Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52020IR4163

    Advies van het Europees Comité van de Regio’s over een nieuwe aanpak van de maritieme strategie voor het Atlantische gebied — Het Atlantisch actieplan 2.0 — Een geactualiseerd actieplan voor een duurzame, veerkrachtige en concurrerende blauwe economie in het Atlantische gebied van de Europese Unie

    COR 2020/04163

    PB C 175 van 7.5.2021, p. 1–5 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    7.5.2021   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 175/1


    Advies van het Europees Comité van de Regio’s over een nieuwe aanpak van de maritieme strategie voor het Atlantische gebied — Het Atlantisch actieplan 2.0 — Een geactualiseerd actieplan voor een duurzame, veerkrachtige en concurrerende blauwe economie in het Atlantische gebied van de Europese Unie

    (2021/C 175/01)

    Rapporteur:

    Paula FERNÁNDEZ VIAÑA (ES/RENEW), minister van Algemene Zaken, Interne Aangelegenheden, Justitie en Extern Beleid van de regio Cantabrië

    BELEIDSAANBEVELINGEN

    HET EUROPEES COMITÉ VAN DE REGIO’S

    Pijlers en doelstellingen van het Atlantisch actieplan

    1.

    wijst erop dat de Atlantische regio’s onder een tweeledige economische crisis lijden. Ze hebben niet alleen te maken met de COVID-19-pandemie, maar ook met de brexit, waarvan de gevolgen voor de visserij, het toerisme, de handel en het vervoer nog niet in cijfers zijn uit te drukken. De drastische vermindering van de mobiliteit treft met name de infrastructuur, de maritieme verbindingen, de logistieke ketens en de toerismesector.

    2.

    Het Comité van de Regio’s (CvdR) dringt er daarom op aan dat er voor de Atlantische kust- en maritieme regio’s specifieke maatregelen worden genomen om de effecten van de crisis af te zwakken en dat er rekening wordt gehouden met de resultaten van de brexitonderhandelingen en de mogelijke gevolgen daarvan voor de toekomst van de maritieme strategie en het bijbehorende actieplan voor het Atlantische gebied. In dit verband is het CvdR bezorgd over de mogelijke impact van de uittreding van het Verenigd Koninkrijk op het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB).

    3.

    Het wijst erop dat de Atlantische Oceaan als zodanig een rol speelt om de klimaatverandering af te zwakken en het hoofd te bieden en dat het zaak is om de werking van het ecosysteem van de oceanen te observeren, te onderzoeken en beter te leren begrijpen en om op onderzoeksgebied samen te werken.

    4.

    De doelstellingen en acties in het kader van de vier pijlers zijn van transversale aard. De verwezenlijking ervan zal afhangen van goede samenwerking tussen de verschillende diensten van de Commissie, de nationale beheersautoriteiten en de projectcoördinatoren. Het CvdR beschouwt de huidige pijlers als adequaat, maar vindt wel dat ze opnieuw moeten worden gedefinieerd omdat ze juist in het licht van de herziening van de Europese sectorale beleidsmaatregelen tekortschieten. De Atlantische strategie en de pijlers moeten goed op elkaar worden afgestemd.

    5.

    Het CvdR betreurt het dat zeer belangrijke activiteiten in het kader van de blauwe economie, zoals scheepsbouw en scheepvaart, yachting, de desbetreffende dienstverlening en ondersteunende industrie, en duurzame toeristische activiteiten met betrekking tot het mariene milieu, waaronder watersportactiviteiten, cruisetoerisme en veerboten, zijn uitgesloten van het Atlantisch Actieplan (AAP) en dat hierin geen eigen plek is ingeruimd voor de visserij, de schaal- en schelpdiervisserij en de aquacultuur.

    6.

    De levering van voedsel van mariene oorsprong is een prioriteit in de Europese Green Deal en zou dan ook in het actieplan als pijler moeten worden opgenomen. Daarnaast moet plaats worden ingeruimd voor de ontwikkeling van mariene ecosystemen en de mogelijkheden daarvan om meer koolstof op te slaan.

    7.

