Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52020AR3318

    Advies van het Europees Comité van de Regio’s over het React-EU-pakket

    COR 2020/03318

    PB C 440 van 18.12.2020, p. 191–212 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    18.12.2020   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 440/191


    Advies van het Europees Comité van de Regio’s over het React-EU-pakket

    (2020/C 440/26)

    Algemeen rapporteur:

    Mieczyslaw STRUK (PL/EVP), voorzitter van het provinciebestuur van Pommeren

    Referentiedocumenten:

    COM(2020) 451 final

    COM(2020) 450 final

    COM(2020) 452 final

    COM(2020) 447 final

    I.   AANBEVELINGEN VOOR WIJZIGINGEN

    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1303/2013 wat betreft uitzonderlijke extra middelen en uitvoeringsregelingen in het kader van de doelstelling “investeren in groei en werkgelegenheid” om bijstand te verlenen ter bevordering van het crisisherstel in de context van de COVID-19-pandemie en ter voorbereiding van een groen, digitaal en veerkrachtig herstel van de economie (REACT-EU)

    COM(2020) 451 final

    Wijzigingsvoorstel 1

    COM(2020) 451 final — deel 1

    Titel van het voorstel

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1303/2013 wat betreft uitzonderlijke extra middelen en uitvoeringsregelingen in het kader van de doelstelling “investeren in groei en werkgelegenheid” om bijstand te verlenen ter bevordering van het crisisherstel in de context van de COVID-19-pandemie en ter voorbereiding van een groen, digitaal en veerkrachtig herstel van de economie (REACT-EU)

    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1303/2013 wat betreft uitzonderlijke extra middelen en uitvoeringsregelingen in het kader van de doelstelling “investeren in groei en werkgelegenheid” en de doelstelling “Europese territoriale samenwerking” om bijstand te verlenen ter bevordering van het crisisherstel in de context van de COVID-19-pandemie en ter voorbereiding van een groen, digitaal en veerkrachtig herstel van de economie (REACT-EU)

    Motivering

    De COVID-19-pandemie en de eenzijdige sluiting van de landsgrenzen van een aantal lidstaten hebben aanzienlijke schade aan grensgebieden toegebracht die naar behoren moet worden aangepakt.

    Wijzigingsvoorstel 2

    COM(2020) 451 final — deel 1

    Overweging 1

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    De lidstaten zijn op ongekende wijze getroffen door de crisis als gevolg van de COVID-19-pandemie. De crisis belemmert de groei in de lidstaten, waardoor de ernstige liquiditeitstekorten toenemen als gevolg van de plotse en aanzienlijke stijging van de noodzakelijke overheidsinvesteringen in de gezondheidsstelsels en andere sectoren van de economie. Dit heeft geleid tot een uitzonderlijke situatie waarvoor specifieke maatregelen nodig zijn.

    De lidstaten zijn op ongekende wijze getroffen door de crisis als gevolg van de COVID-19-pandemie. De crisis heeft het armoederisico vergroot en de sociale kloof in de EU verdiept en belemmert de groei in de lidstaten, waardoor de ernstige liquiditeitstekorten toenemen als gevolg van de plotse en aanzienlijke stijging van de noodzakelijke overheidsinvesteringen in de gezondheidsstelsels en andere sectoren van de economie. Dit heeft geleid tot een uitzonderlijke situatie waarvoor specifieke maatregelen nodig zijn.

    Wijzigingsvoorstel 3

    COM(2020) 451 final — deel 1

    Overweging 4

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Overeenkomstig Verordening [Europees herstelinstrument] en binnen de grenzen van de daarin toegewezen middelen, moeten herstel- en weerbaarheidsmaatregelen in het kader van de Europese structuur- en investeringsfondsen worden uitgevoerd om de ongekende gevolgen van de COVID-19-crisis aan te pakken. Deze extra middelen moeten worden gebruikt om de naleving van de in Verordening [ERI] vastgestelde termijnen te waarborgen. Bovendien moeten extra middelen voor economische, sociale en territoriale samenhang beschikbaar worden gesteld via een herziening van het meerjarig financieel kader voor 2014-2020.

    Overeenkomstig Verordening [Europees herstelinstrument] en binnen de grenzen van de daarin toegewezen middelen, moeten herstel- en weerbaarheidsmaatregelen in het kader van de Europese structuur- en investeringsfondsen worden uitgevoerd om de ongekende gevolgen van de COVID-19-crisis aan te pakken. Bovendien moeten extra middelen voor economische, sociale en territoriale samenhang beschikbaar worden gesteld via een herziening van het meerjarig financieel kader voor 2014-2020.

    Motivering

    Er moet meer flexibiliteit worden geboden.

    Wijzigingsvoorstel 4

    COM(2020) 451 final — deel 1

    Overweging 5

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Er moet een uitzonderlijk extra bedrag van 58 272 800 000  EUR (in lopende prijzen) voor budgettaire vastlegging uit de structuurfondsen in het kader van de doelstelling “investeren in groei en werkgelegenheid” voor de jaren 2020, 2021 en 2022 beschikbaar worden gesteld ter ondersteuning van de meest getroffen lidstaten en regio’s bij het crisisherstel in de context van de COVID-19-pandemie of bij de voorbereiding van een groen, digitaal en veerkrachtig herstel van de economie, zodat via de bestaande operationele programma’s snel middelen ten behoeve van de reële economie kunnen worden ingezet. De middelen voor 2020 vloeien voort uit een verhoging van de beschikbare middelen voor economische, sociale en territoriale samenhang in het meerjarig financieel kader voor 2014-2020, terwijl de middelen voor 2021 en 2022 afkomstig zijn uit het herstelinstrument van de Europese Unie. Een deel van de extra middelen moet worden toegewezen voor technische bijstand op initiatief van de Commissie. De Commissie moet de uitsplitsing van de resterende extra middelen voor elke lidstaat vaststellen op basis van een toewijzingsmethode die gebaseerd is op de meest recente beschikbare objectieve statistische gegevens over de relatieve welvaart van de lidstaten en de omvang van de gevolgen van de huidige crisis voor hun economieën en samenlevingen. De toewijzingsmethode moet in een specifiek extra bedrag voor de ultraperifere regio’s voorzien vanwege de specifieke kwetsbaarheid van hun economieën en samenlevingen. Om recht te doen aan het evoluerende karakter van de gevolgen van de crisis, moet de uitsplitsing in 2021 op basis van dezelfde toewijzingsmethode en aan de hand van de meest recente statistische gegevens die tegen 19 oktober 2021 beschikbaar zijn, worden herzien met het oog op de verdeling van de tranche van de extra middelen voor 2022.

    Er moet een uitzonderlijk extra bedrag van 58 272 800 000  EUR (in lopende prijzen) voor budgettaire vastlegging uit de structuurfondsen in het kader van de doelstelling “investeren in groei en werkgelegenheid” en de doelstelling “Europese territoriale samenwerking” voor de jaren 2020, 2021 en 2022 en, wanneer dit door een managementautoriteit wordt gevraagd en door een lidstaat wordt gerechtvaardigd, ook voor de jaren 2023 en 2024 beschikbaar worden gesteld ter ondersteuning van de meest getroffen lidstaten en regio’s bij het crisisherstel in de context van de COVID-19-pandemie of bij de voorbereiding van een groen, digitaal en veerkrachtig herstel van de economie, zodat via de bestaande operationele programma’s snel middelen ten behoeve van de reële economie kunnen worden ingezet. De middelen voor 2020 vloeien voort uit een verhoging van de beschikbare middelen voor economische, sociale en territoriale samenhang in het meerjarig financieel kader voor 2014-2020, terwijl de middelen voor 2021 en 2022 , en in voorkomend geval voor 2023 en 2024, afkomstig zijn uit het herstelinstrument van de Europese Unie. Een deel van de extra middelen moet worden toegewezen voor technische bijstand op initiatief van de Commissie. De Commissie moet de uitsplitsing van de resterende extra middelen voor elke lidstaat vaststellen op basis van een toewijzingsmethode die gebaseerd is op de meest recente beschikbare objectieve statistische gegevens over de relatieve welvaart van de lidstaten en de omvang van de gevolgen van de huidige crisis voor hun economieën en samenlevingen. De toewijzingsmethode moet in een specifiek extra bedrag voor de ultraperifere regio’s voorzien vanwege de specifieke kwetsbaarheid van hun economieën en samenlevingen. Om recht te doen aan het evoluerende karakter van de gevolgen van de crisis, moet de uitsplitsing in 2021 op basis van dezelfde toewijzingsmethode en aan de hand van de meest recente statistische gegevens die tegen 19 oktober 2021 beschikbaar zijn, worden herzien met het oog op de verdeling van de tranche van de extra middelen voor 2022 en in voorkomend geval 2023 en 2024 .

    Motivering

    Managementautoriteiten zullen meer tijd en flexibiliteit nodig hebben om een nieuw programma van deze omvang uit te voeren.

