Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52020AE4256

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — EU-agenda en -actieplan inzake drugs voor 2021-2025 [COM(2020) 606 final]

    EESC 2020/04256

    PB C 56 van 16.2.2021, p. 47–52 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    16.2.2021   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 56/47


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — EU-agenda en -actieplan inzake drugs voor 2021-2025

    [COM(2020) 606 final]

    (2021/C 56/06)

    Algemeen rapporteur:

    Ákos TOPOLÁNSZKY

    Raadpleging

    Europese Commissie, 23.9.2020

    Rechtsgrondslag

    Artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

    Bevoegde afdeling

    Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Burgerschap

    Besluit van het bureau

    15.9.2020

    Goedkeuring door de voltallige vergadering

    3.12.2020

    Zitting nr.

    556

    Stemuitslag

    (voor/tegen/onthoudingen)

    246/1/3

    1.   Conclusies en aanbevelingen

    1.1.

    De aflopende EU-drugsstrategie heeft de rol en het belang van een evenwichtige en op feiten gebaseerde planning, monitoring en evaluatie van het drugsbeleid benadrukt en aangetoond.

    1.2.

    In het externe evaluatieverslag over de EU-drugsstrategie werd echter geconcludeerd dat de strategie haar doelstellingen ten aanzien van de terugdringing van vraag en aanbod slechts gedeeltelijk heeft bereikt, terwijl er aanzienlijke vooruitgang is geboekt op het gebied van internationale samenwerking en monitoring, evaluatie en onderzoek. In het verslag wordt gewezen op het onevenwichtig gebruik van de financiële middelen, met name ten nadele van maatregelen die gericht zijn op het terugdringen van de vraag.

    1.3.

    De evaluatie van het door de Europese Commissie opgerichte drugsforum van het maatschappelijk middenveld heeft aanzienlijke lacunes aan het licht gebracht in de uitvoering van de gezondheids- en sociale maatregelen op nationaal en lokaal niveau. In de meeste lidstaten ontbreken veel op feiten gebaseerde preventie- of schadebeperkende maatregelen volledig of hebben deze een beperkt bereik.

    1.4.

    Op 24 juli 2020 publiceerde de Europese Commissie haar nieuwe 2020-2025-strategie voor de veiligheidsunie, waarvan de drugsagenda een onderdeel is. Volgens het EESC is de agenda in zijn huidige vorm een duidelijke stap terug is en verlaat deze de op consensus gebaseerde, evenwichtige en op feiten gebaseerde aanpak van de drugsbestrijding tot nu toe, die positief is beoordeeld.

    1.5.

    Het EESC is ingenomen met het besluit dat de Horizontale Groep Drugs van de Europese Raad op 28 september heeft genomen en dat het Duitse voorzitterschap van de Raad oproept om het document van de Europese Commissie vóór december te herzien. Het EESC is er stellig van overtuigd dat de technische aanpak en het overheidsbeleid die de consensuele basis van de vorige drugsstrategie vormden in het kader van de tiende EU-drugsstrategie moeten worden voortgezet en verder uitgebreid.

    1.6.

    De EU moet de fundamentele waarden die in haar huidige strategie zijn uiteengezet, eerbiedigen en krachtig verdedigen en zich daarvoor in haar strategiedocument inzetten.

    1.7.

    Het EESC beveelt aan dat de nieuwe EU-drugsstrategie en het (de) actieplan(nen) de vraag- en schadebeperkende maatregelen aanzienlijk beter op elkaar afstemmen, zowel wat het aantal strategische maatregelen als wat de inzet van middelen betreft.

    1.8.

    Het is belangrijk dat de agenda de drugsproblematiek daadwerkelijk evenwichtig aanpakt, op een geïntegreerde en multidisciplinaire manier, binnen een kader dat gebaseerd is op de mensenrechten en internationale samenwerking, waarbij rekening wordt gehouden met de volksgezondheidsaspecten en de ontwikkeling van de wetenschappelijke kennis, en dat voorziet in een voortdurende evaluatie. De drugsstrategie van de EU moet de fundamentele rechten van drugsgebruikers op behandeling en zorg erkennen, net als voor elke andere categorie van ziekten.

    1.9.

    Volgens het EESC moet ook op dit gebied op langere termijn de samenhang van de rechtshandhavingspraktijken van de lidstaten worden verbeterd conform de harmonisatievoorschriften, aangezien momenteel de praktijken in de lidstaten zó uiteenlopen dat de mensenrechten er onloochenbaar door worden ondermijnd.