    De pijlers I en III betreffen mogelijke activiteitensectoren in de blauwe economie (havens en hernieuwbare energie). Dat alleen deze sectoren als pijlers van het AAP zijn aangemerkt, beperkt het toepassingsgebied ervan; het is immers niet mogelijk om andere — bestaande én nieuwe — actiegebieden die voor de Atlantische regio’s van bijzonder belang zijn, in het plan op te nemen.

    8.

    Het CvdR stelt dan ook voor om deze twee pijlers samen te brengen in één enkele pijler die “Activiteiten in de blauwe economie als motor voor de duurzame ontwikkeling van kustgebieden” zou kunnen worden genoemd, en om daarbinnen vijf doelstellingen te formuleren: Havens als katalysatoren voor het regionale ecosysteem van de blauwe economie; Havens als innovatiecentra om nieuwe technologische oplossingen toe te passen; Verbetering en aanpassing van activiteiten in gevestigde sectoren (visserij, vervoer en maritieme logistiek, enz.) aan de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling; Bevordering van activiteiten van opkomende blauwegroeisectoren, met name mariene hernieuwbare energie; Digitalisering van de activiteiten in de blauwe economie.

    9.

    Een ander belangrijk gebied is de connectiviteit van havens en hun verbindingen met het achterland. Het CvdR juicht het toe dat een van de pijlers van het AAP gewijd is aan de Atlantische havens. Het is van essentieel belang dat er een eind wordt gemaakt aan knelpunten op het spoor en op de aan- en afvoerwegen (“de laatste kilometer”), of die nu worden veroorzaakt door capaciteitsproblemen of door overslag. De Commissie merkt terecht op dat de havens fungeren als toegangspoorten voor de handel in het Atlantische gebied en als katalysatoren voor het bedrijfsleven, maar gaat eraan voorbij dat zij ook cruciaal zijn voor het creëren van welvaart en werkgelegenheid in het achterland dat zij bedienen.

    10.

    Het toepassingsgebied van de snelwegen op zee in het Atlantische gebied zou moeten worden verruimd om nieuwe verbindingen tussen havens in het uitgebreide TEN-T-netwerk mogelijk te maken. Of Europese havens in het algemeen en Atlantische havens in het bijzonder kunnen worden opgenomen in het TEN-T-netwerk moet afhangen van de vraag of zij voor de EU en haar regio’s van strategisch belang zijn. In dit verband zij erop gewezen dat de snelwegen op zee strategisch belangrijk zijn voor de verbinding van Ierland met het Europese vasteland in de post-brexit-context.

    11.

    Naar het oordeel van het CvdR zouden de Atlantische havens die voor de ondersteuning van het Europese vervoerssysteem van strategisch belang zijn en die momenteel buiten het TEN-T-kernnetwerk vallen, in dit kernnetwerk moeten worden opgenomen. Voorts pleit het CvdR voor het financieren van acties waarmee het mogelijk wordt om de snelwegen op zee verder te ontwikkelen en kortevaartdiensten te verbeteren als duurzame vervoersdiensten die de regionale integratie ten goede komen. Er moet in dit verband zowel geïnvesteerd worden in het havengebied als in de landverbindingen, m.i.v. de aan- en afvoerwegen (“de laatste kilometer”), en met name in de modernisering en verbetering van spoorlijnen, die essentieel zijn voor de totstandbrenging van een duurzaam vervoersnet en voor de samenhang van perifere gebieden.

    12.

    Het CvdR steunt de ontwikkeling van de “Atlantische ijzeren snelweg” en de spoor-havenverbindingen alsook belangrijke aan- en afvoerwegen (“de laatste kilometer”), zowel tussen bestaande infrastructuurvoorzieningen als tussen de TEN-T-corridors en andere lijnen in het Atlantische gebied.

    13.

    Hernieuwbare mariene energie is terecht een van de pijlers van het nieuwe AAP. De Atlantische regio’s beschikken op dit vlak over een enorm potentieel en praktische ervaring, en de ontwikkeling van mariene hernieuwbare energie in haar verschillende vormen is voor deze regio’s een prioriteit. Het CvdR vindt het daarom jammer dat belangrijke investeringen in de ontwikkeling van deze energie als gevolg van de huidige crisis zijn stopgezet.

    14.