    Wijzigingsvoorstel 5

    COM(2020) 451 final — deel 1

    Overweging 7

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Om de lidstaten maximale flexibiliteit te bieden bij het crisisherstel in de context van de COVID-19-pandemie of bij de voorbereiding van een groen, digitaal en veerkrachtig herstel van de economie, moeten de toewijzingen door de Commissie op het niveau van de lidstaten worden vastgesteld. Voorts moet worden voorzien in de mogelijkheid om extra middelen te gebruiken ter ondersteuning van de meest hulpbehoevenden. Daarnaast moeten plafonds worden vastgesteld met betrekking tot de toewijzing voor technische bijstand op initiatief van de lidstaten, terwijl tegelijkertijd maximale flexibiliteit aan de lidstaten moet worden verleend voor de toewijzing ervan in het kader van door het EFRO of het ESF ondersteunde operationele programma’s. Verduidelijkt moet worden dat het ESF-minimumpercentage voor de extra middelen niet in acht hoeft te worden genomen. Rekening houdend met de verwachte snelle besteding van de extra middelen, mogen de aan die extra middelen gekoppelde vastleggingen pas bij de afsluiting van de operationele programma’s worden vrijgemaakt.

    Om de lidstaten maximale flexibiliteit te bieden bij het crisisherstel in de context van de COVID-19-pandemie of bij de voorbereiding van een groen, digitaal en veerkrachtig herstel van de economie, moeten de toewijzingen door de Commissie op het niveau van de lidstaten worden vastgesteld. Regionale en lokale overheden moeten echter nauw worden betrokken bij de voorbereiding en uitvoering van projecten met een sterke multilevel governanceaanpak. Voorts moet worden voorzien in de mogelijkheid om extra middelen te gebruiken ter ondersteuning van de meest hulpbehoevenden. Daarnaast moeten plafonds worden vastgesteld met betrekking tot de toewijzing voor technische bijstand op initiatief van de lidstaten, terwijl tegelijkertijd maximale flexibiliteit aan de lidstaten moet worden verleend voor de toewijzing ervan in het kader van door het EFRO of het ESF ondersteunde operationele programma’s. Rekening houdend met de verwachte snelle besteding van de extra middelen, mogen de aan die extra middelen gekoppelde vastleggingen pas bij de afsluiting van de operationele programma’s worden vrijgemaakt.

    Motivering

    Het ESF mag niet worden verzwakt.

    Wijzigingsvoorstel 6

    COM(2020) 451 final — deel 1

    Overweging 14

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Om de lidstaten in staat te stellen de extra middelen voor crisisherstel in de context van de COVID-19-pandemie en de voorbereiding van een groen, digitaal en veerkrachtig herstel van de economie snel in het kader van de huidige programmeringsperiode te gebruiken, is het gerechtvaardigd de lidstaten bij wijze van uitzondering vrij te stellen van de verplichting te voldoen aan de ex-antevoorwaarden en de vereisten inzake de prestatiereserve en de toepassing van het prestatiekader, inzake thematische concentratie — ook met betrekking tot de voor het EFRO vastgestelde drempels voor duurzame stedelijke ontwikkeling — en inzake de voorbereiding van een communicatiestrategie voor de extra middelen. De lidstaten moeten desalniettemin uiterlijk 31 december 2024 ten minste één evaluatie uitvoeren om de doeltreffendheid, de efficiëntie en het effect van de extra middelen te beoordelen, evenals de wijze waarop ze hebben bijgedragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de nieuwe specifieke thematische doelstelling. Om de beschikbaarheid van vergelijkbare informatie op het niveau van de Unie te vergemakkelijken, worden de lidstaten aangemoedigd gebruik te maken van de door de Commissie ter beschikking gestelde programmaspecifieke indicatoren. Bij het uitvoeren van hun verantwoordelijkheden met betrekking tot voorlichting, communicatie en zichtbaarheid moeten de lidstaten en de managementautoriteiten bovendien de zichtbaarheid van de door de Unie geïntroduceerde uitzonderlijke maatregelen en middelen vergroten, met name door ervoor te zorgen dat potentiële begunstigden, begunstigden, deelnemers, eindontvangers van financiële instrumenten en het grote publiek zich bewust zijn van het bestaan, het volume en de aanvullende steun van de extra middelen.

    Om de lidstaten in staat te stellen de extra middelen voor crisisherstel in de context van de COVID-19-pandemie en de voorbereiding van een groen, digitaal en veerkrachtig herstel van de economie snel in het kader van de huidige programmeringsperiode te gebruiken, is het gerechtvaardigd de lidstaten bij wijze van uitzondering vrij te stellen van de verplichting te voldoen aan de ex-antevoorwaarden en de vereisten inzake de prestatiereserve en de toepassing van het prestatiekader, inzake thematische concentratie — ook met betrekking tot de voor het EFRO vastgestelde drempels voor duurzame stedelijke ontwikkeling — en inzake de voorbereiding van een communicatiestrategie voor de extra middelen. De lidstaten moeten desalniettemin uiterlijk 31 december 2024 , of uiterlijk 31 december 2026 indien er extra middelen beschikbaar worden gesteld voor budgettaire vastlegging in 2023 en 2024, ten minste één evaluatie uitvoeren om de doeltreffendheid, de efficiëntie en het effect van de extra middelen te beoordelen, evenals de wijze waarop ze hebben bijgedragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de nieuwe specifieke thematische doelstelling. Om de beschikbaarheid van vergelijkbare informatie op het niveau van de Unie te vergemakkelijken, worden de lidstaten aangemoedigd gebruik te maken van de door de Commissie ter beschikking gestelde programmaspecifieke indicatoren. Bij het uitvoeren van hun verantwoordelijkheden met betrekking tot voorlichting, communicatie en zichtbaarheid moeten de lidstaten en de managementautoriteiten bovendien de zichtbaarheid van de door de Unie geïntroduceerde uitzonderlijke maatregelen en middelen vergroten, met name door ervoor te zorgen dat potentiële begunstigden, begunstigden, deelnemers, eindontvangers van financiële instrumenten en het grote publiek zich bewust zijn van het bestaan, het volume en de aanvullende steun van de extra middelen.

    Motivering

    Managementautoriteiten zullen meer tijd en flexibiliteit nodig hebben om een nieuw programma van deze omvang uit te voeren.

    Wijzigingsvoorstel 7

    COM(2020) 451 final — deel 1

    Overweging 21

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Artikel 135, lid 2, van het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie bepaalt dat wijzigingen van Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad of Besluit 2014/335/EU, Euratom van de Raad die op of na de datum van inwerkingtreding van dat akkoord worden vastgesteld, niet van toepassing zijn op het Verenigd Koninkrijk, voor zover die wijzigingen gevolgen hebben voor de financiële verplichtingen van het Verenigd Koninkrijk. De steun in het kader van deze verordening voor 2020 wordt gefinancierd door een verhoging van het plafond van het meerjarig financieel kader en — voor 2021 en 2022 — door een verhoging van het maximum van de eigen middelen van de Unie, wat gevolgen zou hebben voor de financiële verplichting van het Verenigd Koninkrijk. Daarom moet deze verordening niet van toepassing zijn op en in het Verenigd Koninkrijk,

    Artikel 135, lid 2, van het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (1) bepaalt dat wijzigingen van Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad (2) of Besluit 2014/335/EU, Euratom van de Raad (3) die op of na de datum van inwerkingtreding van dat akkoord worden vastgesteld, niet van toepassing zijn op het Verenigd Koninkrijk, voor zover die wijzigingen gevolgen hebben voor de financiële verplichtingen van het Verenigd Koninkrijk. De steun in het kader van deze verordening voor 2020 wordt gefinancierd door een verhoging van het plafond van het meerjarig financieel kader en — voor 2021 en 2022 en in voorkomend geval voor 2023 en 2024  — door een verhoging van het maximum van de eigen middelen van de Unie, wat gevolgen zou hebben voor de financiële verplichting van het Verenigd Koninkrijk. Daarom moet deze verordening niet van toepassing zijn op en in het Verenigd Koninkrijk,

    Motivering

    Managementautoriteiten zullen meer tijd en flexibiliteit nodig hebben om een nieuw programma van deze omvang uit te voeren.

    Wijzigingsvoorstel 8

    COM(2020) 451 final — deel 1

    Artikel 1, alinea 1, punt 1

    Verordening (EU) nr. 1303/2013

    Artikel 91, lid 1 bis

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    in artikel 91 wordt een nieuw lid 1 bis ingevoegd:

    in artikel 91 wordt een nieuw lid 1 bis ingevoegd:

    “1 bis.   Naast de in lid 1 bedoelde globale toewijzing worden extra middelen ten bedrage van 5 000 000 000  EUR in lopende prijzen voor economische, sociale en territoriale samenhang voor vastlegging in de begroting voor 2020 beschikbaar gesteld en aan het EFRO en het ESF toegewezen.”;

    “1 bis.   Naast de in lid 1 bedoelde globale toewijzing worden extra middelen ten bedrage van 5 000 000 000  EUR in constante prijzen van 2018 voor economische, sociale en territoriale samenhang voor vastlegging in de begroting voor 2020 beschikbaar gesteld en aan het EFRO en het ESF toegewezen.”;

    Motivering

    Het gebruik van constante prijzen van 2018 is in overeenstemming met de conclusies van de buitengewone bijeenkomst van de Europese Raad van 17-21 juli 2020 (1).