    1.10.

    De COVID-19-pandemie heeft aangetoond dat in het bijzonder kwetsbare groepen drugsgebruikers worden blootgesteld aan de negatieve gevolgen van de epidemiologische situatie, wat kan leiden tot een forse toename van de risico’s in verband met drugsgebruik.

    1.11.

    Er moeten zo snel mogelijk indicatoren worden vastgesteld om de effecten van aanbodbeperkende maatregelen en kwaliteitsnormen te beoordelen, op basis van het model dat al wordt gebruikt voor het beperken van de vraag.

    2.   Achtergrond

    2.1.

    Het eerste gezamenlijke actieplan van de Europese Unie op het gebied van drugsbestrijding is in 1990 opgesteld door het Europees Comité Drugsbestrijding (CELAD), dat is opgericht op initiatief van de Franse president François Mitterrand. Sinds 1995 heeft de Europese Commissie de taak op zich genomen om Europese drugsstrategieën vast te stellen. De meest recente drugsstrategie van de EU, die op 7 december 2012 door de Europese Raad is aangenomen voor een periode van zeven jaar (2013-2020), was gebaseerd op een “evenwichtige en geïntegreerde, op feiten gebaseerde aanpak”.- In deze periode zijn de verantwoordelijkheden en de kortetermijndoelen in twee actieplannen vastgelegd (2013-2016 en 2017-2020).

    2.2.

    Hoewel de EU-drugsstrategie niet juridisch bindend is, vertolkt zij het gemeenschappelijke politieke engagement en de gemeenschappelijke politieke aspiraties van de Unie en de lidstaten. Zij bepaalt het optreden van de Europese instellingen en agentschappen, beïnvloedt de beleidsaanpak van de lidstaten op dit gebied, stelt gemeenschappelijke richtsnoeren en prioriteiten vast en maakt het mogelijk om op het internationale toneel een eensgezind standpunt in te nemen. De EU heeft dit overtuigend aangetoond, bijvoorbeeld tijdens de speciale zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (UNGASS) in 2016 of tijdens de zitting van de VN-commissie voor verdovende middelen in 2019 (1).

    2.3.

    De EU-drugsstrategie heeft de rol en het belang van een evenwichtige en op feiten gebaseerde planning, monitoring en evaluatie van het drugsbeleid benadrukt en aangetoond.

    2.4.

    In het externe evaluatieverslag over de EU-drugsstrategie (2) werd echter geconcludeerd dat de strategie haar doelstellingen ten aanzien van de terugdringing van vraag en aanbod slechts gedeeltelijk heeft bereikt, terwijl er aanzienlijke vooruitgang is geboekt op het gebied van internationale samenwerking en monitoring, evaluatie en onderzoek In het verslag wordt gewezen op het onevenwichtig gebruik van de financiële middelen, met name ten nadele van maatregelen die gericht zijn op het terugdringen van de vraag. De conclusie luidde dat het met het oog op een efficiënter gebruik van de beperkte middelen noodzakelijk was om de actieprioriteiten te bepalen en de periode van uitvoering van de strategie, die momenteel acht jaar bedraagt, te verkorten.

    2.5.

    Het door de Europese Commissie opgerichte drugsforum van het maatschappelijk middenveld heeft, met steun van 169 maatschappelijke organisaties uit 32 landen, de uitvoering van de doelstellingen van het actieplan op nationaal en lokaal niveau onderzocht voor de periode 2017-2020 (3). Uit het verslag komen aanzienlijke lacunes naar voren in de uitvoering van de gezondheids- en sociale maatregelen op nationaal en lokaal niveau. In de meeste lidstaten ontbreken veel op feiten gebaseerde preventie- of schadebeperkende maatregelen volledig of hebben deze een beperkt bereik. Dit is voornamelijk een gevolg van ontoereikende financiering en een gebrek aan politiek draagvlak.

    2.6.

    De strategie heeft voor het eerst een gemeenschappelijk interpretatief kader voor vraagbeperkende maatregelen gecreëerd, bestaande uit “een reeks van even belangrijke en elkaar versterkende maatregelen, waaronder preventie (omgevingsgerichte, universele, selectieve en geïndiceerde preventie), vroegtijdige opsporing en interventie, risico- en schadebeperking, behandeling, rehabilitatie en sociale integratie, waaronder herstel”.

