EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52020IR0539

Advies van het Comité van de Regio’s over biodiverse steden en regio’s na 2020 op de CBD COP 15 van de VN en in de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030

COR 2020/00539

PB C 440 van 18.12.2020, p. 20–26 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

18.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 440/20


Advies van het Comité van de Regio’s over biodiverse steden en regio’s na 2020 op de CBD COP 15 van de VN en in de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030

(2020/C 440/05)

Rapporteur:

Roby BIWER (LU/PSE), gemeenteraadslid van Bettembourg (Luxemburg)

Referentiedocument:

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030 —De natuur terug in ons leven brengen

COM(2020) 380 final

BELEIDSAANBEVELINGEN

HET EUROPEES COMITÉ VAN DE REGIO’S

1.

roept de internationale gemeenschap op om van de 15e Conferentie van de Partijen (COP) bij het VN-Verdrag inzake biologische diversiteit (CBD) in 2021 het Kunming-moment voor biologische diversiteit te maken, alsook een wake-upcall om de curve van het verlies aan biodiversiteit en ecosystemen voorgoed om te buigen.

2.

De toestand van de biodiversiteit is sinds 2018 verslechterd en de meeste internationale maatschappelijke en ecologische doelstellingen, met name de Aichi-doelstellingen voor biodiversiteit, zijn niet behaald. Wereldwijde inspanningen om de achteruitgang van de biodiversiteit een halt toe te roepen zijn mislukt, zoals blijkt uit het Global Assessment Report 2019 van het Intergouvernementeel Platform voor wetenschap en beleid inzake biodiversiteit en ecosysteemdiensten (IPBES) voorafgaand aan het Economisch Wereldforum 2020, waarin het biodiversiteitsverlies en de achteruitgang van ecosystemen als een van de vijf grootste bedreigingen voor de wereld wordt vastgesteld.

3.

De belangrijkste oorzaken van biodiversiteitsverlies, zoals veranderingen in landgebruik, directe exploitatie van natuurlijke hulpbronnen en klimaatverandering, moeten worden aangepakt met concrete en tijdige maatregelen.

4.

De totale ecologische voetafdruk van de EU-27 is meer dan twee keer zo groot als het vermogen van de ecosystemen om nuttig biologisch materiaal te produceren en als koolstofputten te fungeren in de regio.

5.

Er duikt steeds meer bewijsmateriaal op voor een rechtstreeks verband tussen het klimaat, de biodiversiteit en de crisis in de volksgezondheid en het toegenomen zoönotische risico van pandemieën als gevolg van de toenemende wereldwijde vernietiging van natuurlijke ecosystemen.

6.

De huidige biodiversiteitscrisis vereist een reeks ambitieuze en makkelijk communiceerbare doelstellingen, alsook onmiddellijke, wetenschappelijk onderbouwde beleidsmaatregelen en acties om de oorzaken van het biodiversiteitsverlies en de achteruitgang van ecosystemen aan te pakken, in verhouding tot het doel om de curve van biodiversiteitsverlies om te buigen.

7.

Er is behoefte aan beleidssamenhang om de inspanningen, doelstellingen en resultaten op de verschillende EU-beleidsterreinen op elkaar af te stemmen, waaronder het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB), de Europese Green Deal en de handelsbetrekkingen en internationale verplichtingen van de EU, namelijk de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de VN, de Overeenkomst van Parijs inzake klimaatverandering, het CBD en het Sendai-kader voor rampenrisicobeheer, in een alomvattende EU-duurzaamheidsstrategie met duidelijke doelstellingen en uitvoeringsmaatregelen.

8.

Het is dringend noodzakelijk om te handelen in de geest van de 5e Global Biodiversity Outlook van de CBD en de aanbeveling daarvan om stedelijk bestuur op lokaal niveau en transdisciplinaire planning te bevorderen, om op de natuur gebaseerde oplossingen te bevorderen en om geïntegreerde benaderingen van (verandering van) landgebruik op lokaal en landschapsniveau te hanteren als sleutelcomponenten van manieren om de curve van het biodiversiteitsverlies om te buigen.

9.