    De strategie voor het Atlantische gebied moet prikkels bieden voor projecten op het vlak van mariene hernieuwbare energie in ruime zin, ook wat betreft het bevorderen van een concurrerende waardeketen en demonstratie en validering van nieuwe opkomende technologieën die bijdragen tot het plannen en coördineren van toekomstige energie-opwekkingsparken.

    15.

    Er bestaan al verschillende studies over energiebronnen zoals golfslag, stromingen en wind in het Atlantische gebied. Het CvdR stelt voor om met behulp van deze studies een kaart van potentiële energiebronnen op te stellen. Binnen de derde pijler moet er rekening mee worden gehouden dat het opwekken van hernieuwbare energie uit mariene bronnen of gebieden verenigbaar is met reeds bestaande activiteiten, zoals de visserij, de schaal- en schelpdierenvisserij en de aquacultuur, en moet ook oog zijn voor mariene ecosystemen en de biodiversiteit.

    16.

    Het CvdR hekelt het feit dat geen van de pijlers verwijst naar toerisme en cultureel erfgoed, zaken die toch een stempel op de identiteit van het Europese Atlantische gebied drukken en bijdragen aan de ontwikkeling van het imago van het Europese continent.

    Bevoegdheden inzake de bevordering van blauwe groei op EU-niveau en fondsenprogramma’s

    17.

    Het CvdR is van mening dat er voor de Atlantische strategie een specifiek economisch en begrotingsinstrument in het leven moet worden geroepen om de implementatie van de strategie en de ontwikkeling van de desbetreffende acties op aantrekkelijkere wijze te bevorderen. De integratie van de doelstellingen van de strategie en het AAP in het meerjarig financieel kader (MFK) is in het bijzonder van belang in het licht van het besluit van het Verenigd Koninkrijk om uit de EU te stappen.

    18.

    Het CvdR wijst er nog eens op dat het cohesiebeleid, via het EFRO en het ESF, in de afgelopen programmeringsperiode het belangrijkste investeringsinstrument van de EU is geweest. Voor het toekomstige succes van projecten in het kader van de Atlantische strategie is het van essentieel belang dat het cohesiebeleid samen met de financieringsmogelijkheden die via het EFMZVA en het Elfpo voorhanden zijn optimaal worden benut. De vereenvoudiging van de ESI-fondsen zal ertoe bijdragen dat er meer middelen beschikbaar komen voor lokale projecten.

    19.

    Het tijdschema voor het AAP is ontworpen om beheersautoriteiten van de lidstaten en kustgebieden te inspireren bij het opstellen van hun partnerschapsovereenkomsten en programma’s voor de periode 2021-2027. Vele van de in deze programma’s opgenomen acties in verband met het AAP zullen helpen om de klimaatdoelstellingen van de EU te verwezenlijken. Door de COVID-19-pandemie is er al vertraging opgelopen. Het CvdR benadrukt dat de Europese structuur- en investeringsfondsen en de nationale operationele programma’s aan het begin van de programmeringsperiode 2021-2027 beschikbaar en operationeel moeten zijn.

    20.

    De tenuitvoerlegging van het AAP zal in grote mate afhangen van investeringen met publieke en particuliere middelen. Bovendien moeten de vlaggenschipprojecten die voortvloeien uit de Atlantische strategie beter aansluiten op de programma's van de EU.

    21.

    In het licht van het groeiende aantal beschikbare financiële instrumenten wordt de Europese Commissie verzocht om eventueel samen met het Europees Comité van de Regio’s voorlichtingscampagnes voor lokale en regionale overheden te organiseren over goede praktijken bij de toegang tot en het gebruik van deze financiële instrumenten.

    De blauwe economie en het belang van gegevens voor de methodologische ontwikkeling ervan op lokaal en regionaal niveau

    22.

    De impact van de blauwe economie op regionaal en lokaal niveau is nog niet volledig geëvalueerd. Er moet namelijk eerst een indicatorensysteem op basis van betrouwbare gegevens worden ontwikkeld om de precieze impact van activiteiten die direct of indirect van de zee afhankelijk zijn te meten.

    23.

    In de blauwe economie is er ook uitgebreide ervaring met andere dan de hierboven genoemde activiteiten, zoals scheepsbouw en scheepsvervoer, de totstandbrenging van structuren voor de productie van mariene energie, en de ontwikkeling van biocomponenten op basis van natuurlijke mariene elementen.