    2.7.

    Het actieplan van de strategie en de laatste evaluatie ervan benadrukken de noodzaak van wetenschappelijk onderbouwde monitoring van aanbodbeperkende maatregelen en het gebruik van alternatieve straffen voor drugsgebruikers, maar ook de rol van het maatschappelijk middenveld bij de ontwikkeling, uitvoering, monitoring en evaluatie van strategieën, zowel op Europees als op nationaal niveau.

    3.   De Mededeling van de Europese Commissie

    3.1.

    Op 24 juli 2020 heeft de Europese Commissie haar nieuwe strategie voor de veiligheidsunie voor 2020-2025 gepubliceerd, die drie onderdelen omvat: de strategie tegen seksueel misbruik van kinderen, de drugsagenda (hierna “de agenda” genoemd) en de strategie tegen illegale wapenhandel. De inleiding van de agenda wijst uitdrukkelijk op de noodzaak van een paradigmaverschuiving in het Europese drugsbeleid, waarvan de aanbodbeperkende maatregelen meer gewicht moeten krijgen en moeten worden uitgebreid. Van de drie pijlers van de agenda (veiligheidsbeleid, preventie en schadebeperking) krijgt de eerste pijler de meeste aandacht.

    3.2.

    De bijlage bij het programma bevat het ontwerp-actieplan inzake drugs. Zesentwintig van de daarin opgenomen acties vallen onder de pijler “beperking van het aanbod”, terwijl slechts vijf onder de pijler “preventie” vallen en dertien onder de pijler “schadebeperking”. Deze laatste pijler omvat echter vier acties waarvan de indeling hier twijfelachtig is: (acties 40 en 41: gedrag onder invloed; actie 42: alternatieven voor repressieve bestraffing, en actie 43: uitwisseling van gegevens over criminaliteitsdeskundigheid). Over het geheel genomen is de indeling van het actieplan dus zeer onevenwichtig, ten gunste van de pijler “beperking van het aanbod”.

    3.3.

    Volgens het EESC is deze agenda een duidelijke stap terug en verlaat deze de op consensus gebaseerde, evenwichtige en op feiten gebaseerde aanpak van de drugsbestrijding tot nu toe, die positief is beoordeeld.

    3.4.

    Tijdens de vergadering van de Horizontale Groep Drugs van de Europese Raad van 28 september hebben ook de meeste lidstaten de agenda sterk bekritiseerd. Zij hadden kritiek op de omstandigheden waaronder het is opgesteld, de strekking en de inhoud ervan, en hebben daarom besloten dat het Duitse voorzitterschap van de Raad het door de Europese Commissie opgestelde document vóór december zou herzien.

    3.5.

    Het adviesorgaan van het maatschappelijk middenveld van de Europese Commissie (het Drugsforum van het maatschappelijk middenveld) bekritiseerde tal van aspecten van de agenda en vond hem onaanvaardbaar.

    a)

    Wat de redactie ervan betreft konden de actoren van het maatschappelijk middenveld en de lidstaten pas na de publicatie van de agenda kennis nemen van de conclusies van de externe evaluatie en dus ook geen voorlopig advies over de ontwerpagenda geven.

    b)

    De agenda weerspiegelt niet de door de actoren van het maatschappelijk middenveld voorgestelde prioriteiten, maar vermindert eens te meer het aandeel van gezondheids- en sociale maatregelen in een drugsbeleid dat al onevenredig veel belang hecht aan maatregelen om het aanbod terug te dringen.

    c)

    Het kader en de taal van de agenda, die beide op veiligheid zijn gericht, zetten een achterhaalde en stigmatiserende aanpak alleen maar kracht bij.

    d)

    Het gebrek aan evenwicht in de voorkeursbenadering in het actieplan en de verwachte gevolgen daarvan voor de toewijzing van de middelen zijn zorgwekkend, evenals het gebrek aan meetbare indicatoren en de gevolgen daarvan voor de verantwoordingsplicht.

    3.6.

    De opinievormende maatschappelijke organisaties op dit gebied hebben de algemene strekking en de details van het project unaniem bekritiseerd en hebben opgeroepen tot een grondige herziening ervan.

    4.   Beleidsoverwegingen

    4.1.