De sleutelrol die subnationale overheden, steden en andere lokale overheden voor biodiversiteit (SLG’s) (1) spelen in het ombuigen van de curve van biodiversiteitsverlies en het toepassen van een “aanpak op het volledige overheidsniveau” in elke stap en op elk niveau van het governanceproces voor biodiversiteit wordt nog steeds niet formeel erkend in de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030 of het mondiale kader voor biodiversiteit voor de periode na 2020. Een dergelijke erkenning kan met name worden bereikt door lokale en subnationale biodiversiteitsstrategieën en -actieplannen (LBSAP’s/SBSAP’s) op te nemen in de nationale biodiversiteitsstrategieën en -actieplannen (NBSAP’s).

10.

Het CvdR steunt de invoering van de EU-langetermijndoelstelling inzake klimaatneutraliteit om het Europese project tegen 2050, op basis van een MFK 2021-2027 waarin ten minste 30 % is bestemd voor klimaatgerelateerde uitgaven, in de richting van een onomkeerbare klimaatneutraliteit te sturen en benadrukt dat de klimaatwet van de EU moet zorgen voor een convergentie van de maatregelen om broeikasgasneutraliteit te bereiken met de biodiversiteitsdoelstellingen op EU- en mondiaal niveau (2).

De rol van steden en regio’s in het ombuigen van de curve van biodiversiteitsverlies

11.

De conclusie van het IPBES 2019-rapport, waarin staat dat lokale en regionale overheden door middel van verantwoorde productie en consumptie en geïntegreerde ruimtelijke ordening en de uitvoering daarvan en op de natuur, bescherming en duurzaam gebruik van natuurlijke en primaire hulpbronnen gebaseerde oplossingen die gevoelig zijn voor en afgestemd zijn op de sociale, economische en ecologische context, een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de relevante VN-verdragen, waaronder de Agenda 2030 van de VN en de Overeenkomst van Parijs, was een schot in de roos.

12.

Lokale en regionale overheden maken deel uit van de nationale autoriteiten die het CBD ratificeren, een aanzienlijke vrijwillige bijdrage leveren en belangrijke partnerschappen creëren die grote groepen mensen (inheemse volkeren en lokale gemeenschappen — IPLC’s, jongeren en vrouwen) en relevante sectoren (bedrijfsleven, culturele en maatschappelijke organisaties) mobiliseren.

13.

Lokale en regionale overheden zijn, als drijfveren van innovatie en van de uitvoering van geïntegreerde ruimtelijke ordenings- en territoriale plannen en strategieën (ook in financiële zin), een onderbenutte hulpbron om de wereldwijde biodiversiteitsdoelstellingen en die van de EU te behalen. Hun sleutelrol erkennen, activeren en toerusten is dé manier om ervoor te zorgen dat zij hun capaciteiten ten volle kunnen benutten.

14.

Innovatieve, op de natuur gebaseerde oplossingen, geïnspireerd en ondersteund door de natuur, die kosteneffectief zijn, die tegelijkertijd milieu-, sociale en economische voordelen bieden en die bijdragen aan het opbouwen van veerkracht, behoren tot de meest doeltreffende instrumenten om ecosystemen te herstellen en het vermogen van de mens te bevorderen om samen met de natuur te gedijen, zoals in het verslag van 2020 van het 2020 Naturvation-project wordt aangegeven (3).

15.

Het CvdR bepleit de uitwisseling van goede praktijken om de introductie en verspreiding van innovatieve, op de natuur gebaseerde oplossingen te bevorderen en richtsnoeren te formuleren voor alle relevante belanghebbenden.

16.

De doelstellingen voor duurzame ontwikkeling hangen onderling samen. Het CvdR stelt voor om biodiversiteit en klimaatdoelstellingen in verdere beleidsontwikkelingen te integreren, bijv. door voortdurend rekening te houden met de biodiversiteit van de omgeving van de infrastructuur voor hernieuwbare energie, teneinde zowel de biodiversiteit als de klimaatdoelstellingen recht te doen.

17.

Het CvdR moedigt de lokale en regionale overheden nogmaals aan om LBSAP’s of SBSAP’s uit te werken en zich in te zetten voor internationale, Europese en nationale standaardisatie om het beheer van biodiversiteit en ecosystemen, alsmede op de natuur gebaseerde oplossingen te mainstreamen voor een grotere toepasbaarheid en impact.