    Wijzigingsvoorstel 9

    COM(2020) 451 final — deel 1

    Artikel 1, alinea 1, punt 2

    Verordening (EU) nr. 1303/2013

    Artikel 92 bis, eerste en tweede alinea

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    De in artikel 2 van Verordening [ERI] bedoelde maatregelen worden in het kader van de structuurfondsen uitgevoerd met een bedrag van 53 272 800 000  EUR in lopende prijzen van het in artikel 3, lid 2, onder a), i), van die verordening bedoelde bedrag, behoudens artikel 4, leden 3, 4 en 8, van die verordening.

    De in artikel 2 van Verordening [ERI] bedoelde maatregelen worden in het kader van de structuurfondsen uitgevoerd met een bedrag van 53 272 800 000  EUR in lopende prijzen van het in artikel 3, lid 2, onder a), i), van die verordening bedoelde bedrag, behoudens artikel 4, leden 3, 4 en 8, van die verordening.

    Deze extra middelen voor 2021 en 2022 vormen externe bestemmingsontvangsten overeenkomstig artikel 21, lid 5, van het Financieel Reglement.

    Deze extra middelen voor 2021 en 2022 vormen externe bestemmingsontvangsten overeenkomstig artikel 21, lid 5, van het Financieel Reglement. Een besluit om de flexibiliteitsmaatregelen in het kader van React-EU te verlengen tot de jaren 2023 en 2024 kan worden genomen door middel van een gedelegeerde handeling.

    Motivering

    Managementautoriteiten zullen meer tijd en flexibiliteit nodig hebben om een nieuw programma van deze omvang uit te voeren.

    Wijzigingsvoorstel 10

    COM(2020) 451 final — deel 1

    Verordening (EU) nr. 1303/2013

    Titel wijzigen

    Artikel 92 ter

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Uitzonderlijke extra middelen en uitvoeringsregelingen voor de doelstelling “investeren in groei en werkgelegenheid” om bijstand te verlenen ter bevordering van het crisisherstel in de context van de COVID-19-pandemie en ter voorbereiding van een groen, digitaal en veerkrachtig herstel van de economie (REACT-EU)

    Uitzonderlijke extra middelen en uitvoeringsregelingen voor de doelstelling “investeren in groei en werkgelegenheid” en de doelstelling “Europese territoriale samenwerking” om bijstand te verlenen ter bevordering van het crisisherstel in de context van de COVID-19-pandemie en ter voorbereiding van een groen, digitaal en veerkrachtig herstel van de economie (REACT-EU)

    Motivering

    De COVID-19-pandemie en de eenzijdige sluiting van de landsgrenzen van een aantal lidstaten hebben aanzienlijke schade aan grensgebieden toegebracht die naar behoren moet worden aangepakt.

    Wijzigingsvoorstel 11

    COM(2020) 451 final — deel 1

    Verordening (EU) nr. 1303/2013

    Artikel 92 ter, lid 1

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    De in artikel 91, lid 1 bis, en artikel 92 bis bedoelde extra middelen (“de extra middelen”) worden beschikbaar gesteld in het kader van de doelstelling “investeren in groei en werkgelegenheid” om bijstand te verlenen ter bevordering van het crisisherstel in de context van de COVID-19-pandemie en ter voorbereiding van een groen, digitaal en veerkrachtig herstel van de economie (REACT-EU). De extra middelen worden gebruikt voor de uitvoering van technische bijstand uit hoofde van lid 6 van dit artikel en de concrete acties ter uitvoering van de thematische doelstelling in lid 10 van dit artikel.

    De in artikel 91, lid 1 bis, en artikel 92 bis bedoelde extra middelen (“de extra middelen”) worden beschikbaar gesteld in het kader van de doelstelling en “investeren in groei en werkgelegenheid” en “Europese territoriale samenwerking” om bijstand te verlenen ter bevordering van het crisisherstel in de context van de COVID-19-pandemie en ter voorbereiding van een groen, digitaal en veerkrachtig herstel van de economie (REACT-EU). De extra middelen worden gebruikt voor de uitvoering van technische bijstand uit hoofde van lid 6 van dit artikel en de concrete acties ter uitvoering van de thematische doelstelling in lid 10 van dit artikel.

    Motivering

    De COVID-19-pandemie en de vroege lockdowns hadden rampzalige gevolgen voor de grensoverschrijdende samenwerking. Projecten in het kader van de doelstelling territoriale samenwerking, met inbegrip van grensoverschrijdende samenwerking, zouden voor financiering in aanmerking moeten komen.

    Wijzigingsvoorstel 12

    COM(2020) 451 final — deel 1

    Artikel 1, alinea 1, punt 2

    Verordening (EU) nr. 1303/2013

    Artikel 92 ter, lid 2

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Er worden extra middelen voor vastlegging in de begroting voor de jaren 2020 tot en met 2022 beschikbaar gesteld in aanvulling op de in artikel 91 bedoelde globale toewijzing, en wel als volgt:

    Er worden extra middelen voor vastlegging in de begroting voor de jaren 2020 tot en met 2022 beschikbaar gesteld in aanvulling op de in artikel 91 bedoelde globale toewijzing, en wel als volgt:

    2020: 5 000 000 000  EUR;

    2021: 42 434 400 000  EUR ;

    2022: 10 820 400 000  EUR .

    2020: 5 000 000 000  EUR;

    2021: 34 615 620 000  EUR ;

    2022: 18 639 180 000  EUR .

    De extra middelen voor 2020 worden beschikbaar gesteld uit de in artikel 91, lid 1 bis, bedoelde extra middelen.

    De extra middelen voor 2020 worden beschikbaar gesteld uit de in artikel 91, lid 1 bis, bedoelde extra middelen.

    De extra middelen voor 2021 en 2022 worden beschikbaar gesteld uit de in artikel 92 bis bedoelde extra middelen. De in artikel 92 bis bedoelde extra middelen ondersteunen ook administratieve uitgaven tot maximum 18 000 000  EUR in lopende prijzen.

    De extra middelen voor 2021 en 2022 worden beschikbaar gesteld uit de in artikel 92 bis bedoelde extra middelen. Via een herziening van deze verordening door middel van een gedelegeerde handeling kunnen de extra middelen, wanneer dit door een managementautoriteit wordt gevraagd en door een lidstaat wordt gerechtvaardigd, ook beschikbaar worden gesteld voor vastlegging in 2023 en 2024. De in artikel 92 bis bedoelde extra middelen ondersteunen ook administratieve uitgaven tot maximum 18 000 000  EUR in constante prijzen van 2018 .

    Motivering

    De vastlegging van beschikbare middelen moet gelijkmatiger over 2021 en 2022 worden gespreid (respectievelijk 65 % en 35 %) om de administratieve lasten van managementautoriteiten en begunstigden bij de afsluiting van operationele programma’s voor de periode 2014-2020 en de aanvang van operationele programma’s voor de periode 2021-2027 te verlichten. Extra middelen ter ondersteuning van administratieve uitgaven moeten in constante prijzen worden uitgedrukt. Managementautoriteiten zullen meer tijd en flexibiliteit nodig hebben om een nieuw programma van deze omvang uit te voeren.

    Wijzigingsvoorstel 13

    COM(2020) 451 final — deel 1

    Artikel 1, alinea 1, punt 2

    Verordening (EU) nr. 1303/2013

    Artikel 92 ter, lid 4

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen een besluit vast met de uitsplitsing van de extra middelen als kredieten uit de structuurfondsen voor 2020 en 2021 voor elke lidstaat overeenkomstig de in bijlage VII bis vastgestelde criteria en methode. Dat besluit wordt in 2021 herzien om de uitsplitsing van de extra middelen voor 2022 vast te stellen op basis van de tegen 19 oktober 2021 beschikbare gegevens.

    De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen een besluit vast met de uitsplitsing van de extra middelen als kredieten uit de structuurfondsen voor 2020 en 2021 voor elke lidstaat overeenkomstig de in bijlage VII bis vastgestelde criteria en methode. Dat besluit wordt in 2021 herzien om de uitsplitsing van de extra middelen voor 2022 vast te stellen op basis van de tegen 19 oktober 2021 beschikbare gegevens. In voorkomend geval wordt het ook in 2022 herzien met betrekking tot budgettaire vastleggingen in 2023 en 2024. De herzieningen zullen ervoor zorgen dat operationele programma’s niet negatief worden beïnvloed.

    Motivering

    Managementautoriteiten zullen meer tijd en flexibiliteit nodig hebben om een nieuw programma van deze omvang uit te voeren.

    Wijzigingsvoorstel 14

    COM(2020) 451 final — deel 1

    Artikel 1, alinea 1, punt 2

    Verordening (EU) nr. 1303/2013

    Artikel 92 ter, lid 5

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    In afwijking van artikel 76, eerste alinea, worden de vastleggingen voor de extra middelen met betrekking tot elk betrokken operationeel programma voor elk fonds voor de jaren 2020, 2021 en 2022 aangegaan.

