This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62020CA0371
Case C-371/20: Judgment of the Court (Sixth Chamber) of 2 September 2021 (request for a preliminary ruling from the Bundesgerichtshof — Germany) — Peek & Cloppenburg KG, legally represented by Peek & Cloppenburg Düsseldorf Komplementär BV v Peek & Cloppenburg KG, legally represented by Van Graaf Management GmbH (Reference for a preliminary ruling — Consumer protection — Directive 2005/29/EC — Unfair commercial practices — Commercial practices deemed to be unfair in all circumstances — Misleading commercial practices — First sentence of point 11 of Annex I — Advertising campaigns — Use of editorial content in the media to promote a product — Promotion financed by the trader itself — Concept of ‘payment’ — Promotion of sales of the products of the media operator company and of the trader — Advertorial)
Zaak C-371/20: Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 2 september 2021 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesgerichtshof — Duitsland) — Peek & Cloppenburg KG, wettelijk vertegenwoordigd door Peek & Cloppenburg Düsseldorf Komplementär B.V. / Peek & Cloppenburg KG, wettelijk vertegenwoordigd door Van Graaf Management GmbH (Prejudiciële verwijzing – Bescherming van de consument – Richtlijn 2005/29/EG – Oneerlijke handelspraktijken – Handelspraktijken die onder alle omstandigheden als oneerlijk worden beschouwd – Misleidende handelspraktijken – Punt 11 van bijlage I – Reclameactie – Gebruik van redactionele inhoud in de media om reclame te maken voor een product – Reclame waarvoor de handelaar heeft betaald – Begrip “betaling” – Bevordering van de verkoop van de producten van de adverteerder en van het mediabedrijf – “Advertorial”)
Zaak C-371/20: Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 2 september 2021 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesgerichtshof — Duitsland) — Peek & Cloppenburg KG, wettelijk vertegenwoordigd door Peek & Cloppenburg Düsseldorf Komplementär B.V. / Peek & Cloppenburg KG, wettelijk vertegenwoordigd door Van Graaf Management GmbH (Prejudiciële verwijzing – Bescherming van de consument – Richtlijn 2005/29/EG – Oneerlijke handelspraktijken – Handelspraktijken die onder alle omstandigheden als oneerlijk worden beschouwd – Misleidende handelspraktijken – Punt 11 van bijlage I – Reclameactie – Gebruik van redactionele inhoud in de media om reclame te maken voor een product – Reclame waarvoor de handelaar heeft betaald – Begrip “betaling” – Bevordering van de verkoop van de producten van de adverteerder en van het mediabedrijf – “Advertorial”)
PB C 462 van 15.11.2021, p. 22–22
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
15.11.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 462/22 |
Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 2 september 2021 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesgerichtshof — Duitsland) — Peek & Cloppenburg KG, wettelijk vertegenwoordigd door Peek & Cloppenburg Düsseldorf Komplementär B.V. / Peek & Cloppenburg KG, wettelijk vertegenwoordigd door Van Graaf Management GmbH
(Zaak C-371/20) (1)
(Prejudiciële verwijzing - Bescherming van de consument - Richtlijn 2005/29/EG - Oneerlijke handelspraktijken - Handelspraktijken die onder alle omstandigheden als oneerlijk worden beschouwd - Misleidende handelspraktijken - Punt 11 van bijlage I - Reclameactie - Gebruik van redactionele inhoud in de media om reclame te maken voor een product - Reclame waarvoor de handelaar heeft betaald - Begrip “betaling” - Bevordering van de verkoop van de producten van de adverteerder en van het mediabedrijf - “Advertorial”)
(2021/C 462/22)
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Bundesgerichtshof
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Peek & Cloppenburg KG, wettelijk vertegenwoordigd door Peek & Cloppenburg Düsseldorf Komplementär B.V.
Verwerende partij: Peek & Cloppenburg KG, wettelijk vertegenwoordigd door Van Graaf Management GmbH
Dictum
Punt 11 van bijlage I bij richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van richtlijn 84/450/EEG van de Raad, richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad moet aldus worden uitgelegd dat een handelaar “betaalt” — in de zin van deze bepaling — voor reclame voor een product door de publicatie van redactionele inhoud, wanneer hij voor deze publicatie een tegenprestatie met een vermogenswaarde verricht, ongeacht of het gaat om de voldoening van een geldsom dan wel om een andere prestatie, voor zover er onmiskenbaar een verband bestaat tussen de door de betrokken handelaar verrichte betaling en die publicatie. Dat is onder meer het geval wanneer die handelaar kosteloos foto’s ter beschikking stelt waarop gebruiksrechten rusten en waarop zijn bedrijfsruimten alsook de door hem verkochte producten te zien zijn.