Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62021TN0243

Zaak T-243/21: Beroep ingesteld op 4 mei 2021 — Pšonka/Raad

PB C 263 van 5.7.2021, p. 27–28 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

5.7.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 263/27


Beroep ingesteld op 4 mei 2021 — Pšonka/Raad

(Zaak T-243/21)

(2021/C 263/36)

Procestaal: Tsjechisch

Partijen

Verzoekende partij: Viktor Pavlovyč Pšonka (Kiev, Oekraïne) (vertegenwoordiger: M. Mleziva, advocaat)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

nietigverklaring van besluit (GBVB) 2021/394 van de Raad van 4 maart 2021 tot wijziging van besluit 2014/119/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in het licht van de situatie in Oekraïne (1) en uitvoeringsverordening (EU) 2021/391 van de Raad van 4 maart 2021 tot uitvoering van verordening (EU) nr. 208/2014 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in het licht van de situatie in Oekraïne (2), voor zover dit besluit en deze verordening betrekking hebben op verzoeker;

verwijzing van de Raad van de Europese Unie in zijn eigen kosten en in de kosten van verzoeker.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij drie middelen aan.

1.

Eerste middel: schending van het recht van behoorlijk bestuur

verzoeker onderbouwt zijn beroep onder meer met het argument dat de Raad van de Europese Unie bij het bestreden besluit niet heeft gehandeld met de vereiste zorgvuldigheid, aangezien hij voor de vaststelling van het bestreden besluit geen rekening heeft gehouden met de stellingen van verzoeker noch met de door hem overgelegde bewijzen in zijn voordeel, maar hoofdzakelijk steunde op een beknopte samenvatting van het openbaar ministerie van Oekraïne en geen aanvullende gegevens heeft opgevraagd over het verloop van het onderzoek in Oekraïne.

2.

Tweede middel: schending van het eigendomsrecht van verzoeker

verzoeker stelt in dit verband dat de beperkingen die hem zijn opgelegd, onevenredig zijn en niet noodzakelijk en een schending vormen van de internationaalrechtelijke garanties van bescherming van zijn eigendomsrecht.

3.

Derde middel: schending van de grondrechten van verzoeker die zijn gewaarborgd door het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden

verzoeker stelt in dit verband dat het opleggen van de beperkingen een schending vormde van zijn recht op een eerlijk proces, het vermoeden van onschuld, het recht van verweer en ook van het recht op bescherming van privé-eigendom.


(1)  PB 2021, L 77, blz. 29.

(2)  PB 2021, L 77, blz. 2.


Top