    24.

    Gezien de complexiteit en de aanzienlijke hoeveelheid bestaande hulpbronnen zou het volgens het CvdR goed zijn om regionale specialisatiestrategieën voor de methodologische ontwikkeling van de blauwe economie op lokaal en regionaal niveau vast te stellen. Dit kan helpen om te bepalen welke acties het meest geschikt zijn.

    25.

    Het CvdR zou een inventarisatie van de activiteiten van de blauwe economie in de verschillende EU-regio’s kunnen maken om aldus een echte kaart van de ontwikkeling van de blauwe economie in de EU op te stellen. Deze kaart zou dan in het kader van de commissie NAT regelmatig door de specifieke actoren in elke regio moeten worden geactualiseerd, zodat geslaagde praktijken op dit gebied onder de aandacht kunnen worden gebracht.

    Multilevel governance in het Atlantische gebied

    26.

    Het CvdR kan zich vinden in de nieuwe beheersstructuur en het nieuwe monitoringkader en stelt voor dat er bij elke doelstelling specifieke routekaarten of mijlpalen worden opgenomen om de vermelde acties specifieker te maken.

    27.

    Een belangrijke bijdrage en ondersteuning wordt geboden door bij de ontwikkeling van de Atlantische strategie de Leader-aanpak toe te passen via de strategieën voor vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling (CLLD), gekoppeld aan de lokale actiegroepen (LAG’s) voor visserij. Dit specifieke instrument heeft betrekking op de kust en de desbetreffende economische en sociale actoren, die over de nodige ervaring en kennis beschikken.

    28.

    Het CvdR pleit met klem voor een doeltreffende multilevel governance, met inachtneming van het institutionele kader van elke lidstaat, en vindt dat de vernieuwde maritieme strategie de regio’s in staat moet stellen actief te participeren in het beheer van het Atlantische gebied.

    29.

    De agenda’s en doelstellingen van de vele processen en beleidsterreinen van de EU moeten op elkaar moeten worden afgestemd. Wat niet langer prioritair is in een agenda die op een bepaalde datum afloopt, wordt immers vaak een prioriteit in de agenda van een proces dat op een andere datum moet zijn afgerond. Dit governanceprobleem duidt op een gefragmenteerde structuur en laat zien dat de coördinatie tekortschiet en dat er een gebrek is aan correcte en actuele informatie.

    Samenwerking in het Atlantische gebied

    30.

    De door de Europese Commissie voorgestelde doelstellingen en acties van de vier pijlers van het AAP worden weliswaar onvoldoende geacht, maar de verwezenlijking ervan zal toch positieve effecten hebben en gunstig uitpakken voor niet-Atlantische regio’s. Het CvdR beveelt ten zeerste aan om uitgebreid met deze regio’s samen te werken.

    31.

    Het CvdR pleit voor nauwere grensoverschrijdende samenwerking over de zeegrenzen heen en binnen de regio’s door het oproepen tot grensoverschrijdende projecten eenvoudiger te maken en Interregprogramma’s en andere begrotingsinstrumenten kracht bij te zetten.

    32.

    Programma’s voor territoriale samenwerking waarbij regio’s van het Atlantische gebied betrokken zijn, hebben op slimme wijze bijgedragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het nieuwe AAP en zullen dat blijven doen. Er zou voor meer effect kunnen worden gezorgd als er een specifieke oproep bestaat voor steun aan grensoverschrijdende projecten binnen een specifiek begrotingskader voor de maritieme strategie voor het Atlantische gebied, met welomschreven doelstellingen die passen bij het plan en met eigen meetindicatoren die eenvoudig te beheren zijn.

    33.

    Ter wille van een betere samenwerking is het daarom enerzijds zaak om de kennis over de “ander” te verbeteren; in dit verband zou het zeer nuttig zijn om een overzicht van actoren, problemen en mogelijkheden op te stellen en dit onder de betrokkenen in elk land en/of elke regio te verspreiden. Anderzijds moeten er voor de verschillende sectoren van de blauwe economie actielijnen of technologielijnen worden vastgesteld naargelang van de concrete specialisatie van elke regio, waarbij wederzijdse samenwerking wordt bevorderd en er gezamenlijk wordt ingeschreven, zodat er niet moet worden geconcurreerd.