    In afwijking van artikel 76, eerste alinea, worden de vastleggingen voor de extra middelen met betrekking tot elk betrokken operationeel programma voor elk fonds voor de jaren 2020, 2021 en 2022 aangegaan.

    De in artikel 76, tweede alinea, bedoelde juridische verbintenis voor de jaren 2021 en 2022 treedt in werking op de in artikel 4, lid 3, van de [ERI-verordening] bedoelde datum.

    De in artikel 76, tweede alinea, bedoelde juridische verbintenis voor de jaren 2021 en 2022 treedt in werking op de in artikel 4, lid 3, van de [ERI-verordening] bedoelde datum.

    De derde en de vierde alinea van artikel 76 zijn niet van toepassing op de extra middelen.

    De derde en de vierde alinea van artikel 76 zijn niet van toepassing op de extra middelen.

    In afwijking van artikel 14, lid 3, van het Financieel Reglement zijn de in hoofdstuk IV, Titel IX, Deel II, en in artikel 136 vastgestelde vrijmakingsregels van toepassing op de vastleggingen in de begroting op basis van de in artikel 92 bis bedoelde extra middelen. In afwijking van artikel 12, lid 4, onder c), van het Financieel Reglement worden de extra middelen niet gebruikt voor een vervolgprogramma of -actie.

    In afwijking van artikel 14, lid 3, van het Financieel Reglement zijn de in hoofdstuk IV, Titel IX, Deel II, en in artikel 136 vastgestelde vrijmakingsregels van toepassing op de vastleggingen in de begroting op basis van de in artikel 92 bis bedoelde extra middelen. In afwijking van artikel 12, lid 4, onder c), van het Financieel Reglement worden de extra middelen niet gebruikt voor een vervolgprogramma of -actie.

    In afwijking van artikel 86, lid 2, en artikel 136, lid 1, worden de vastleggingen voor extra middelen vrijgemaakt volgens de voorschriften die voor de afsluiting van de programma’s moeten worden gevolgd.

    In afwijking van artikel 86, lid 2, en artikel 136, lid 1, worden de vastleggingen voor extra middelen vrijgemaakt volgens de voorschriften die voor de afsluiting van de programma’s moeten worden gevolgd.

    Elke lidstaat wijst de voor programmering in het kader van het EFRO en het ESF beschikbare extra middelen toe aan operationele programma’s.

    Elke lidstaat wijst de voor programmering in het kader van het EFRO en het ESF beschikbare extra middelen toe aan operationele programma’s.

    In afwijking van artikel 92, lid 7, kan ook worden voorgesteld een deel van de extra middelen te gebruiken om de steun voor het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (“FEAD”) te verhogen vóór of op hetzelfde tijdstip als de toewijzing aan het EFRO en het ESF.

    In afwijking van artikel 92, lid 7, kan ook worden voorgesteld een deel van de extra middelen te gebruiken om de steun voor het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (“FEAD”) en het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief te verhogen vóór of op hetzelfde tijdstip als de toewijzing aan het EFRO en het ESF.

    Na de initiële toewijzing kunnen de extra middelen — wanneer een lidstaat verzoekt om een operationeel programma krachtens artikel 30, lid 1, te wijzigen — tussen het EFRO en het ESF worden overgedragen, ongeacht de in artikel 92, lid 1, onder a), b) en c), vermelde percentages.

    Na de initiële toewijzing kunnen de extra middelen — wanneer een lidstaat verzoekt om een operationeel programma krachtens artikel 30, lid 1, te wijzigen — tussen het EFRO en het ESF worden overgedragen, ongeacht de in artikel 92, lid 1, onder a), b) en c), vermelde percentages.

    Artikel 30, lid 5, is niet van toepassing op de extra middelen. Deze middelen worden voor de toepassing van de in dat lid vastgestelde maxima uitgesloten van de berekeningsgrondslag.

    Artikel 30, lid 5, is niet van toepassing op de extra middelen. Deze middelen worden voor de toepassing van de in dat lid vastgestelde maxima uitgesloten van de berekeningsgrondslag.

    Voor de toepassing van artikel 30, lid 1, onder f), van het Financieel Reglement is de voorwaarde dat kredieten voor hetzelfde doel bestemd zijn, niet van toepassing op deze overdrachten. Overdrachten kunnen alleen van toepassing zijn op het lopende jaar of op toekomstige jaren in het financiële plan.

    Voor de toepassing van artikel 30, lid 1, onder f), van het Financieel Reglement is de voorwaarde dat kredieten voor hetzelfde doel bestemd zijn, niet van toepassing op deze overdrachten. Overdrachten kunnen alleen van toepassing zijn op het lopende jaar of op toekomstige jaren in het financiële plan.

    De vereisten van artikel 92, lid 4, zijn niet van toepassing op de initiële toewijzing of latere overdrachten.

    De vereisten van artikel 92, lid 4, zijn niet van toepassing op de initiële toewijzing of latere overdrachten.

    De bedragen die overeenkomstig artikel 92, lid 5, aan het YEI zijn toegewezen in het kader van de doelstelling “investeren in groei en werkgelegenheid”, worden onverlet gelaten.

    De bedragen die overeenkomstig artikel 92, lid 5, aan het YEI zijn toegewezen in het kader van de doelstelling “investeren in groei en werkgelegenheid”, worden onverlet gelaten.

    De extra middelen worden uitgevoerd volgens de regels van het Fonds waaraan ze zijn toegewezen of waarnaar ze zijn overgedragen.

    De extra middelen worden uitgevoerd volgens de regels van het Fonds waaraan ze zijn toegewezen of waarnaar ze zijn overgedragen.

    Wijzigingsvoorstel 15

    COM(2020) 451 final — deel 1

    Artikel 1, alinea 1, punt 2

    Verordening (EU) nr. 1303/2013

    Artikel 92 ter, lid 5, alinea 6

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Elke lidstaat wijst de voor programmering in het kader van het EFRO en het ESF beschikbare extra middelen toe aan operationele programma’s.

    Overeenkomstig de beginselen van partnerschap en multilevel governance als bedoeld in artikel 5 wijst elke lidstaat de voor programmering in het kader van het EFRO en het ESF beschikbare extra middelen toe aan operationele programma’s.

    Motivering

    Lokale en regionale overheden alsook andere belanghebbenden moeten een actieve rol vervullen in de besluitvorming over de toewijzing van extra middelen.

    Wijzigingsvoorstel 16

    COM(2020) 451 final — deel 1

    Artikel 1, alinea 1, punt 2

    Verordening (EU) nr. 1303/2013

    Artikel 92 ter, lid 7, alinea’s 2 en 3

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Voor de toepassing van artikel 134, lid 2, voor de jaarlijkse voorfinanciering in de jaren 2021, 2022 en 2023 omvat het steunbedrag uit de Fondsen aan het operationele programma voor de gehele programmeringsperiode de extra middelen.

    Voor de toepassing van artikel 134, lid 2, voor de jaarlijkse voorfinanciering in de jaren 2021, 2022, 2023 en 2024 omvat het steunbedrag uit de Fondsen aan het operationele programma voor de gehele programmeringsperiode de extra middelen.

    Het in de eerste alinea bedoelde bedrag dat als extra initiële voorfinanciering wordt uitgekeerd, moet uiterlijk bij de afsluiting van het operationele programma volledig zijn behandeld in het kader van de goedkeuring van de rekeningen van de Commissie.

    Het in de eerste alinea bedoelde bedrag dat als extra initiële voorfinanciering wordt uitgekeerd, moet uiterlijk bij de afsluiting van het operationele programma volledig zijn behandeld in het kader van de goedkeuring van de rekeningen van de Commissie.

    Motivering

    Managementautoriteiten zullen meer tijd en flexibiliteit nodig hebben om een nieuw programma van deze omvang uit te voeren. Daarom wordt voorgesteld vast te houden aan het Commissievoorstel, wat ook in overeenstemming is met het REGI-verslag dat in het Europees Parlement is goedgekeurd.

    Wijzigingsvoorstel 17

    COM(2020) 451 final — deel 1

    Artikel 1, alinea 1, punt 2

    Verordening (EU) nr. 1303/2013

    Artikel 92 ter, lid 8

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    De niet voor technische bijstand toegewezen extra middelen worden in het kader van de in lid 10 vastgestelde thematische doelstelling gebruikt om concrete acties te ondersteunen ter bevordering van het crisisherstel in de context van de COVID-19-pandemie of ter voorbereiding van een groen, digitaal en veerkrachtig herstel van de economie.

    De niet voor technische bijstand toegewezen extra middelen worden in het kader van de in lid 10 vastgestelde thematische doelstelling gebruikt om concrete acties te ondersteunen ter bevordering van het crisisherstel in de context van de COVID-19-pandemie of ter voorbereiding van een groen, digitaal en veerkrachtig herstel van de economie.