Steden en regio’s als drijvende kracht achter de biodiversiteitsambities van de EU

18.

De EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030 vormt een goede interface voor verticale samenwerking bij de aanpak van de belangrijkste oorzaken van het biodiversiteitsverlies en de opgenomen verwijzingen naar maatschappelijke uitdagingen, zoals de strijd tegen en aanpassing aan de klimaatverandering en de bescherming tegen toekomstige pandemieën.

19.

Gepleit wordt voor nauwe samenwerking onder de LRO voor de totstandbrenging van ecologische corridors, als onderdeel van de trans-Europese natuurnetwerken, aangezien deze de sleutel vormen tot lokaal draagvlak.

20.

Coördinatie van natuurbeschermingsmaatregelen en de vaststelling van doelstellingen op lokaal niveau zijn van groot belang. De EU zou financiering en informatie moeten verstrekken aan steden en regio’s om de biodiversiteit te bevorderen, onder meer voor natuurbeschermingsprojecten, op de natuur gebaseerde oplossingen, de ontwikkeling van natuurlijke gegevensbronnen, ruimtelijke ordening die rekening houdt met de biodiversiteit en de versterking van de deskundigheid en de middelen in steden en regio’s.

21.

De verbintenissen van de Raad in zijn conclusies over de voorbereiding van het mondiale kader voor biodiversiteit voor de periode na 2020 om de toepassing en uitvoering van op de natuur gebaseerde oplossingen op te voeren ter ondersteuning van het behoud van de biodiversiteit, het herstel van ecosystemen en een duurzaam landgebruik kunnen rekenen op de goedkeuring van het CvdR.

22.

Het CvdR verwelkomt en onderschrijft de ambitieuze, EU-brede toezeggingen, streefdoelen en doelstellingen van de Europese Green Deal en de EU-biodiversiteitsstrategie. Lokale en regionale overheden spelen een duidelijke sleutelrol bij de totstandbrenging daarvan, met name door tegen eind 2021 plannen voor stedelijke vergroening op te stellen. Het CvdR benadrukt hun innovatie- en integratiepotentieel om regionale en stedelijke biodiversiteit, een veerkrachtig herstel en sociale cohesie te ondersteunen.

23.

Er zou werk moeten worden gemaakt van een geïntegreerde Europese strategie met het oog op de aanplanting van minstens 3 miljard extra bomen in de EU, waarbij de ecologische beginselen volledig worden geëerbiedigd zodat rekening wordt gehouden met de belangrijkste functies. Het CvdR brengt daarom zijn advies (4) over de cruciale rol van bossen in zowel plattelands- als stadsgebieden voor de bescherming van de biodiversiteit, de beperking van de klimaatverandering, bescherming tegen hydrogeologische schade, opslag van koolstof, de volksgezondheid en andere voordelen in herinnering, en roept op tot grotere inspanningen om bossen te beschermen en te herstellen met volledige eerbiediging van de ecologische beginselen, de aanzienlijke leeftijd, de unieke ecologische kenmerken en een zo groot mogelijke biodiversiteit.

24.

Het CvdR is volledig te vinden voor het EU-platform voor stedelijke vergroening als instrument voor de capaciteitsontwikkeling van steden en beveelt aan dit platform te integreren in belangrijke initiatieven en platforms zoals het nieuwe “Green City Accord” van de EU, NetworkNature, CitiesWithNature en RegionsWithNature. Het ondersteunt in het bijzonder CitiesWithNature en RegionsWithNature als de officiële platforms van de Actieagenda voor Natuur en Mens van Sharm El-Sheikh tot Kunming om SLG’s te betrekken en te engageren om hun inspanningen te tonen en de waarde van de natuur in steden en regio’s te erkennen.

25.

Lokale en regionale overheden spelen ook een sleutelrol bij het beheer van de Natura 2000-gebieden en hebben voldoende logistieke, wetenschappelijke en financiële steun nodig voor een volledige dekking en handhaving tegen 2025.

26.