    34.

    Om de grensoverschrijdende samenwerking te verbeteren moeten er voorwaarden worden geschapen die synergieën bevorderen en het werken in multidisciplinaire en multiculturele teams aanmoedigt door belangen en agenda’s bij de wetenschappelijke prioriteiten en de beheers- en bestuursinstrumenten op elkaar af te stemmen, eerlijke samenwerking tussen teams uit verschillende regio’s te stimuleren, eenvoudige en doorlopende financieringsmechanismen in te stellen om acties binnen realistische termijnen te kunnen uitvoeren en brede maatschappelijke deelname aan die acties aan te moedigen, wat het succes ervan ten goede komt.

    35.

    Het bestaan van een groot aantal parallelle, maar onderling niet verbonden programma’s werkt verwarrend en resulteert waarschijnlijk in een inefficiënt gebruik van overheidsmiddelen. Harmonisatie van de overheidsfinanciering van onderzoek en innovatie is geboden om de samenhang en het effect van investeringen te maximaliseren en ervoor te zorgen dat onderzoekers hun tijd optimaal kunnen benutten. Het CvdR zou graag zien dat regionale, nationale en Europese maatregelen en steunregelingen worden gebundeld teneinde een veel grotere impact te bereiken dan die welke met verschillende, niet aan elkaar gekoppelde programma’s wordt bereikt en aldus effectief bij te dragen aan een goed presterende Europese onderzoeksruimte op het gebied van de blauwe economie.

    36.

    De samenwerking mag niet beperkt blijven tot maritieme en havenaangelegenheden, maar moet ook rekening houden met de interactie tussen zee en land en aandacht schenken aan de beperking van en aanpassing aan de klimaatverandering (circulaire economie, duurzame mobiliteit, mariene ecosystemen enz.).

    37.

    Het CvdR benadrukt het belang van samenwerking op basis van de respectieve strategieën voor slimme specialisatie (S3) van de regio’s en de ontwikkeling van vlaggenschipprojecten inzake slimme maritieme specialisatie in het Atlantische gebied.

    38.

    In het kader van het herstel van de COVID-19-crisis en de post-brexit-context is samenwerking in het Atlantische gebied extra noodzakelijk vanwege de te verwachten verslechtering van de sociaal-economische situatie en de gevolgen daarvan voor de werkgelegenheid en de blauwe groei, en vanwege de gevolgen van het vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie en het uiteindelijke bereik van de reserve voor de aanpassing aan de brexit.

    39.

    Het CvdR wil in dit verband vooruitkijken en meegeven dat de door de pandemie en de brexit veroorzaakte ontwrichting kan worden omgezet in een kans als onze sleutelsectoren hun technologische capaciteit moderniseren. Het is dan ook ingenomen met nieuwe instrumenten die een impuls kunnen geven aan nieuwe Europese waardeketens, op basis van de prioriteiten van de regionale strategieën voor slimme specialisatie.

    40.

    Rekening houdend met de conclusies van de Raad over de uitvoering van de macroregionale strategieën van de EU is het tijd om een macroregionale strategie voor het Atlantische gebied vast te stellen en te ontwikkelen, met een specifiek begrotings- en uitvoeringskader dat is afgestemd op de omstandigheden en mogelijkheden van het gebied.

    41.

    Het creëren van een Atlantische macroregio is de aangewezen manier om de samenwerking te verdiepen, maritieme uitdagingen samen met andere regionale uitdagingen aan te gaan, de coördinatie tussen de regio’s en de lidstaten te verbeteren en het gebruik van financiële middelen te rationaliseren.

    42.

    De macroregio moet zijn maritieme karakter aanvullen met het innovatiepotentieel dat samenhangt met de slimme-specialisatiegebieden die de Atlantische regio’s gemeen hebben, en moet de trans-Atlantische samenwerking stimuleren door ook de deelname van ultraperifere regio’s, derde landen en regio’s mogelijk te maken, uitgaande van het model van multilevel governance van de macroregio Alpen, waaraan door de regio’s rechtstreeks en actief wordt deelgenomen.

    Brussel, 19 maart 2021.

    De voorzitter van het Europees Comité van de Regio's

    Apostolos TZITZIKOSTAS


    Top