Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52018IP0210

    Resolutie van het Europees Parlement van 29 mei 2018 over de optimalisering van de waardeketen in de visserijsector van de EU (2017/2119(INI))

    PB C 76 van 9.3.2020, p. 2–10 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    9.3.2020   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 76/2


    P8_TA(2018)0210

    Optimalisering van de waardeketen in de visserijsector van de EU

    Resolutie van het Europees Parlement van 29 mei 2018 over de optimalisering van de waardeketen in de visserijsector van de EU (2017/2119(INI))

    (2020/C 76/02)

    Het Europees Parlement,

    gezien artikel 42 en artikel 43, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), op grond waarvan een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten is ingesteld,

    gezien zijn resolutie van 6 juli 2017 over de bevordering van cohesie en ontwikkeling in de ultraperifere gebieden van de EU: uitvoering van artikel 349 VWEU (1),

    gezien Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, met name artikel 35 daarvan over de doelstellingen van de gemeenschappelijke marktordening,

    gezien Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten,

    gezien Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, met name de artikelen 11, 13, 41 tot en met 44, 48, 63, 66, 68 en 70 tot en met 73,

    gezien de middellangetermijnstrategie van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM) voor de periode 2017-2020, gericht op de duurzaamheid van de visserij in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee,

    gezien zijn resolutie van 13 juni 2017 over de toestand van de visbestanden en de sociaaleconomische situatie van de visserijsector in de Middellandse Zee (2),

    gezien de nieuwe strategie van de Europese Commissie voor een nieuw en sterker strategisch partnerschap met de ultraperifere gebieden van de EU, bekendgemaakt op 24 oktober 2017 (COM(2017)0623),

    gezien zijn resolutie van 12 mei 2016 over de traceerbaarheid van visserij- en aquacultuurproducten in restaurants en de detailhandel (3),

    gezien zijn resolutie van 27 april 2017 over het beheer van de visserijvloten in de ultraperifere gebieden (4),

    gezien artikel 52 van zijn Reglement,

    gezien het verslag van de Commissie visserij (A8-0163/2018),

    A.

    overwegende dat de visserijsector van de EU zich voor steeds moeilijkere en complexere uitdagingen gesteld ziet; dat de toestand van de visbestanden en de stijgende kosten, met name vanwege de schommelingen in de brandstofprijzen, van invloed kunnen zijn op de inkomsten van de vissers; dat de dalende visquota en de oneerlijke verdeling ervan er in dit verband toe leiden dat de lokale gemeenschappen zich in een moeilijke situatie bevinden als gevolg van de daling in visvangstactiviteiten; dat bij de stijging van de vervoerskosten als gevolg van een dubbele impact van de hogere brandstofprijzen nog eens de concurrentie van importproducten uit derde landen komt; dat deze en andere problemen weliswaar worden onderkend, maar dat vele van de oorzaken van de verslechtering van de sociaaleconomische situatie in de sector, zoals de inadequate prijsvorming bij de eerste verkoop van vis, nog steeds in aanzienlijke mate voortbestaan;

    B.

    overwegende dat de visserijsector van strategisch belang is voor de visvoorziening en de evenwichtige voedingsbalans van de verschillende EU-lidstaten en een belangrijke bijdrage levert aan de sociaaleconomische welvaart van de kustgemeenschappen, de plaatselijke ontwikkeling, de werkgelegenheid, de instandhouding en de start van economische upstream- en downstreambedrijvigheid en het behoud van plaatselijke culturele tradities;

    C.

    overwegende dat de kleinschalige, ambachtelijke en kustvisserij 83 % van de actieve vissersvaartuigen van de Unie vertegenwoordigt en goed is voor 47 % van de totale werkgelegenheid in de visserijsector van de EU; dat in Verordening (EU) nr. 1380/2013 wordt bepaald dat "de lidstaten moeten trachten bevoorrechte toegang te geven aan de kleinschalige, de ambachtelijke en de kustvisserij", maar dat dit in de praktijk niet gebeurt;

    D.

    overwegende dat de naleving van de EU-voorschriften verplicht is voor de meeste distributeurs van visserij- en aquacultuurproducten, zoals supermarkten; dat de gevolgen van deze naleving voor de werkomstandigheden en het inkomen van vissers echter uiteenlopen, hetgeen nadelig kan uitpakken voor kleinere vissersvaartuigen;

