Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52019AP0380

    P8_TA(2019)0380 Europese Arbeidsautoriteit ***I Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 16 april 2019 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europese Arbeidsautoriteit (COM(2018)0131 — C8-0118/2018 — 2018/0064(COD)) P8_TC1-COD(2018)0064 Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 16 april 2019 met het oog op de vaststelling van Verordening (EU) 2019/… van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europese Arbeidsautoriteit, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 883/2004, (EU) nr. 492/2011 en (EU) 2016/589, en tot intrekking van Besluit (EU) 2016/344

    PB C 158 van 30.4.2021, p. 96–98 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    30.4.2021   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 158/96


    P8_TA(2019)0380

    Europese Arbeidsautoriteit ***I

    Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 16 april 2019 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europese Arbeidsautoriteit (COM(2018)0131 — C8-0118/2018 — 2018/0064(COD))

    (Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)

    (2021/C 158/29)

    Het Europees Parlement,

    gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2018)0131),

    gezien artikel 294, lid 2, artikel 46, artikel 48, artikel 53, lid 1, artikel 62 en artikel 91, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C8-0118/2018),

    gezien het advies van de Commissie juridische zaken inzake de voorgestelde rechtsgrond,

    gezien artikel 294, lid 3, en de artikelen 46 en 48 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    gezien het gemotiveerde advies dat in het kader van Protocol nr. 2 betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid is uitgebracht door de Zweedse Rijksdag, en waarin wordt gesteld dat het ontwerp van wetgevingshandeling niet strookt met het subsidiariteitsbeginsel,

    gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 20 september 2018 (1),

    gezien het advies van het Comité van de Regio's van 9 oktober 2018 (2),

    gezien het overeenkomstig artikel 69 septies, lid 4, van zijn Reglement door de bevoegde commissie goedgekeurde voorlopig akkoord en de door de vertegenwoordiger van de Raad bij brief van 21 februari 2019 gedane toezegging om het standpunt van het Europees Parlement overeenkomstig artikel 294, lid 4, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie goed te keuren,

    gezien de artikelen 59 en 39 van zijn Reglement,

    gezien het verslag van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken en de adviezen van de Begrotingscommissie, de Commissie vervoer en toerisme, de Commissie juridische zaken, de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken en de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A8-0391/2018),

    1.

    stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;

    2.

    hecht zijn goedkeuring aan de gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie die als bijlage bij onderhavige resolutie is gevoegd, en die in de L-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie zal worden bekendgemaakt in het nummer volgend op dat waarin de definitieve wetgevingshandeling wordt bekendgemaakt;

    3.

    verzoekt de Commissie om hernieuwde voorlegging aan het Parlement indien zij haar voorstel vervangt, ingrijpend wijzigt of voornemens is het ingrijpend te wijzigen;

    4.

    verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.

    (1)  PB C 440 van 6.12.2018, blz. 128.

    (2)  PB C 461 van 21.12.2018, blz. 16.


    P8_TC1-COD(2018)0064

    Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 16 april 2019 met het oog op de vaststelling van Verordening (EU) 2019/… van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europese Arbeidsautoriteit, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 883/2004, (EU) nr. 492/2011 en (EU) 2016/589, en tot intrekking van Besluit (EU) 2016/344

    (Aangezien het Parlement en de Raad tot overeenstemming zijn geraakt, komt het standpunt van het Parlement overeen met de definitieve rechtshandeling: Verordening (EU) 2019/1149.)


    BIJLAGE BIJ DE WETGEVINGSRESOLUTIE

    Gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie

    Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie stellen vast dat het proces voor de selectie van de plaats voor de zetel van de Europese Arbeidsautoriteit nog niet is afgesloten op het moment van de goedkeuring van de verordening tot oprichting van die Autoriteit.

    Herinnerend aan het engagement inzake loyale en transparante samenwerking en aan de Verdragen erkennen de drie instellingen de waarde van informatie-uitwisseling vanaf de eerste fasen van het proces inzake de selectie van de vestigingsplaats van de Europese Arbeidsautoriteit.

    Een dergelijke vroegtijdige uitwisseling van informatie zou het voor de drie instellingen gemakkelijker maken hun rechten overeenkomstig de Verdragen via de desbetreffende procedures uit te oefenen.

    Het Europees Parlement en de Raad nemen akte van het voornemen van de Commissie om passende stappen te ondernemen om ervoor te zorgen dat de oprichtingsverordening een bepaling omvat over de vestigingsplaats van de Europese Arbeidsautoriteit, en ervoor te zorgen dat de Europese Arbeidsautoriteit autonoom opereert overeenkomstig die verordening.


    Top