    De lidstaten kunnen de extra middelen toewijzen aan een of meer afzonderlijke prioriteitsassen in het kader van een bestaand operationeel programma of bestaande operationele programma’s of aan een in lid 11 bedoeld nieuw operationeel programma. In afwijking van artikel 26, lid 1, heeft het programma betrekking op de periode tot en met 31 december 2022, behoudens het bepaalde in lid 4.

    De lidstaten kunnen de extra middelen toewijzen aan een of meer afzonderlijke prioriteitsassen in het kader van een bestaand operationeel programma of bestaande operationele programma’s of aan een in lid 11 bedoeld nieuw operationeel programma. In afwijking van artikel 26, lid 1, heeft het programma betrekking op de periode tot en met 31 december 2022, of 31 december 2024 indien de in lid 2 bedoelde afwijking van toepassing is, behoudens het bepaalde in lid 4 van dit artikel .

    Wat het EFRO betreft, worden de extra middelen voornamelijk gebruikt voor investeringen in producten en diensten voor gezondheidsdiensten, het verlenen van steun in de vorm van bedrijfskapitaal of investeringssteun aan kmo’s, investeringen ter bevordering van de transitie naar een digitale en groene economie, investeringen in infrastructuur voor basisdiensten ten behoeve van de burgers en economische steunmaatregelen voor de regio’s die het meest afhankelijk zijn van de zwaarst door de crisis getroffen sectoren.

    Wat het EFRO betreft, worden de extra middelen voornamelijk gebruikt voor investeringen in producten en diensten voor gezondheidsdiensten, het verlenen van steun in de vorm van bedrijfskapitaal of investeringssteun aan kmo’s, investeringen ter bevordering van de transitie naar een digitale en groene economie, investeringen in infrastructuur voor basisdiensten ten behoeve van de burgers en economische steunmaatregelen voor de regio’s die het meest afhankelijk zijn van de zwaarst door de crisis getroffen sectoren.

    Wat het ESF betreft, worden de extra middelen voornamelijk gebruikt om steun te verlenen voor het behoud van banen — onder meer via regelingen voor werktijdverkorting en steun voor zelfstandigen —, zelfs als die steun niet met actieve arbeidsmarktmaatregelen wordt gecombineerd, tenzij dergelijke maatregelen door de nationale wetgeving worden opgelegd. De extra middelen worden ook gebruikt ter ondersteuning van het scheppen van banen — met name voor mensen in kwetsbare situaties —, maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid van jongeren, onderwijs en opleiding en de ontwikkeling van vaardigheden — vooral om de groene en digitale transities te ondersteunen — en ter verbetering van de toegang tot sociale diensten van algemeen belang, onder meer voor kinderen.

    Wat het ESF betreft, worden de extra middelen voornamelijk gebruikt om steun te verlenen voor het behoud van banen — onder meer via regelingen voor werktijdverkorting en steun voor zelfstandigen —, zelfs als die steun niet met actieve arbeidsmarktmaatregelen wordt gecombineerd, tenzij dergelijke maatregelen door de nationale wetgeving worden opgelegd. De extra middelen worden ook gebruikt ter ondersteuning van het scheppen van banen — met name voor mensen in kwetsbare situaties —, maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid van jongeren, onderwijs en opleiding en de ontwikkeling van vaardigheden — vooral om de groene en digitale transities te ondersteunen — en ter verbetering van de toegang tot sociale diensten van algemeen belang, onder meer voor kinderen.

    Motivering

    Managementautoriteiten zullen meer tijd en flexibiliteit nodig hebben om een nieuw programma van deze omvang uit te voeren.

    Wijzigingsvoorstel 18

    COM(2020) 451 final — deel 1

    Artikel 1, alinea 1, punt 2

    Verordening (EU) nr. 1303/2013

    Artikel 92 ter, lid 9

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Met uitzondering van de in lid 6 bedoelde technische bijstand en de in lid 5, zevende alinea, bedoelde extra middelen voor het FEAD worden de extra middelen gebruikt ter ondersteuning van concrete acties in het kader van de nieuwe thematische doelstelling “de bevordering van het crisisherstel in de context van de COVID-19-pandemie en de voorbereiding van een groen, digitaal en veerkrachtig herstel van de economie”, die een aanvulling vormt op de in artikel 9 vermelde thematische doelstellingen.

    Met uitzondering van de in lid 6 bedoelde technische bijstand en de in lid 5, zevende alinea, bedoelde extra middelen voor het FEAD of het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief worden de extra middelen gebruikt ter ondersteuning van concrete acties in het kader van de nieuwe thematische doelstelling “de bevordering van het crisisherstel in de context van de COVID-19-pandemie en de voorbereiding van een groen, digitaal en veerkrachtig herstel van de economie”, die een aanvulling vormt op de in artikel 9 vermelde thematische doelstellingen.

    De in de eerste alinea bedoelde thematische doelstelling is uitsluitend beschikbaar voor de programmering van de extra middelen. In afwijking van artikel 96, lid 1, onder b), c) en d), wordt ze niet gecombineerd met andere investeringsprioriteiten.

    De in de eerste alinea bedoelde thematische doelstelling is uitsluitend beschikbaar voor de programmering van de extra middelen. In afwijking van artikel 96, lid 1, onder b), c) en d), wordt ze niet gecombineerd met andere investeringsprioriteiten.

    De in de eerste alinea bedoelde thematische doelstelling vormt ook de enige investeringsprioriteit voor de programmering en de uitvoering van de extra middelen uit het EFRO en het ESF.

    De in de eerste alinea bedoelde thematische doelstelling vormt ook de enige investeringsprioriteit voor de programmering en de uitvoering van de extra middelen uit het EFRO en het ESF.

    Wanneer een of meer met de in de eerste alinea bedoelde thematische doelstelling corresponderende afzonderlijke prioriteitsassen worden vastgesteld in het kader van een bestaand operationeel programma, zijn de in artikel 96, lid 2, onder b), v) en vii), vermelde elementen niet vereist voor de beschrijving van de prioriteitsas in het herziene operationele programma.

    Wanneer een of meer met de in de eerste alinea bedoelde thematische doelstelling corresponderende afzonderlijke prioriteitsassen worden vastgesteld in het kader van een bestaand operationeel programma, zijn de in artikel 96, lid 2, onder b), v) en vii), vermelde elementen niet vereist voor de beschrijving van de prioriteitsas in het herziene operationele programma.

    In het in artikel 96, lid 2, onder d), bedoelde herziene financieringsplan wordt de toewijzing van de extra middelen voor de jaren 2020, 2021 en — in voorkomend geval — 2022 vastgesteld zonder vaststelling van de bedragen voor de prestatiereserve en zonder uitsplitsing per regiocategorie.

    In het in artikel 96, lid 2, onder d), bedoelde herziene financieringsplan wordt de toewijzing van de extra middelen voor de jaren 2020, 2021 en — in voorkomend geval — 2022 vastgesteld zonder vaststelling van de bedragen voor de prestatiereserve en zonder uitsplitsing per regiocategorie.

    In afwijking van artikel 30, lid 1, worden verzoeken tot wijziging van een door een lidstaat ingediend programma naar behoren gemotiveerd en wordt in het bijzonder aangegeven welke gevolgen de wijzigingen van het programma naar verwachting zullen hebben voor de bevordering van het crisisherstel in de context van de COVID-19-pandemie en de voorbereiding van een groen, digitaal en veerkrachtig herstel van de economie. Bij de verzoeken wordt het herziene programma gevoegd.

    In afwijking van artikel 30, lid 1, worden verzoeken tot wijziging van een door een lidstaat ingediend programma naar behoren gemotiveerd en wordt in het bijzonder aangegeven welke gevolgen de wijzigingen van het programma naar verwachting zullen hebben voor de bevordering van het crisisherstel in de context van de COVID-19-pandemie en de voorbereiding van een groen, digitaal en veerkrachtig herstel van de economie. Bij de verzoeken wordt het herziene programma gevoegd.

    Wijzigingsvoorstel 19

    COM(2020) 451 final — deel 1

    Artikel 1, alinea 1, punt 2

    Verordening (EU) nr. 1303/2013

    Artikel 92 ter, lid 10, nieuwe alinea na alinea 4

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

     

    In afwijking van artikel 29, leden 3 en 4, en artikel 30, lid 2, keurt de Commissie wijzigingen van een bestaand operationeel programma of een nieuw specifiek operationeel programma uiterlijk tien werkdagen na indiening ervan door een lidstaat goed.

    Motivering

    Herziene of nieuwe operationele programma’s moeten zo snel mogelijk worden goedgekeurd in de context van React-EU-doelstellingen.

    Wijzigingsvoorstel 20

    COM(2020) 451 final — deel 1

    Artikel 1, alinea 1, punt 2

    Verordening (EU) nr. 1303/2013

    Artikel 92 ter, lid 11, alinea 2

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    In afwijking van artikel 56, lid 3, en artikel 114, lid 2, zorgen de lidstaten ervoor dat uiterlijk 31 december 2024 ten minste één evaluatie van het gebruik van de extra middelen wordt uitgevoerd om de doeltreffendheid, de efficiëntie en het effect ervan te beoordelen, evenals de wijze waarop ze hebben bijgedragen aan de in lid 10 van dit artikel bedoelde thematische doelstelling.

