Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52018AP0213

    P8_TA(2018)0213 Terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten ***I Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 29 mei 2018 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten (COM(2016)0128 – C8-0114/2016 – 2016/0070(COD)) P8_TC1-COD(2016)0070 Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 29 mei 2018 met het oog op de vaststelling van Richtlijn (EU) 2018/… van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 96/71/EG betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten)

    PB C 76 van 9.3.2020, p. 226–229 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    9.3.2020   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 76/226


    P8_TA(2018)0213

    Terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten ***I

    Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 29 mei 2018 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten (COM(2016)0128 – C8-0114/2016 – 2016/0070(COD))

    (Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)

    (2020/C 76/32)

    Het Europees Parlement,

    gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2016)0128),

    gezien artikel 294, lid 2, artikel 53, lid 1, en artikel 62 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C8-0114/2016),

    gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    gezien de gemotiveerde adviezen die in het kader van protocol nr. 2 betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid zijn uitgebracht door het Bulgaarse parlement, de Tsjechische kamer van afgevaardigden en de Tsjechische Senaat, het Deense parlement, het Estse parlement, het Kroatische parlement, het Letse parlement, het Litouwse parlement, het Hongaarse parlement, de Poolse Nationale Vergadering en de Poolse Senaat, de Roemeense Kamer van Afgevaardigden en de Roemeense Senaat en het Slowaakse parlement, en waarin wordt gesteld dat het ontwerp van wetgevingshandeling niet strookt met het subsidiariteitsbeginsel,

    gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 14 december 2016 (1),

    gezien het advies van het Comité van de Regio's van 7 december 2016 (2),

    gezien het overeenkomstig artikel 69 septies, lid 4, van zijn Reglement door de bevoegde commissie goedgekeurde voorlopig akkoord en de door de vertegenwoordiger van de Raad bij brief van 11 april 2018 gedane toezegging om het standpunt van het Europees Parlement overeenkomstig artikel 294, lid 4, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie goed te keuren,

    gezien artikel 59 van zijn Reglement,

    gezien het verslag van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken en de adviezen van de Commissie interne markt en consumentenbescherming en de Commissie juridische zaken (A8-0319/2017),

    1.

    stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;

    2.

    neemt kennis van de aan deze resolutie gehechte verklaring van de Commissie;

    3.

    verzoekt de Commissie om hernieuwde voorlegging aan het Parlement indien zij haar voorstel vervangt, ingrijpend wijzigt of voornemens is het ingrijpend te wijzigen;

    4.

    verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.

    (1)  PB C 75 van 10.3.2017, blz. 81.

    (2)  PB C 185 van 9.6.2017, blz. 75.


    P8_TC1-COD(2016)0070

    Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 29 mei 2018 met het oog op de vaststelling van Richtlijn (EU) 2018/… van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 96/71/EG betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten)

    (Aangezien het Parlement en de Raad tot overeenstemming zijn geraakt, komt het standpunt van het Parlement overeen met de definitieve rechtshandeling: Richtlijn (EU) 2018/957.)


    BIJLAGE BIJ DE WETGEVINGSRESOLUTIE

    VERKLARING VAN DE COMMISSIE

    Artikel 3, lid 7, tweede alinea, van Richtlijn 96/71/EG, als gewijzigd bij de vandaag vastgestelde richtlijn, bepaalt dat de toeslagen in verband met de terbeschikkingstelling als een deel van de bezoldiging worden beschouwd, voor zover deze niet uitgekeerd worden als vergoeding van daadwerkelijk in verband met de terbeschikkingstelling gemaakte onkosten, zoals reiskosten, verblijfkosten en kosten voor voeding. Het bepaalt ook dat de werkgever, onverminderd lid 1, eerste alinea, onder h), die kosten aan de ter beschikking gestelde werknemer terugbetaalt volgens het voor het dienstverband geldende nationaal recht en/of de voor het dienstverband geldende nationale praktijk.

    De Commissie gaat ervan uit dat de "het voor het dienstverband geldende nationaal recht en/of de voor het dienstverband geldende nationale praktijk" in beginsel het nationaal recht en/of de nationale praktijk van de lidstaat van herkomst zijn, tenzij anders is bepaald overeenkomstig de EU-regels inzake internationaal privaatrecht. In het licht van het arrest van het Hof in zaak C-396/13 (punt 59) heeft terugbetaling ook betrekking op de situatie waarin de werkgever de kosten van de werknemers voor zijn rekening neemt zonder dat zij de bedragen in kwestie hoeven voor te schieten of om teruggaaf ervan hoeven te verzoeken.

    De Commissie merkt op dat in de vandaag vastgestelde richtlijn is voorzien dat, gezien de zeer mobiele aard van werk in het internationaal wegvervoer, de herziene regels inzake terbeschikkingstelling pas op de sector wegvervoer van toepassing zullen zijn vanaf de datum van toepassing van een wetgevingshandeling tot wijziging van Richtlijn 2006/22/EG wat betreft de handhavingsvoorschriften en tot vaststelling van specifieke regels met betrekking tot Richtlijn 96/71/EG en Richtlijn 2014/67/EU voor de terbeschikkingstelling van bestuurders in de wegvervoersector.

    De Commissie vraagt de Raad en het Europees Parlement deze wetgevingshandeling spoedig vast te stellen, zodat de regels kunnen worden afgestemd op de specifieke behoeften van ter beschikking gestelde werknemers in de sector en er tegelijkertijd wordt gezorgd voor de goede werking van de interne markt voor wegvervoer.

    Tot de datum van toepassing van de sectorspecifieke wetgevingshandeling blijven Richtlijn 96/71/EG en Richtlijn 2014/67/EU van kracht in het wegvervoer. Deze wetgevingshandelingen zijn niet van toepassing op wegvervoersactiviteiten die geen terbeschikkingstelling behelzen.

    De Commissie zal de behoorlijke handhaving van de huidige regels van nabij blijven volgen, vooral in de sector wegvervoer, en waar passend optreden."


    Top