De EU zou lokale en regionale overheden derhalve voldoende middelen, capaciteitsontwikkeling en begeleiding moeten bieden voor de uitvoering van activiteiten ter bestrijding van de gevolgen van de klimaatverandering en de aanpassing daaraan, instandhoudingsmaatregelen, gebiedsbeheer en plannen voor stedelijke vergroening met het oog op de uitvoering van ambitieuze biodiversiteitsmaatregelen.

27.

Het CvdR is ingenomen met het streven naar de invoering van een nieuw Europees kader voor biodiversiteitsbeheer, dat in de EU-biodiversiteitsstrategie wordt voorgesteld en dat lokale en regionale overheden en alle bestuursniveaus, op basis van de lokale omstandigheden, in staat stelt hun verantwoordelijkheden op het gebied van monitoring en evaluatie na te komen en de vooruitgang van biodiversiteitsmaatregelen te meten, maar vraagt wel om een duidelijke op Europees niveau gestandaardiseerde reeks indicatoren en meetbare doelstellingen. Het CvdR is bereid om samen te werken en bij te dragen aan de ontwikkeling en uitvoering van het nieuwe beheerskader, zodat een structuur kan worden opgezet die het potentieel van de LRO om de curve van het biodiversiteitsverlies om te buigen, zo goed mogelijk benut.

28.

De EU zou, voortbouwend op bestaande voorbeelden van een doeltreffende uitvoering, concrete maatregelen moeten nemen, met inbegrip van capaciteitsontwikkeling, die de biodiversiteitsprioriteiten in alle rechtsgebieden en op alle beleidsterreinen — namelijk landbouw, ruimtelijke ordening en stadsontwikkeling, handel, milieu, onderzoek en innovatie, de strijd tegen en aanpassing aan de klimaatverandering en de Europese Green Deal — verder mainstreamen en op elkaar afstemmen, en die alle bestuursniveaus adequaat integreren om ervoor te zorgen dat de maatregelen in de hele EU effect sorteren.

29.

Het CvdR benadrukt de aanbevelingen in zijn verslag over de financiering van biodiversiteitsmaatregelen (5) om de ambities voor het mainstreamen van het milieu in alle EU-financiering te vergroten en de financiering van lokale en regionale overheden ten behoeve van de biodiversiteit op de juiste schaal te verhogen en te stroomlijnen, ook binnen het LIFE-programma.

30.

Een samenhangend grensoverschrijdend milieubeleid en de daaruit voortvloeiende grensoverschrijdende samenwerking is onontbeerlijk, aangezien soorten over de grenzen heen leven.

31.

De EU zou prioriteit moeten geven aan het ombuigen van de curve van biodiversiteitsverlies in alle belangrijke financiële plannen, waaronder het meerjarig financieel kader voor 2021-2027 en de herstelplannen voor COVID-19, maar ook aan het vrijmaken van voldoende middelen om op alle overheidsniveaus, direct of indirect, biodiversiteitsmaatregelen te stimuleren die gericht zijn op de regionale context, waarbij de procedures voor een betere benutting van de financiering worden vereenvoudigd. Voorts zou zij de invoering moeten overwegen van een verkeerslichtsysteem voor overheidsuitgaven of investeringsactiviteiten dat de mogelijke gevolgen voor de biodiversiteit en de drijvende krachten achter het verlies ervan weergeeft.

32.

Daarnaast zou de doelstelling inzake de afschaffing van subsidies die schadelijk zijn voor de biodiversiteit volledig moeten worden geïntegreerd in de EU-staatssteunregelingen, zodat economische en regelgevende stimulansen in de publieke en private sectoren tegen 2030 een positieve balans hebben wat de biodiversiteit betreft. Voorts is het van belang biodiversiteit in het cohesiebeleid op te nemen.

33.

Een groot aantal banen is door het verlies aan biodiversiteit en de aantasting van ecosystemen in gevaar; anderzijds biedt de toepassing van bio-economische en duurzame productiemodellen kansen op werkgelegenheid. Daarom wordt de Commissie verzocht om in toekomstige milieustrategieën voorrang te verlenen aan het behoud van werkgelegenheid die rechtstreeks verband houdt met het tegengaan van biodiversiteitsverlies en de achteruitgang van het ecosysteem.

34.

Er moet meer geïnvesteerd worden in onderzoek naar het verband tussen natuur en economie om te zorgen voor extra bijdragen aan empirisch onderbouwde beleidsvorming en effectievere investeringen.

