechtsopvattingen door te oordelen dat onzekerheid bij de beoordeling van PBT- of zPzB-stoffen een benadering rechtvaardigt waarbij elke uitstoot een graadmeter voor risico kan vormen. Door elke uitstoot gelijk te stellen aan een risico (of zelfs een onaanvaardbaar risico) met het oog op REACH-beperkingen, heeft verweerster inbreuk gemaakt op artikel 68, lid 1, en artikel 69 van de REACH-verordening, en bijlage XV daarbij, waarin wordt verwezen naar bijlage I. Daarnaast heeft verweerster gehandeld in strijd met de vaste rechtspraak van de Unierechter waarin is bepaald dat bij de wetenschappelijke beoordeling van risico’s niet kan worden uitgegaan van het nul-risico beginsel. |
4. |
Het Gerecht heeft blijk gegeven van onjuiste rechtsopvattingen en bijlage XIII van de REACH-verordening onjuist uitgelegd door te oordelen dat bioconcentratiefactoren (BCF) prioriteit hebben over andere gegevens, en in het bijzonder biomagnificatiefactoren (BMF) of trofische magnificatiefactoren (TMF). |
5. |
Het Gerecht heeft blijk gegeven van onjuiste rechtsopvattingen en bijlage XIII van de REACH-verordening onjuist uitgelegd door te bepalen dat verweerster de hybride aard van D4 en D5 niet in aanmerking hoefde te nemen bij haar oordeel dat de stoffen voldeden aan de zeer persistent (zP) en zeer bioaccumulerend (zB) criteria van bijlage XIII bij de REACH-verordening. |
(1) Verordening (EU) 2018/35 van de Commissie van 10 januari 2018 tot wijziging van bijlage XVII bij verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH) wat betreft octamethylcyclotetrasiloxaan (D4) en decamethylcyclopentasiloxaan (D5) (PB 2018, L 6, blz. 45).
(2) Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB 2006, L 396, blz. 1, met rectificatie in PB 2007, L 136, blz. 3).