    E.

    overwegende dat rekening moet worden gehouden met de grote verschillen tussen vloten, vlootsegmenten, doelsoorten, vistuig, productiviteit, consumentenvoorkeur en visconsumptie per inwoner in de verschillende EU-landen, alsook met de speciale kenmerken van de visserijactiviteit die samenhangen met de sociale structuur ervan, de afzetvormen en de structurele en natuurlijke ongelijkheid tussen de verschillende visserijregio's;

    F.

    overwegende dat de ambachtelijke vissers steun en financiële bijstand nodig hebben om nieuwe marktsegmenten te kunnen aanboren;

    G.

    overwegende dat de inkomsten en lonen in de visserijsector onzeker zijn, hetgeen te wijten is aan de wijze waarop de afzet in de sector geregeld is en waarop de prijzen bij eerste verkoop worden vastgesteld en aan het onregelmatige karakter van de activiteit zelf, en dat dit onder meer noopt tot instandhouding van passende nationale en communautaire overheidssteun aan de sector;

    H.

    overwegende dat een analyse van de belangrijkste punten in de waardeketen van visserijproducten ervoor kan zorgen dat de lokale vissers en producenten een groter deel van de waarde zelf behouden door nieuwe lokale markten te ontsluiten en lokale belanghebbenden te mobiliseren, wat een positieve weerslag kan hebben op de lokale gemeenschappen doordat in hun gebied dynamische, rendabele en duurzame economische activiteiten worden gecreëerd;

    I.

    overwegende dat in artikel 349 VWEU wordt erkend dat de ultraperifere gebieden zich in een bijzondere economische en sociale situatie bevinden die wordt gekenmerkt door structurele factoren (afgelegen ligging, insulair karakter, kleine oppervlakte, moeilijk reliëf en klimaat en economische afhankelijkheid van enkele producten, enz.) die vanwege hun blijvende en cumulatieve karakter de ontwikkeling van deze gebieden en de waardeketen van de visserijsector ernstig schaden;

    J.

    overwegende dat de primaire producenten weliswaar een fundamentele rol spelen in de waardeketen, maar niet altijd profiteren van de toegevoegde waarde die verderop in de keten gegenereerd wordt;

    K.

    overwegende dat het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) is ontworpen met het oog op meer duurzaamheid en een sterkere concurrentiepositie van de visserij- en aquacultuursector in de Unie;

    L.

    overwegende dat één manier om ervoor te zorgen dat visserijproducten uit ultraperifere gebieden op de belangrijkste afzetmarkten kunnen concurreren, is te garanderen dat de prijs van de vis uit die gebieden niet stijgt ten gevolge van de vervoerskosten;

    M.

    overwegende dat de EU de grootste mondiale speler is wat betreft de afzet van visserij- en aquacultuurproducten;

    N.

    overwegende dat talrijke factoren de handel in vis- en aquacultuurproducten beïnvloeden, zoals de consumentenvoorkeur in de verschillende geografische gebieden;

    O.

    overwegende dat de gemeenschappelijke marktordening (GMO) voor visserij- en aquacultuurproducten bedoeld is om de transparantie en stabiliteit van de markten te vergroten, met name op het gebied van economische kennis van en inzicht in de markten voor visserij- en aquacultuurproducten van de Unie over de hele toeleveringsketen;

    P.

    overwegende dat in artikel 38 van Verordening (EU) nr. 1379/2013 houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten de verplichting wordt ingevoerd om het vangst- of productiegebied te vermelden, alsook voor op zee gevangen visserijproducten, de naam, in geschreven vorm, van het deelgebied of de sector zoals die vermeld zijn in de FAO-lijst van visserijzones;

    Q.

    overwegende dat transparantie een wijze is om het recht van de consumenten te waarborgen om met de grootste precisie te kunnen uitmaken welke de kenmerken zijn van de producten die zij kopen; dat met het oog daarop de etikettering moet worden verbeterd door verplicht te stellen dat daarin dezelfde precieze informatie wordt opgenomen over de herkomst van de vis, zowel voor verse als voor verwerkte producten;

    R.

    overwegende dat het bij de huidige verkoopdynamiek niet mogelijk is de kostenschommelingen van de productiefactoren, met inbegrip van de brandstofkosten, door te berekenen in de visprijs en dat de gemiddelde prijzen bij eerste verkoop geen gelijke tred hebben gehouden met de ontwikkeling van de prijzen voor de eindafnemer;