35.

Een eenvoudiger proces om biodiversiteit in de GLB-plannen te integreren is geboden. Het CvdR bepleit een gemeenschappelijk bindend en doeltreffend minimumbudget voor eco-regelingen voor alle nationale strategische plannen.

36.

De in de verschillende richtlijnen en verordeningen gebruikte terminologie is vaak incoherent, de procedures (bijv. het LIFE-programma) zijn vaak te ingewikkeld voor kleinere lokale en regionale overheden en zijn meestal gericht op grootschalige projecten en zijn daarnaast niet geschikt voor natuurprojecten in peri-urbane en rurale gebieden.

37.

Er is een belangrijke rol weggelegd voor dierentuinen en aquaria, maar het behoud en de instandhouding van de biodiversiteit moet worden toegespitst op inspanningen in situ en de preventie van de handel in wilde dieren, ruimere bescherming van lokale soorten en vergroting van de kennis over deze soorten. Het CvdR biedt zijn steun aan voor een betere uitvoering van de EU-dierentuinrichtlijn, overeenkomstig de CBD-doelstellingen.

38.

Het EU-kader voor de bescherming van het mariene milieu is weliswaar een van de meest uitgebreide en ambitieuze ter wereld, maar er moet evenzeer een impuls worden gegeven om de belangrijkste problemen, zoals overbevissing en niet-duurzaam kunststofafval, overtollige voedingsstoffen, visserijpraktijken, onderwaterlawaai en andere vormen van vervuiling, naar behoren aan te pakken. Praktijken inzake duurzame visserij en de gezondheid van mariene ecosystemen zijn essentieel voor de economieën, de bevolking en gemeenschappen in kustgebieden.

39.

De EU wordt verzocht de belangrijke rol van de subnationale overheden voor het behoud en herstel van de biodiversiteit te versterken, met name door het potentieel van de bioculturele diversiteit te ontsluiten. Voor zover het concept bioculturele diversiteit de biodiversiteit, de culturele diversiteit en de lokale, regionale en Europese identiteit omvat, kan het behoud van de biodiversiteit uit het oogpunt van de lokale gemeenschappen een meerwaarde bieden.

40.

De EU zou haar schouders moeten zetten onder een versterkt mondiaal kader voor biodiversiteit voor de periode na 2020, dat het gelijkwaardige belang van het internationale, regionale en lokale niveau weerspiegelt, door middel van een specifiek besluit voor volledige betrokkenheid van de lokale en regionale overheden, voortbouwend op de erfenis van het actieplan van besluit X/22 en de opmerkelijke resultaten die het plan de afgelopen tien jaar op alle bestuursniveaus heeft opgeleverd.

Vaststelling van de rol van steden en regio’s in het mondiale biodiversiteitskader voor de periode na 2020

41.

Het CvdR steunt de doelstelling van het VN-decennium voor het herstel van ecosystemen om het wereldwijde herstel van aangetaste en vernietigde ecosystemen te versnellen en massaal op te voeren teneinde de klimaatcrisis te bestrijden en de voedselzekerheid, de watervoorziening en de biodiversiteit te verbeteren, bijvoorbeeld door middel van de uitdaging van Bonn, die tot doel heeft tegen 2030 350 miljoen hectare aangetaste ecosystemen te herstellen.

42.

Het CvdR hamert er nogmaals op dat de sleutelrol van SLG’s bij het bereiken van de mondiale herstel- en biodiversiteitsdoelstellingen van verschillende besluiten van eerdere CBD COP’s formeel moet worden erkend en roept de VN-partijen op om samen te werken met hun SLG’s en hun capaciteit te versterken om biodiversiteit te integreren in de stedelijke, ruimtelijke en territoriale plannen teneinde de CBD-doelstellingen en het mondiale kader voor biodiversiteit voor de periode na 2020 te realiseren overeenkomstig de missie van besluit X/22.

43.

Het is goed dat het verband tussen biodiversiteit en de volksgezondheid in het mondiale kader voor biodiversiteit voor de periode na 2020 formeel is erkend. De cruciale rol van SLG’s bij de uitvoering en het beheer van op de natuur gebaseerde oplossingen, waaronder toegankelijke en inclusieve groene ruimten in en rondom de stad en op het platteland, die de gezondheidssituatie daadwerkelijk verbeteren, kan niet genoeg worden benadrukt.