    Het EESC is er stellig van overtuigd dat de technische aanpak en het overheidsbeleid die de consensuele basis van de vorige drugsstrategie vormden in het kader van de tiende EU-drugsstrategie moeten worden voortgezet en verder uitgebreid. Het is dan ook ingenomen met de toezegging van de Europese Raad om een evenwichtige, geïntegreerde en empirisch onderbouwde Europese drugsstrategie uit te stippelen. Het verzoekt de Duitse regering, die het voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie bekleedt, bij de voorbereiding van de strategie rekening te houden met de volgende aspecten.

    4.2.

    Het EESC beveelt aan de taal die in het programma wordt gebruikt; en ook de professionele en wetenschappelijke terminologie, te handhaven en de tot nu toe gevolgde strategische aanpak verder uit te werken. Daarbij is het zaak deze af te stemmen op administratief gebruik en ervoor te zorgen dat de uitvoering voortdurend kan worden gemonitord en kritisch kan worden geëvalueerd.

    4.3.

    De EU moet de fundamentele waarden (4) die in haar huidige strategie (5) zijn uiteengezet, eerbiedigen en krachtig verdedigen en zich daarvoor in haar strategiedocument inzetten.

    4.4.

    Het Comité stelt voor om in het goed te keuren document expliciet te verwijzen naar en voort te bouwen op de internationale verdragen en beleidsaanbevelingen die ten grondslag liggen aan de materiële en juridische geldigheid ervan (6). De besluitvormingsorganen van de EU zouden ervoor moeten zorgen dat de EU een voortrekkersrol blijft spelen en het goede voorbeeld blijft geven in de internationale fora voor drugsbeleid.

    4.5.

    De nieuwe agenda zou dezelfde kernelementen als de vorige strategie moeten bevatten en op basis van de nieuwste wetenschappelijke bevindingen het kader voor preventie, behandeling, schadebeperking, therapeutische regelingen en herstel verder moeten uitwerken.

    4.6.

    Bij de evaluatie van de vorige drugsstrategie en het vorige drugsactieplan is gebleken dat er in het drugsbeleid onevenredig veel prioriteit wordt gegeven en veel middelen worden toegewezen aan strafrechtelijke maatregelen. Gezondheidsmaatregelen en sociaal getinte maatregelen vormen slechts een fractie van de pogingen van de lidstaten om het aanbod te verkleinen. Hierdoor hebben in een aantal landen de betrokken diensten hun werkzaamheden tijdelijk moeten staken of konden zij slechts op een zeer laag pitje actief zijn, met soms ernstige gevolgen in de vorm van meer doden en zieken. Het EESC beveelt aan dat de nieuwe EU-drugsstrategie en het (de) actieplan(nen) in het kader van het drugsbeleid het aandeel van de vraagbeperkende maatregelen aanzienlijk verbeteren, zowel wat het aantal strategische maatregelen als wat de inzet van middelen betreft Hopelijk zal de Commissie haar uiterste beste doen om ervoor te zorgen dat de lidstaten de dekking en kwaliteit aanzienlijk vergroten.

    4.7.

    Ook het mandaat en de instrumenten van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EWDD) moeten worden versterkt en wetenschappelijke conclusies moeten rechtstreeks van invloed zijn op de besluitvorming.

    4.8.

    Het is belangrijk dat de agenda de drugsproblematiek daadwerkelijk evenwichtig aanpakt, op een geïntegreerde en multidisciplinaire manier, binnen een kader dat gebaseerd is op de mensenrechten en internationale samenwerking, waarbij rekening wordt gehouden met de volksgezondheidsaspecten en de ontwikkeling van de wetenschappelijke kennis, en dat voorziet in een voortdurende evaluatie.

    4.9.

    Aangezien drugsgebruik een complex biopsychosociaal fenomeen is, kunnen incorrecte maatregelen ter bestrijding hiervan, zoals de eenzijdige criminalisering van drugsgebruikers, aanzienlijke schade opleveren voor de volksgezondheid en de samenleving en daardoor de maatschappelijke veiligheidsproblemen juist verergeren in plaats van ze op te lossen. Daarom zou de Europese Raad:

    a)

    moeten vasthouden aan zijn eerdere aanpak en het drugsprogramma uit het pakket Veiligheidsunie moeten halen,

    b)

    ervoor moeten zorgen dat de verschijnselen die verband houden met de verschillende facetten van het probleem elk op een specifieke manier worden aangepakt,

    c)

    hierbij een multidisciplinaire aanpak moeten volgen,

    d)

    en alleen als laatste redmiddel moeten overgaan tot sancties en repressie, als kan worden aangetoond dat andere maatregelen niet het gewenste resultaat opleveren.