    In afwijking van artikel 56, lid 3, en artikel 114, lid 2, zorgen de lidstaten ervoor dat uiterlijk 31 december 2024 , of uiterlijk 31 december 2026 indien de in alinea 3 van lid 2 van dit artikel bedoelde afwijking van toepassing is, ten minste één evaluatie van het gebruik van de extra middelen wordt uitgevoerd om de doeltreffendheid, de efficiëntie en het effect ervan te beoordelen, evenals de wijze waarop ze hebben bijgedragen aan de in lid 10 van dit artikel bedoelde thematische doelstelling.

    Motivering

    Managementautoriteiten zullen meer tijd en flexibiliteit nodig hebben om een nieuw programma van deze omvang uit te voeren. Daarom wordt voorgesteld vast te houden aan het Commissievoorstel waar het gaat om de vrijmakingsregel en de verlenging tot 2024. Dit is ook in overeenstemming met het REGI-verslag dat in het Europees Parlement is goedgekeurd.

    Wijzigingsvoorstel 21

    COM(2020) 451 final — deel 2

    Verordening (EU) nr. 1303/2013

    Bijlage, punt 2

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    De in punt 1 beschreven regels mogen niet resulteren in toewijzingen per lidstaat voor de volledige periode van 2020 tot en met 2022 die hoger zijn dan

    De in punt 1 beschreven regels mogen niet resulteren in toewijzingen per lidstaat voor de volledige periode van 2020 tot en met 2024 die hoger zijn dan

    a)

    voor lidstaten waarvan het gemiddeld bni per hoofd van de bevolking (in KKS) voor de periode 2015-2017 meer dan 109 % van het gemiddelde van de EU-27 bedraagt: 0,07  % van hun reële bbp in 2019;

    a)

    voor lidstaten waarvan het gemiddeld bni per hoofd van de bevolking (in KKS) voor de periode 2015-2017 meer dan 109 % van het gemiddelde van de EU-27 bedraagt: 0,07  % van hun reële bbp in 2019;

    b)

    voor lidstaten waarvan het gemiddeld bni per hoofd van de bevolking (in KKS) voor de periode 2015-2017 90 % of minder van het gemiddelde van de EU-27 bedraagt: 2,60  % van hun reële bbp in 2019;

    b)

    voor lidstaten waarvan het gemiddeld bni per hoofd van de bevolking (in KKS) voor de periode 2015-2017 90 % of minder van het gemiddelde van de EU-27 bedraagt: 2,60  % van hun reële bbp in 2019;

    c)

    voor lidstaten waarvan het gemiddeld bni per hoofd van de bevolking (in KKS) voor de periode 2015 2017 meer dan 90 % en 109 % of minder van het gemiddelde van de EU-27 bedraagt: het percentage wordt verkregen met behulp van een lineaire interpolatie tussen 0,07  % en 2,60  % van hun reële bbp in 2019, resulterend in een proportionele verlaging van het aftoppingspercentage in overeenstemming met de toename van de welvaart.

    c)

    voor lidstaten waarvan het gemiddeld bni per hoofd van de bevolking (in KKS) voor de periode 2015 2017 meer dan 90 % en 109 % of minder van het gemiddelde van de EU-27 bedraagt: het percentage wordt verkregen met behulp van een lineaire interpolatie tussen 0,07  % en 2,60  % van hun reële bbp in 2019, resulterend in een proportionele verlaging van het aftoppingspercentage in overeenstemming met de toename van de welvaart.

    De bedragen boven het in de punten a) tot en met c) vastgestelde niveau per lidstaat worden herverdeeld in verhouding tot de toewijzingen van alle andere lidstaten waarvan het gemiddelde bni per hoofd van de bevolking (in KKS) minder dan 100 % van het gemiddelde van de EU-27 bedraagt. Het bni per hoofd van de bevolking (in KKS) voor de periode 2015-2017 is het bni dat voor het cohesiebeleid wordt gebruikt bij de onderhandelingen over het MFK 2021-2027.

    De bedragen boven het in de punten a) tot en met c) vastgestelde niveau per lidstaat worden herverdeeld in verhouding tot de toewijzingen van alle andere lidstaten waarvan het gemiddelde bni per hoofd van de bevolking (in KKS) minder dan 100 % van het gemiddelde van de EU-27 bedraagt. Het bni per hoofd van de bevolking (in KKS) voor de periode 2015-2017 is het bni dat voor het cohesiebeleid wordt gebruikt bij de onderhandelingen over het MFK 2021-2027.

    Motivering

    Managementautoriteiten zullen meer tijd en flexibiliteit nodig hebben om een nieuw programma van deze omvang uit te voeren.

    Wijzigingsvoorstel 22

    COM(2020) 451 final — deel 2

    Verordening (EU) nr. 1303/2013

    Bijlage, punt 3

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Voor de berekening van de verdeling van de uitzonderlijke extra middelen voor de jaren 2020 en 2021:

    Voor de berekening van de verdeling van de uitzonderlijke extra middelen voor de jaren 2020 en 2021:

    a)

    Voor het bbp is de referentieperiode: het eerste semester van 2020;

    a)

    Voor het bbp is de referentieperiode: het eerste semester van 2020;

    b)

    Voor het aantal werklozen en het aantal werkloze jongeren is de referentieperiode: het gemiddelde van juni tot en met augustus 2020.

    b)

    Voor het aantal werklozen en het aantal werkloze jongeren is de referentieperiode: het gemiddelde van juni tot en met augustus 2020.

    c)

    De uit de toepassing van punt 2 resulterende maximale toewijzing wordt vermenigvuldigd met het aandeel van de extra middelen voor de jaren 2020 en 2021 in de totale extra middelen voor de jaren 2020, 2021 en 2022.

    c)

    De uit de toepassing van punt 2 resulterende maximale toewijzing wordt vermenigvuldigd met het aandeel van de extra middelen voor de jaren 2020 en 2021 in de totale extra middelen voor de jaren 2020, 2021, 2022 en in voorkomend geval 2023 en 2024 .

    Voordat de in de punten 1 en 2 beschreven methode betreffende de extra middelen voor het jaar 2020 wordt toegepast, zal uit de toewijzing een bedrag met een steunintensiteit van 30 EUR per inwoner, worden toegewezen aan de ultraperifere regio’s van NUTS-niveau 2. Die toewijzing zal per regio en per lidstaat worden verdeeld in verhouding tot de totale bevolking van die regio’s. Het resterende bedrag voor 2020 zal tussen de lidstaten worden verdeeld overeenkomstig de in de punten 1 en 2 beschreven methode.

    Voordat de in de punten 1 en 2 beschreven methode betreffende de extra middelen voor het jaar 2020 wordt toegepast, zal uit de toewijzing een bedrag met een steunintensiteit van 30 EUR per inwoner, worden toegewezen aan de ultraperifere regio’s van NUTS-niveau 2. Die toewijzing zal per regio en per lidstaat worden verdeeld in verhouding tot de totale bevolking van die regio’s. Het resterende bedrag voor 2020 zal tussen de lidstaten worden verdeeld overeenkomstig de in de punten 1 en 2 beschreven methode.

    Motivering

    Managementautoriteiten zullen meer tijd en flexibiliteit nodig hebben om een nieuw programma van deze omvang uit te voeren.

    Wijzigingsvoorstel 23

    COM(2020) 451 final — deel 2

    Verordening (EU) nr. 1303/2013

    Bijlage, punt 4

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Voor de berekening van de verdeling van de uitzonderlijke extra middelen voor het jaar 2022:

    Voor de berekening van de verdeling van de uitzonderlijke extra middelen voor het jaar 2022 en in voorkomend geval 2023 en 2024 :

    a)

    Voor het bbp is de referentieperiode: het eerste semester van 2021;

    a)

    Voor het bbp is de referentieperiode: het eerste semester van 2021;

    b)

    Voor het aantal werklozen en het aantal werkloze jongeren is de referentieperiode: het gemiddelde van juni tot en met augustus 2021.

    b)

    Voor het aantal werklozen en het aantal werkloze jongeren is de referentieperiode: het gemiddelde van juni tot en met augustus 2021.

    c)

    De uit de toepassing van punt 2 resulterende maximale toewijzing wordt vermenigvuldigd met het aandeel van de extra middelen voor het jaar 2022 in de totale extra middelen voor de jaren 2020, 2021 en 2022.”.

    c)

    De uit de toepassing van punt 2 resulterende maximale toewijzing wordt vermenigvuldigd met het aandeel van de extra middelen voor het jaar 2022 in de totale extra middelen voor de jaren 2020, 2021, 2022 , 2023 en 2024 .”.

    Motivering

    Managementautoriteiten zullen meer tijd en flexibiliteit nodig hebben om een nieuw programma van deze omvang uit te voeren.