44.

Het is sterk aanbevolen om uitdrukkelijk te verwijzen naar de rol van SLG’s in het hele mondiale kader voor biodiversiteit voor de periode na 2020, met name door de ontwikkeling van doelstellingen en streefcijfers (door wijziging van Deel I. Inleiding/B), het aangaan van partnerschappen, het stimuleren van verandering (door wijziging van Deel I. Inleiding/C) en het mainstreamen van biodiversiteit, onder meer in het relevante sectorale beleid op alle overheidsniveaus (door herformulering van deel D, streefcijfers 2030, punt 13) (6).

45.

Alle belanghebbende partijen en het grote publiek moeten collectief optreden, met bijzondere aandacht voor de bijdragen van IPLC’s, vrouwen, jongeren en degenen die rechtstreeks afhankelijk zijn van de biodiversiteit en deze beheren.

46.

Er zou prioriteit moeten worden gegeven aan een langetermijnbenadering voor het mainstreamen van biodiversiteit (LTAM), zowel horizontaal als verticaal, in alle beleidsdomeinen en sectoren op subnationaal en lokaal niveau. Het is namelijk gebleken dat SLG’s, die in wezen optreden als interface tussen het lokale openbare bestuur enerzijds en het maatschappelijk middenveld en de private sector anderzijds, het best in staat zijn om het herstel en de bescherming van ecosystemen in specifieke lokale en regionale contexten aan te pakken, middelen te bundelen en gebruik te maken van schaalvoordelen.

47.

Het CvdR schuift doelstelling 15 van het mondiale kader voor biodiversiteit voor de periode na 2020 naar voren om uitdrukkelijk de behoefte aan extra middelen aan te pakken ter ondersteuning van de LTAM door middel van gerichte capaciteitsontwikkeling op alle overheidsniveaus, onder meer via innovatieve, activerende methoden zoals intercollegiaal leren, teneinde het biodiversiteitsverlies om te keren, ecosystemen te herstellen, invasieve uitheemse soorten en het illegaal doden van en handelen in wilde dieren te voorkomen, en de belangrijkste belanghebbenden en deskundigen, met name IPLC, te betrekken bij het beheer van de biodiversiteit en het verlenen van technische bijstand en adequate financiële en personele middelen.

48.

De partijen bij het CBD zouden moeten overgaan tot een aanzienlijke verhoging van de overheidsfinanciering die de ruggengraat vormt voor het vrijmaken van middelen die door de SLG’s worden verzameld en onder hen worden verdeeld om te investeren in biodiversiteitsmaatregelen op hun bestuursniveau, met bijzondere aandacht voor de biodiversiteitshotspots, om zo de juiste voorwaarden te creëren voor investeringen door de particuliere sector.

49.

Het is aan te raden om samen te werken met gespecialiseerde technici, kunstenaars, schrijvers en de onderwijs- en mediasector teneinde initiatieven te ontwikkelen voor communicatie, onderwijs en bewustmaking van het publiek, afgestemd op het lokale en subnationale niveau, om nadruk te leggen op de culturele, recreatieve en intrinsieke waarde van biodiversiteit en het belang ervan voor de volksgezondheid in alle communicatie in de publieke, particuliere en zakelijke sector en benadrukt de unieke positie, de inzichten en de legitimiteit van SLG’s als het bestuursniveau dat het dichtst bij de mensen staat voor de uitvoering van dergelijke initiatieven.

50.

Er moeten consequente definities komen van indicatoren, ook voor de stedelijke groene ruimte, op basis van de herziene Singapore-index voor de biodiversiteit van steden, als instrument om de bijdrage van lokale biodiversiteitsmaatregelen te meten ter ondersteuning van een duidelijke rol voor SLG’s in het monitoring-, rapportage- en verificatiemechanisme voor het mondiale kader voor biodiversiteit voor de periode na 2020.

51.