    4.10.

    In de afgelopen decennia zijn de monitoring en evaluatie van maatregelen om de vraag en de risico’s terug te dringen aanzienlijk verbeterd. Met het oog op een empirisch onderbouwd drugsbeleid beveelt het EESC aan om:

    a)

    ervoor te zorgen dat de nieuwe drugsstrategie en het nieuwe drugsactieplan krachtig inzetten op veel breder en beter werkende en sociale en gezondheidsdiensten voor drugsgebruikers, waarbij de reeds in het vorige actieplan gebruikte indicatoren nog eens tegen het licht worden gehouden;

    b)

    samen met het EWDD en het drugsforum van het maatschappelijk middenveld één systeem te ontwikkelen waarmee de ontwikkeling van de dekking en de kwaliteit van de maatregelen van het EU-actieplan inzake drugsbeleid in de verschillende lidstaten permanent gevolgd en geëvalueerd kan worden;

    c)

    zo spoedig mogelijk, op basis van het al bestaande model om de vraag terug te dringen, indicatoren vast te stellen voor de beoordeling van de effecten van aanbodbeperkende maatregelen en kwaliteitsnormen te formuleren. Hoewel dit soort maatregelen een direct en ernstig effect kunnen hebben op de individuele levensomstandigheden en vrijheden van de betrokken personen, worden zij namelijk maar zelden aan een empirisch onderbouwde beoordeling onderworpen;

    d)

    het mandaat van het EWDD te verruimen tot het beoordelen van het effect van het drugsbeleid op de mensenrechten, zodat het bijvoorbeeld de negatieve effecten van criminalisering en institutionele discriminatie op drugsgebruikers die tot kwetsbare groepen behoren in kaart kan brengen.

    4.11.

    Ook op dit gebied moet op de langere termijn de samenhang van de rechtshandhavingspraktijken van de lidstaten worden verbeterd conform de harmonisatievoorschriften, aangezien momenteel de praktijken in de lidstaten zó uiteenlopen dat de mensenrechten er onloochenbaar door worden ondermijnd (7).

    4.12.

    De Europese Unie zou daarom moeten nagaan hoe zij de lidstaten ertoe kan aanzetten om hun drugsbeleid in de toekomst veel meer op dezelfde leest te schoeien, en niet alleen door middel van beleidsaanbevelingen.

    4.13.

    Het is ook belangrijk dat innovatieve, op wetenschappelijke bevindingen gebaseerde maatregelen worden erkend, gewaarborgd en ondersteund in de strategische programma’s van de EU en haar lidstaten.

    4.14.

    Aangezien de sociale realiteit is dat legale verslavingen (zoals alcohol, roken en de meeste gedragsverslavingen) en illegale verslavingen een interpersoonlijk systeem vormen binnen gezinnen en gemeenschappen, doen de EU en haar lidstaten er goed aan om deze risico’s niet langer los van elkaar, maar juist als in elkaar grijpende onderdelen van één systeem te beoordelen en aan te pakken, en zouden zij daarom in toenemende mate gemeenschappelijke maatregelen moeten voorstellen.

    4.15.

    De stelregel “primum nil nocere” (“in ieder geval geen kwaad doen”) indachtig zijn een openhartige en vastberaden evaluatie en discussie nodig om de negatieve gevolgen van beleid en regelgeving, de gevolgen van sociale stigmatisering en ongerechtvaardigde criminalisering, sociale uitsluiting en een moeizame toegang tot behandelingen te kunnen aanpakken. Het EESC beveelt aan om ook rekening te houden met de inhoudelijke beoordeling van het Gemeenschappelijk Standpunt dat in 2019 door 32 VN-agentschappen is aangenomen (8).

    4.16.

    De drugsstrategie van de EU moet de fundamentele rechten van drugsgebruikers op behandeling en zorg erkennen, net als voor elke andere categorie van ziekten.

    4.17.

    De toewijzing van begrotingsmiddelen van de lidstaten moet worden beoordeeld op basis van de beschikbaarheid en capaciteit van erkende en aanbevolen diensten op dit gebied.