    Gewijzigd voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel en migratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor grensbeheer en visa

    COM(2020) 450 final

    Wijzigingsvoorstel 24

    COM(2020) 450 final

    Punt 1

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    de volgende overweging 15 bis wordt ingevoegd:

    “(15 bis)

    Om de lidstaten de nodige flexibiliteit te bieden om financiële middelen toe te wijzen en de toewijzing van financiële middelen aan te passen overeenkomstig hun specifieke behoeften, is het noodzakelijk hen de mogelijkheid te bieden om aan het begin van de programmeringsperiode of tijdens de uitvoeringsfase te verzoeken om beperkte overdrachten uit de fondsen naar elk ander instrument onder direct of indirect beheer of tussen de fondsen.”.

    de volgende overweging 15 bis wordt ingevoegd:

    “(15 bis)

    Om de lidstaten de nodige flexibiliteit te bieden om financiële middelen toe te wijzen en de toewijzing van financiële middelen aan te passen in reactie op onmiddellijke gevolgen van een ernstige crisis en overeenkomstig hun specifieke behoeften, is het noodzakelijk hen — overeenkomstig de gedragscode inzake partnerschap en multilevel governance — de mogelijkheid te bieden om aan het begin van de programmeringsperiode of tijdens de uitvoeringsfase te verzoeken om thematisch beperkte en tijdelijke overdrachten uit de fondsen naar elk ander instrument onder direct of indirect beheer of tussen de fondsen.”.

    Motivering

    Het opnieuw toewijzen van middelen uit en/of tussen de fondsen moet plaatsvinden in reactie op een ernstige crisis en volledig in overeenstemming zijn met de beginselen van partnerschap en multilevel governance.

    Wijzigingsvoorstel 25

    COM(2020) 450 final

    Punt 6

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

    Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    lid 1 wordt vervangen door:

    “1.   De lidstaten kunnen, in de partnerschapsovereenkomst of in het verzoek tot wijziging van een programma, verzoeken om de overdracht van in totaal maximaal 5 % van de initiële nationale toewijzing uit elk fonds naar een ander instrument in direct of indirect beheer.

    a)

    lid 1 wordt vervangen door:

    “1.   De lidstaten kunnen — in overleg met hun respectieve beheersautoriteiten en overeenkomstig de gedragscode inzake partnerschap en multilevel governance — in reactie op een door de Raad erkende ernstige crisis , in de partnerschapsovereenkomst of in het verzoek tot wijziging van een programma, verzoeken om de overdracht van in totaal maximaal 5 % van de initiële nationale toewijzing uit elk fonds naar een ander instrument in direct of indirect beheer , alleen voor acties in overeenstemming met cohesiebeleidsdoelstellingen .

     

    De lidstaten kunnen ook, in de partnerschapsovereenkomst of in het verzoek tot wijziging van een programma, verzoeken om de overdracht van in totaal maximaal 5 % van de initiële nationale toewijzing uit elk fonds naar een ander fonds of andere fondsen. De lidstaten kunnen verzoeken om een aanvullende overdracht van in totaal maximaal 5 % van de initiële nationale toewijzing per fonds tussen het EFRO, het ESF+ of het Cohesiefonds binnen de grenzen van de totale middelen van de lidstaat in het kader van de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei”.”;

     

    De lidstaten kunnen ook — in overleg met hun respectieve beheersautoriteiten en overeenkomstig de gedragscode inzake partnerschap en multilevel governance — in reactie op een door de Raad erkende ernstige crisis , in de partnerschapsovereenkomst of in het verzoek tot wijziging van een programma, verzoeken om de overdracht van in totaal maximaal 7 % van de initiële nationale toewijzing uit elk fonds naar een ander fonds of andere fondsen. De lidstaten kunnen verzoeken om een aanvullende overdracht van in totaal maximaal 7 % van de initiële nationale toewijzing per fonds tussen het EFRO, het ESF+ of het Cohesiefonds binnen de grenzen van de totale middelen van de lidstaat in het kader van de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei”.”;

    Motivering

    Niettegenstaande het feit dat ernstige crisis zoals de COVID-19-pandemie negatieve gevolgen hebben, mogen de lidstaten niet al te zeer worden aangemoedigd om middelen aan het cohesiebeleid te onttrekken. Anderzijds moet het cohesiebeleid flexibeler zijn om potentiële negatieve schokken zoals de huidige pandemie op te vangen.

    Wijzigingsvoorstel 26

    COM(2020) 450 final

    Punt 8, nieuw artikel 15 bis, nieuwe (laatste) alinea

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

     

    De voornoemde maatregelen zijn binnen 24 maanden of in voorkomend geval 48 maanden na het besluit van de Raad overeenkomstig de eerste alinea van toepassing. Verlenging van deze maatregelen vereist een nieuw Raadsbesluit waarin een ernstige crisis wordt erkend.

    Motivering

    Alle in reactie op de buitengewone omstandigheden getroffen buitengewone maatregelen moeten tot een duidelijk afgebakende periode worden beperkt. Deze maatregelen mogen alleen door de Raad worden verlengd als een ernstige crisis blijft voortduren. Managementautoriteiten zullen meer tijd en flexibiliteit nodig hebben om een nieuw programma van deze omvang uit te voeren.

    Gewijzigd voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds

    COM(2020) 452 final

    Wijzigingsvoorstel 27

    COM(2020) 452 final

    Punt 2

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    de volgende overweging (10 ter) wordt ingevoegd:

    “(10 ter)

    Om de volksgezondheidsstelsels beter in staat te stellen noodsituaties op het gebied van de gezondheidszorg te voorkomen, snel te bestrijden en ervan te herstellen, moet het EFRO ook bijdragen aan de veerkracht van de gezondheidsstelsels. Aangezien de ongekende COVID-19-pandemie duidelijk heeft gemaakt hoe belangrijk de onmiddellijke beschikbaarheid van kritieke goederen is om een doeltreffende reactie in geval van een noodsituatie mogelijk te maken, moet daarnaast het toepassingsgebied van de EFRO-steun worden uitgebreid, zodat de goederen kunnen worden aangekocht die nodig zijn om de rampbestendigheid te versterken en de veerkracht van de gezondheidsstelsels te vergroten. Wanneer goederen worden aangekocht om de veerkracht van de gezondheidsstelsels te versterken, moeten deze stroken met en mogen zij niet verder reiken dan de nationale gezondheidsstrategie en moeten zij zorgen voor complementariteit met [het gezondheidsprogramma], alsook met de rescEU-capaciteit in het kader van het Uniemechanisme voor civiele bescherming (UCPM).”;

    de volgende overweging (10 ter) wordt ingevoegd:

    “(10 ter)

    Om de volksgezondheidsstelsels beter in staat te stellen noodsituaties op het gebied van de gezondheidszorg te voorkomen, snel te bestrijden en ervan te herstellen, moet het EFRO ook bijdragen aan de veerkracht van de gezondheidsstelsels. Aangezien de ongekende COVID-19-pandemie duidelijk heeft gemaakt hoe belangrijk de onmiddellijke beschikbaarheid van kritieke goederen is om een doeltreffende reactie in geval van een noodsituatie mogelijk te maken, moet daarnaast het toepassingsgebied van de EFRO-steun worden uitgebreid, zodat de goederen kunnen worden aangekocht die nodig zijn om de rampbestendigheid te versterken en de veerkracht van de gezondheidsstelsels te vergroten. Wanneer goederen worden aangekocht om de veerkracht van de gezondheidsstelsels te versterken, moeten deze stroken met en mogen zij niet verder reiken dan de nationale en, in voorkomend geval, regionale gezondheidsstrategieën en moeten zij zorgen voor complementariteit met [het gezondheidsprogramma], alsook met de rescEU-capaciteit in het kader van het Uniemechanisme voor civiele bescherming (UCPM).”;

    Motivering

    Spreekt voor zich.

    II.   BELEIDSAANBEVELINGEN

    HET EUROPEES COMITÉ VAN DE REGIO’S

    Algemene opmerkingen

    1.

    is ingenomen met de gerichte React-EU-voorstellen voor het aanpakken van de directe negatieve sociaal-economische gevolgen van de huidige pandemie en andere ernstige toekomstige crises, waaronder extra financiële middelen om het crisisherstel te bevorderen en een groen, digitaal en veerkrachtig herstel te vergemakkelijken.

    2.

    Het CvdR wijst op het belang van het cohesiebeleid en zijn vermogen om steden en regio’s in tijden van crisis te ondersteunen, waaronder door het gebruiken van de bestaande operationele programma’s. In deze context vragen de door React-EU aangepakte uitdagingen, namelijk beperking van de negatieve gevolgen van de COVID-19-pandemie en voorbereiding op een langdurig herstel, om op maat gemaakte en territoriaal aangepaste strategieën, aangezien de territoriale effecten en kansen die uit deze uitdagingen voortvloeien, niet gelijkmatig over de EU zijn verdeeld.

    3.

    Er moet een evenwicht worden gevonden tussen snelle uitbetaling van nieuw beschikbare middelen, doeltreffende en efficiënte investeringen en de noodzaak om onregelmatigheden, systeemgebonden fouten of fraude te voorkomen.

    4.