De monitoringinspanningen zouden aanzienlijk moeten worden opgevoerd, met behulp van nieuwe technologieën, alle geschikte gegevensbronnen en voorspellende modellen in geïntegreerde monitoringsystemen voor biodiversiteit, zodat de doeltreffendheid van internationale overeenkomsten kan worden beoordeeld en de impact van de biodiversiteitsmaatregelen op alle niveaus nauwkeurig en transparant kan worden gevolgd.

52.

Het CvdR roept de Global Biodiversity Outlook (GBO) op om uitdrukkelijk te verwijzen naar het belang van SLG’s bij de ontwikkeling en uitvoering van nationaal beleid.

53.

Via jaarlijkse platformconventies zouden SLG’s hun bijdragen aan het mondiale kader voor biodiversiteit voor de periode na 2020 kunnen koppelen, uitwisselen en gezamenlijk presenteren en een wisselwerking tot stand kunnen brengen met bijvoorbeeld het wereldwijd platform voor duurzame steden, het programma voor duurzame steden van het Wereldmilieufonds, BIODEV 2030, het IADB-programma voor opkomende en duurzame steden, de “Great Green Wall of Cities” van de FAO en het gebiedgebaseerd verbintenissenplatform van het CBD.

54.

Het CvdR is sterk voorstander van het COP15-besluit dat gericht is op de volledige deelname van de SLG’s aan het mondiale kader voor biodiversiteit voor de periode na 2020, met inbegrip van een vernieuwd besluit X/22 waarin een actieplan voor SLG’s wordt vastgesteld inzake biodiversiteit en waarin een aanpak op het volledige overheidsniveau wordt versneld voor verticale samenwerking tussen alle overheidsniveaus om een coherent beleid te garanderen en het volledige potentieel van de SLG’s te benutten om de visie voor 2050 en de missie voor 2030 te verwezenlijken.

55.

Daarnaast steunt het CvdR de aanbeveling van het ondersteunend orgaan voor de uitvoering (SBI) over de betrokkenheid van subnationale en lokale overheden bij de verbetering van de invoering van het mondiale kader voor biodiversiteit en verzoekt het om een tussentijdse evaluatie door het SBI in 2024 van de rol van de SLG’s bij de invoering van het mondiale kader voor biodiversiteit voor de periode na 2020 en de LTAM.

56.

Het is belangrijk om samen te werken met internationale sleutelpartners (7) in het Edinburgh-proces voor SLG’s inzake de ontwikkeling van het mondiale kader voor biodiversiteit voor de periode na 2020 en de komende 7e mondiale top van subnationale en lokale overheden in het kader van de wereldwijde positionering van SLG’s als onderdeel van een doeltreffend mondiaal kader voor biodiversiteit voor de periode na 2020.

57.

Het CvdR verbindt zich ertoe zich proactief in te zetten om het mondiale kader voor biodiversiteit voor de periode na 2020 en de EU-biodiversiteitsstrategie tot 2030 uit te voeren en een geharmoniseerd, ambitieus EU-actieplan inzake biodiversiteit voor te bereiden.

Brussel, 14 oktober 2020.

De voorzitter van het Europees Comité van de Regio's

Apostolos TZITZIKOSTAS


(1)  Met “subnationale overheden, steden en andere lokale overheden voor biodiversiteit” (SLG’s) worden in een context van het mondiale kader alle overheidsniveaus onder het nationale niveau bedoeld en hetzelfde geldt voor de formulering “lokale en regionale overheden” in een EU-context.

(2)  COM(2020) 80 final, COR (2020) 01361 (PB C 324 van 1.102020, blz. 58).

(3)  Xie, L.; Bulkeley, H. (2020) City for Biodiversity: The Roles of Nature-Based Solutions in European Cities, NATURVATION.

(4)  NAT (2019) 4601 (PB C 324 van 1.10.2020, blz. 48).

(5)  CvdR (2020) Financiering van biodiversiteitsmaatregelen: kansen en uitdagingen voor subnationale overheden in de EU.

(6)  Volgens het nulontwerp van het mondiale kader voor biodiversiteit voor de periode na 2020 https://www.cbd.int/article/2020-01-10-19-02-38

(7)  Zoals de groep van leidende subnationale overheden (GoLS), ICLEI, Regions4 en de regeringen van Schotland en Quebec.


Top