Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52020AG0011(02)

    Motivering van de Raad: Standpunt (EU) nr. 11/2020 van de Raad in eerste lezing met het oog op de vaststelling van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende representatieve vorderingen ter bescherming van de collectieve belangen van consumenten en tot intrekking van Richtlijn 2009/22/EG 2020/C 404/02

    PB C 404 van 26.11.2020, p. 30–32 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    26.11.2020   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 404/30


    Motivering van de Raad: Standpunt (EU) nr. 11/2020 van de Raad in eerste lezing met het oog op de vaststelling van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende representatieve vorderingen ter bescherming van de collectieve belangen van consumenten en tot intrekking van Richtlijn 2009/22/EG

    (2020/C 404/02)

    I.   INLEIDING

    De Commissie heeft op 12 april 2018 bovengenoemd voorstel (1) met als rechtsgrond artikel 114 VWEU bij de Raad ingediend, evenals de mededeling “Een “new deal” voor consumenten” en een ander richtlijnvoorstel over de modernisering van de regels voor consumentenbescherming (2) (dat ondertussen in 2019 is vastgesteld).

    Dit voorstel voor een richtlijn moderniseert en vervangt de richtlijn betreffende het doen staken van inbreuken (3), door te voorzien in zowel stakings- als herstelmaatregelen bij inbreuken op het Unierecht met nadelige gevolgen voor een groep consumenten.

    Het Economisch en Sociaal Comité heeft op 20 september 2018 advies uitgebracht (4). Het Europees Comité van de Regio's heeft op 10 oktober 2018 advies uitgebracht (5).

    Het Europees Parlement (EP) heeft in maart 2019 zijn standpunt in eerste lezing vastgesteld (6) en 108 amendementen op het Commissievoorstel voorgesteld. Na de verkiezingen van het EP in 2019 is de rapporteur Geoffroy DIDIER (PPE, FR) herbenoemd. De Commissie juridische zaken die het voorstel behandelt, heeft op 9 januari 2020 besloten onderhandelingen met de Raad aan te knopen op basis van het EP-standpunt in eerste lezing.

    De Groep consumentenbescherming en -voorlichting is in april 2018 begonnen met de bespreking van het voorstel. Tijdens haar eerste vergadering heeft zij de effectbeoordeling van de Commissie behandeld. Daaruit is gebleken dat de delegaties over het algemeen tevreden waren over de door de Commissie in haar effectbeoordeling gehanteerde methoden en criteria.

    De Raad (Concurrentievermogen) heeft tijdens zijn zitting van 28 november 2019 overeenstemming bereikt over een algemene oriëntatie (7), waarin het voorzitterschap het mandaat krijgt om met het EP te onderhandelen.

    Er vonden drie informele trialogen plaats op 14 januari, 2 maart en 22 juni 2020. Tijdens de laatste trialoog bereikten de twee wetgevers een voorlopig akkoord over een algeheel compromispakket.

    In aansluiting op de vaststelling van de algemene oriëntatie heeft het voorzitterschap op 15 januari, 26 februari, 4 maart, 17 en 24 juni 2020 het Comité van permanente vertegenwoordigers in kennis gesteld van de voortgang van de onderhandelingen. Na analyse van de definitieve compromistekst met het oog op een akkoord, heeft het Comité van permanente vertegenwoordigers op 30 juni 2020 het politiek akkoord (8) bevestigd dat de twee wetgevers op 22 juni 2020 hadden bereikt.

    De Commissie juridische zaken van het EP heeft op 7 juli 2020 zijn goedkeuring gehecht aan de tekst. De voorzitter van de Commissie juridische zaken heeft op dezelfde dag een brief gestuurd naar de voorzitter van het Comité van permanente vertegenwoordigers, waarin hij aangaf dat hij de Commissie juridische zaken en de plenaire vergadering zou aanbevelen om het standpunt van de Raad in eerste lezing, mits bijgewerkt door de juristen-vertalers van beide instellingen, in tweede lezing zonder amendementen goed te keuren.

    Op basis hiervan heeft het Comité van permanente vertegenwoordigers de Raad op 22 juli 2020 geadviseerd zijn goedkeuring te hechten aan het politiek akkoord (9) dat op 21 september 2020 door de Raad (Landbouw en Visserij) is bevestigd.

    II.   DOEL

    Deze richtlijn heeft tot doel het vertrouwen van consumenten en bedrijven in de interne markt te versterken door te zorgen voor een eerlijkere concurrentie en een aangescherpte handhaving van het Unierecht op het gebied van consumentenbescherming. Meer bepaald stelt het voorstel bevoegde instanties die door de lidstaten zijn aangewezen, in staat representatieve vorderingen voor zowel stakings- als herstelmaatregelen in te stellen bij inbreuken op het Unierecht met nadelige gevolgen voor een groep consumenten. De voorgestelde richtlijn komt in de plaats van de huidige richtlijn betreffende het doen staken van inbreuken en beantwoordt aan de noodzaak om een horizontale EU-aanpak voor collectief verhaal te hanteren, op basis van gemeenschappelijke beginselen die de nationale rechtstradities in acht nemen en voorzien in waarborgen tegen mogelijke risico's op misbruik.