    Het CvdR uit opnieuw zijn bezorgdheid over de tijdelijke aard van sommige financiële versterkingen binnen het cohesiebeleid, waarmee de door de Commissie in 2018 voorgestelde oorspronkelijke bezuinigingen niet zullen worden gecompenseerd. In dit verband mag het cohesiebeleid bij het verwezenlijken van prioritaire doelstellingen op korte termijn niet uit het oog verliezen wat de langetermijndoelstellingen en ontwikkelingsbehoeften zijn.

    5.

    De maatregelen om de administratieve lasten die met het uitvoeren van de programma’s gepaard gaan te verminderen, worden door het CvdR toegejuicht.

    6.

    Het CvdR neemt kennis van de vrijstelling van de vereiste inzake thematische concentratie in het kader van React-EU, maar pleit voor een minimale thematische concentratie om te garanderen dat de uitgaven voor crisisherstel stroken met de doelstelling van de EU om tegen 2050 klimaatneutraliteit te bereiken. Het CvdR zou graag zien dat de lidstaten op innovatieve wijze gebruikmaken van de extra middelen om hun economieën dichter bij een pad van groene, digitale en veerkrachtige ontwikkeling te brengen waarbij herstel op langere termijn wordt gewaarborgd.

    7.

    Om ervoor te zorgen dat het geld naar de gebieden met de grootste behoeften gaat, moeten de beginselen van partnerschap en multilevel governance worden ingezet bij het hervormen of creëren van nieuwe operationele programma’s om financiële toewijzingen in het kader van React-EU te bestrijken of bij het opnieuw toewijzen van middelen en wijzigen van cohesiebeleidsprogramma’s na 2020.

    8.

    Voor het algemene herstel van de crisis moet een groot aantal projecten op verschillende gebieden dringend opgesteld en doeltreffend uitgevoerd worden. Dit kan echter worden belemmerd door een gebrek aan lokale en regionale begrotingsmiddelen. Er dient dan ook gebruik te worden gemaakt van de beschikbare nationale en EU-bronnen van technische bijstand om ervoor te helpen zorgen dat er snel wordt begonnen met de belangrijkste projecten om de economie weer op gang te brengen.

    9.

    De COVID-19-pandemie en de eenzijdige sluiting van grenzen in een aantal lidstaten hebben aanzienlijke schade aan grensgebieden toegebracht die naar behoren moet worden aangepakt, onder meer door het financieren van grensoverschrijdende projecten. In geval van toekomstige lockdownmaatregelen zou voorkomen moeten worden dat grenzen worden gesloten en dat het leven van mensen die in grensregio’s wonen op onevenredige wijze wordt verstoord.

    Met betrekking tot de React-EU-verordening

    10.

    Het CvdR staat positief tegenover een nieuwe thematische doelstelling “bevordering van het crisisherstel in de context van de COVID-19-pandemie en ter voorbereiding van een groen, digitaal en veerkrachtig herstel van de economie” voor de extra middelen. Hierdoor moeten de programmering en evaluatie achteraf van in het kader van React-EU uitgevoerde maatregelen vergemakkelijkt worden.

    11.

    Het CvdR is ingenomen met de optie een medefinancieringspercentage tot 100 % in het geval van extra middelen in het kader van React-EU aan te vragen, maar verzoekt ook om een adequate investeringsstroom en verhoogde waakzaamheid ten aanzien van mogelijke onregelmatigheden.

    12.

    Ook is het CvdR verheugd over het hogere niveau van voorfinanciering voor acties die worden ondersteund door de extra financiering in het kader van React-EU, waardoor het mogelijk moet zijn gedane vastleggingen snel uit te betalen.

    13.

    De extra middelen zouden moeten worden gespreid tot 2024 om beheersautoriteiten de nodige tijd en flexibiliteit te geven een nieuw programma van deze omvang uit te voeren en om efficiënte en doeltreffende uitgaven te bevorderen en de administratieve belasting te verminderen.

    14.

    De mogelijkheid van overdrachten tussen de regiocategorieën zou alleen moeten worden gebruikt als er geen andere financieringsmogelijkheden bestaan en alleen voor zover nodig voor de onmiddellijke reactie op de COVID-19-uitbraak, rekening houdend met de algemene doelstelling van economische, sociale en territoriale samenhang.

    Met betrekking tot de wijziging van het voorstel voor de verordening gemeenschappelijke bepalingen voor 2021-2027

    15.

    Er wordt gewezen op de extra flexibiliteit voor het overdragen van financiële middelen uit cohesiebeleidsprogramma’s naar instrumenten onder direct of indirect beheer in reactie op een ernstige crisis.

    16.

    Dergelijke extra maatregelen zouden beperkt moeten zijn qua duur en omvang, waarbij overdrachten met name de uitvoering of voltooiing van essentiële investeringen in de door deze overdrachten getroffen regio’s niet mogen belemmeren.

    17.

    Tegelijkertijd moet het cohesiebeleid na 2020 flexibeler zijn om potentiële negatieve schokken zoals de huidige pandemie op te vangen.

    18.

    Het CvdR is verheugd over de lagere drempels voor het uitfaseren van acties in de toekomstige programmeringsperiode.

    19.

    De bepalingen inzake de selectie van fysiek voltooide of volledig uitgevoerde acties in directe reactie op negatieve gevolgen van crisissituaties zouden moeten worden verduidelijkt.

    Met betrekking tot de wijziging van de verordeningen betreffende het EFRO en het Cohesiefonds voor 2021-2027

    20.

    Het CvdR staat positief tegenover de verruiming van het toepassingsgebied van steun, waardoor de lidstaten beter bestand worden tegen potentiële toekomstige crises. Het wijst in deze context op het belang van betere toegang tot financiering voor bedrijven die het meest zijn getroffen door de crisis, zonder de toepassing van staatssteunregels uit het oog te verliezen.

    21.

    Het CvdR is voorstander van uitbreiding van de steunverlening via financiering van bedrijfskapitaal voor kleine en middelgrote ondernemingen, zodat zij snel op potentiële ernstige crises kunnen reageren.

    22.

    Het CvdR neemt kennis van de afwijking van de vereisten van thematische concentratie en minimale toewijzing voor duurzame stedelijke ontwikkeling in reactie op buitengewone omstandigheden, en roept tegelijkertijd op tot grotere ambities en de ontwikkeling van territoriale instrumenten op lokaal en regionaal niveau in de periode na 2020.

    Met betrekking tot de wijziging van de ESF-verordening voor 2021-2027

    23.

    Het CvdR is verheugd over de voorstellen om kinderarmoede aan te pakken en thematische concentratie op werkgelegenheid voor jongeren te vergroten, aangezien deze groepen bijzonder kwetsbaar zijn gebleken voor de negatieve gevolgen van de COVID-19-pandemie en daarom veel meer aandacht verdienen.

    24.

    Het CvdR staat positief tegenover de optie tijdelijke maatregelen aan te vragen voor de inzet van ESF+.

    25.

    Bezuinigingen op het EU-gezondheidsprogramma kunnen de paraatheid van de EU met het oog op toekomstige pandemieën aanzienlijk verminderen. Het CvdR wijst op het belang van synergie tussen dat programma en ESF+.

    Tot slot

    26.

    Regio’s en steden stonden tijdens de COVID-19-pandemie in de frontlijn en zijn bij uitstek de plek om te zorgen voor herstel van asymmetrische schokken zoals de crisis.

    27.

    Daarom mogen de door de COVID-19-crisis gerechtvaardigde maatregelen onder geen beding leiden tot pogingen om de uitvoering van het cohesiebeleid in de periode na 2020 te centraliseren.

    28.

    De gedecentraliseerde EU-financiering voor regio’s en steden is niet alleen een doeltreffende manier om negatieve kortstondige gezondheidsschokken aan te pakken, maar ook om de grondslag te leggen voor duurzaam herstel op de middellange en lange termijn.

    29.

    In dit opzicht is er behoefte aan volledige coördinatie tussen cohesiebeleidsinstrumenten en andere EU-regelingen, waaronder het Fonds voor een rechtvaardige transitie en de faciliteit voor herstel en veerkracht, teneinde hun positieve impact op de middellange en lange termijn te maximaliseren en een efficiënt systeem voor de uitvoering ervan vorm te geven.

    30.

    Het CvdR stelt vast dat de vier wetgevingsvoorstellen stroken met de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid.

    31.

    Het CvdR is sterk voorstander van een EU-mechanisme ter bescherming van de democratie, de rechtsstaat en de grondrechten. Dit mechanisme zou moeten waarborgen dat alle kernwaarden van de EU, met inbegrip van de eerbiediging van de menselijke waardigheid en de mensenrechten, vrijheid en gelijkheid, in alle lidstaten, regio’s en gemeenten in acht worden genomen.

    Brussel, 14 oktober 2020.

    De voorzitter van het Europees Comité van de Regio's

    Apostolos TZITZIKOSTAS


    (1)   PB L 29 van 31.1.2020, blz. 7.

    (2)   Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884).

    (3)   2014/335/EU, Euratom: Besluit van de Raad van 26 mei 2014 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie (PB L 168 van 7.6.2014, blz. 105).

    (1)  https://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-10-2020-INIT/nl/pdf


    Top