    4.18.

    Een grotere professionele inbreng van het maatschappelijk middenveld is essentieel voor de toepassing van de grondbeginselen. Het drugsforum van het maatschappelijk middenveld moet daarom een sterker Europees mandaat krijgen, en de participatie van professionals uit het maatschappelijk middenveld van de lidstaten moet worden opgevoerd. Daartoe is het zaak om regelmatig de open houding van de lidstaten en hun bereidheid om samen te werken te beoordelen, alsook hun praktijk om beroepsorganisaties bij de besluitvorming te betrekken.

    4.19.

    Maatregelen om het aanbod te beperken zijn belangrijk, maar moeten wel altijd worden afgestemd op maatregelen om de vraag terug te dringen. Hoewel doeltreffende rechtshandhavings- en gerechtelijke instrumenten essentieel zijn om de illegale drugshandel aan te pakken, is de afgelopen decennia duidelijk gebleken dat eenzijdige criminalisering slecht is voor de gezondheid van mensen en gemeenschappen en voor de sociale integratie van drugsgebruikers.

    4.20.

    De COVID-19-pandemie heeft aangetoond dat in het bijzonder kwetsbare groepen drugsgebruikers worden blootgesteld aan de negatieve gevolgen van de epidemiologische situatie, wat kan leiden tot een forse toename van de risico’s in verband met drugsgebruik (minder goede toegang tot behandelingen, meer risico nemen bij de aankoop van drugs, er worden risicovollere drugs gekocht, meer criminalisering en stigmatisering, negatieve gevolgen voor de volksgezondheid, nog minder basismiddelen van bestaan enz.). Als gevolg van de pandemie zijn diensten in veel landen de enige schakel tussen deze groepen en het behandelcircuit, en zij zouden weleens het meest te lijden kunnen hebben onder de situatie en zich genoodzaakt kunnen zien om hun capaciteit terug te schroeven.

    Brussel, 3 december 2020.

    De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Christa SCHWENG


    (1)  Verklaring van de EU tijdens de 62e zitting van de Commissie Verdovende Middelen, Wenen, 14-22 maart 2019. “De Europese Unie en haar lidstaten steunen krachtig de concrete uitvoering van het slotdocument van de bijzondere zitting van de Algemene Vergadering van de VN (UNGASS) ten gunste van een werkelijk evenwichtig internationaal drugsbeleid dat meer nadruk legt op preventie, volksgezondheid en mensenrechten, teneinde onze gemeenschappelijke inzet voor een doeltreffende aanpak van de drugsproblematiek wereldwijd te bespoedigen. […] de vraag naar drugs in al zijn aspecten aanpakken: preventie, schade- en risicovermindering, behandeling, alsook sociale integratie en rehabilitatie.”.

    (2)  SWD(2020) 150.

    (3)  https://drogriporter.hu/wp-content/uploads/2018/12/2018_CSF-report_final.pdf

    (4)  …“is in de allereerste plaats gebaseerd op de fundamentele beginselen van het Unierecht en huldigt in alle opzichten de fundamentele waarden van de Unie: eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, solidariteit, rechtsstatelijkheid en de mensenrechten. Doel is het welzijn van de maatschappij en van het individu te beschermen en te verbeteren, de volksgezondheid te beschermen, het grote publiek een hoge graad van veiligheid te bieden, en een evenwichtige, geïntegreerde en empirisch onderbouwde aanpak van het drugsfenomeen te bewerkstelligen.”.

    (5)  https://www.consilium.europa.eu/media/30727/drugs-strategy-2013_content.pdf

    (6)  https://www.unodc.org/documents/postungass2016//outcome/V1603301-E.pdf

    https://www.unodc.org/documents/ungass2016/Contributions/IO/EU_COMMON_POSITION_ON_UNGASS.pdf

    (7)  Eenzelfde soort gedrag zal in sommige landen leiden tot strafrechtelijke vervolging en rigoureuze rechtshandhaving en in andere tot gezondheidszorg en sociale zorg, een verschil in behandeling dat louter en alleen afhangt van de nationaliteit of de verblijfplaats van de drugsgebruiker. Ook wordt de verlening van bepaalde diensten in sommige lidstaten beschouwd als een grondrecht, terwijl andere lidstaten zich daar niet in kunnen vinden.

    (8)  CEB/2018/2, blz. 12-14.


    Top