    III.   ANALYSE VAN HET STANDPUNT VAN DE RAAD IN EERSTE LEZING

    1.   Onderwerp en toepassingsgebied (artikelen 1 en 2, alsmede bijlage I)

    Het onderwerp van deze richtlijn, namelijk ervoor zorgen dat representatieve vorderingen ter bescherming van de collectieve belangen van consumenten in alle lidstaten beschikbaar zijn, wordt verduidelijkt, evenals het verband met bestaande regels van internationaal privaatrecht. De Raad stemde in met de door het EP gevraagde waarborg dat de richtlijn geen grond mag vormen om afbreuk te doen aan de bescherming van consumenten op gebieden die onder de in bijlage I vermelde rechtshandelingen vallen. Die lijst is geactualiseerd en bestrijkt gebieden zoals financiële diensten, reizen en toerisme, energie, gezondheid, telecommunicatie en gegevensbescherming.

    2.   Onderscheid tussen binnenlandse en grensoverschrijdende vorderingen (artikelen 4 en 6, en de overeenkomstige definities in artikel 3)

    De Raad achtte het belangrijk te voorzien in gemeenschappelijke en strengere criteria voor het aanwijzen van instanties die bevoegd zijn voor grensoverschrijdende vorderingen, en te zorgen voor de wederzijdse erkenning ervan. Conform de voorstellen van het EP moeten de criteria voor het aanwijzen van instanties die bevoegd zijn voor binnenlandse vorderingen, stroken met de doelstellingen van de richtlijn.

    3.   Financiering van representatieve vorderingen (artikelen 4 en 10)

    Het EP had bedenkingen bij de transparantie van de financiering van bevoegde instanties en wenste ook de regels inzake het voorkomen van belangenconflicten aan te scherpen. Naar aanleiding daarvan bereikte de Raad overeenstemming over wijzigingen inzake meer gedetailleerde aanwijzingscriteria en inzake de financiering door derden van vorderingen tot herstel. De lidstaten moeten er bijgevolg voor zorgen dat belangenconflicten worden vermeden en dat financiering door derden de representatieve vordering niet afleidt van de bescherming van de collectieve belangen van consumenten. In geval van gerede twijfel kunnen bevoegde instanties ertoe verplicht worden een financieel overzicht van hun financiering te verstrekken aan de rechter of administratieve autoriteit.

    4.   Werking van representatieve vorderingen (artikelen 7, 8, 9 en 12)

    De Raad achtte het belangrijk de werking van representatieve vorderingen verder te verduidelijken met het oog op een vlottere omzetting en toepassing van de richtlijn, en daartoe een afzonderlijk artikel inzake stakingsmaatregelen in te voeren. Voor het EP was het beginsel dat de in het ongelijk gestelde partij betaalt, cruciaal om misbruik van procesrecht te voorkomen. Er zijn bijgevolg een aantal wijzigingen en verduidelijkingen in die zin aangebracht, waarbij de regel dat er eerst een definitief besluit tot staking moet worden genomen alvorens herstelmaatregelen uit te vaardigen, komt te vervallen.

    5.   Informatie over representatieve vorderingen (artikel 13)

    Voor het EP was het belangrijk de bepalingen over informatie aan consumenten betreffende representatieve vorderingen aan te scherpen. De Raad was het hiermee eens en oordeelde dat deze aanscherping evenredig moest zijn. De bepalingen werden dan ook in die zin aangepast.

    6.   Steun voor bevoegde instanties (artikel 20)

    Het EP achtte het cruciaal om de bepalingen inzake steun voor bevoegde instanties te versterken en in detail uit te werken. De Raad was het erover eens dat de lidstaten maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de bevoegde instanties niet vanwege de kosten worden belet om stakings- of herstelmaatregelen te vorderen.

    7.   Europese Ombudsman (artikel 23, lid 3)

    Zoals gevraagd door het EP, moet de Commissie beoordelen of grensoverschrijdende representatieve vorderingen het best op Unieniveau kunnen worden behandeld door te voorzien in een Europese Ombudsman voor representatieve vorderingen met het oog op stakings- en herstelmaatregelen.

    8.   Uiterste termijnen voor het omzetten en toepassen van de richtlijn en overgangsbepalingen (artikelen 22 en 24)

    Gezien de complexiteit van het voorstel, met name voor lidstaten die niet over een systeem voor representatieve vorderingen beschikken, achtte de Raas het belangrijk dat de lidstaten meer tijd krijgen om de richtlijn om te zetten en toe te passen (respectievelijk 24 en 30 maanden).

    IV.   CONCLUSIE

    Het standpunt van de Raad in eerste lezing weerspiegelt het billijke en evenwichtige compromis dat de Raad en het Europees Parlement tijdens hun onderhandelingen met de hulp van de Commissie hebben bereikt. Na lange besprekingen over een mechanisme voor collectief verhaal op Europees niveau, krijgen consumenten en handelaren eindelijk een EU-breed kader dat de naleving van de regels inzake consumentenbescherming zal verbeteren en zal bijdragen tot een gelijk speelveld voor bedrijven.


    (1)  Doc. 7877/18 + ADD 1 - 5.

    (2)  Richtlijn (EU) 2019/2161 tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en Richtlijnen 98/6/EG, 2005/29/EG en 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft betere handhaving en modernisering van de regels voor consumentenbescherming in de Unie (PB L 328 van 18.12.2019, blz. 7).

    (3)  Richtlijn 2009/22/EG betreffende het doen staken van inbreuken in het raam van de bescherming van de consumentenbelangen (PB L 110 van 1.5.2009, blz. 30).

    (4)  PB C 440 van 6.12.2018, blz. 66.

    (5)  PB C 461 van 21.12.2018, blz. 232.

    (6)  Doc. 7714/19.

    (7)  Doc. 14210/19 + ADD 1.

    (8)  Doc. 9059/20.

    (9)  Doc. 9592/20 + COR 1 + ADD 1.


    Top