    S.

    overwegende dat in de door de afdeling Structuur- en Cohesiebeleid in 2016 gepubliceerde studie getiteld "Small-scale fisheries markets: value chain, promotion and labelling" (Afzetmarkten van de kleinschalige visserij: waardeketen, bevordering en etikettering), duidelijk wordt gesteld dat de etikettering van visserijproducten van de EU verwarrend kan zijn voor de consument;

    T.

    overwegende dat producentenorganisaties voor visserijproducten en voor aquacultuurproducten de spil vormen voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het GVB en van de GMO;

    U.

    overwegende dat de Unie zich inzet voor het behoud van hoogwaardige kwaliteit van visserijproducten, met name in het licht van de handelsbetrekkingen met derde landen;

    V.

    overwegende dat de verwerkende en conservenindustrie van groot belang zijn;

    W.

    overwegende dat de plaatselijke actiegroepen voor de visserij (FLAG's) in het kader van het GVB van wezenlijk belang zijn voor de uitwerking en toepassing van sectoroverschrijdende en geïntegreerde strategieën voor een vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling die beantwoorden aan de behoeften van de lokale vissersgemeenschap, en dat ze erkend worden als een nuttig instrument dat bijdraagt tot de diversifiëring van de visserijactiviteiten;

    X.

    overwegende dat de bevoorradingsketen van vis niet op zichzelf staat en dat de totstandbrenging van koppelingen tussen bedrijfstakken van vitaal belang is voor de ontwikkeling van innoverende producten waarmee nieuwe markten kunnen worden aangeboord en voor een betere afzetbevordering;

    Y.

    overwegende dat het in de visserijsector van een aantal lidstaten van de Unie ontbreekt aan structurering en verenigingsvorming;

    Z.

    overwegende dat de visserijtakken in de ultraperifere regio's hun eigen behoeften hebben, die erkend worden in artikel 349 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en die eveneens van invloed zijn op de structuur ervan;

    AA.

    overwegende dat brancheorganisaties (zoals reeds in de GMO vermeld) over het potentieel beschikken om de coördinatie van marketingactiviteiten over de hele toeleveringsketen te verbeteren en om maatregelen te stimuleren die in het belang van de hele sector zijn;

    AB.

    overwegende dat de duurzame en efficiënte exploitatie van visbestanden in bepaalde gevallen beter kan worden bereikt via organisaties met leden uit verschillende lidstaten en regio's van de Unie, aangezien het hier om gedeelde bestanden gaat die dan ook voor elke regio apart moeten worden aangepakt en bestudeerd;

    AC.

    overwegende dat de visserijsector van groot belang is voor de sociaaleconomische situatie, de werkgelegenheid en de bevordering van de economische en sociale samenhang in de ultraperifere gebieden, die gekenmerkt worden door economieën met permanente structurele beperkingen en met weinig mogelijkheden voor economische diversificatie;

    AD.

    overwegende dat het tekort aan jonge vakmensen de modernisering en vooruitgang van de sector belemmert en een grote bedreiging vormt voor het overleven van veel kustgemeenschappen;

    AE.

    overwegende dat de rol van vrouwen in de visserijsector weinig zichtbaar is, hoewel vrouwen vaak achter de schermen werken, zoals in de logistieke ondersteuning of administratieve werkzaamheden, maar ook als visser of kapitein op sommige vissersvaartuigen;

    AF.

    overwegende dat de aanlandingsverplichting een reële economische en sociale belasting vormt die de winstgevendheid verkleint en die gevolgen heeft voor de waardeketen, en dat die gevolgen zo veel mogelijk moeten worden beperkt;

    AG.

    overwegende dat de consumenten meer bewust moeten worden gemaakt van het belang van gezonde voeding en duurzame productie;

    AH.

    overwegende dat de waardevermindering van de vis bij eerste verkoop en de stijging van de brandstofprijzen tot de oorzaken van de verslechtering van de sociaaleconomische situatie behoren;

    1.

    verzoekt de Commissie en de lidstaten om samen met de regionale autoriteiten deskundigengroepen samen te stellen die belast zijn met het analyseren en voorstellen van corrigerende maatregelen in verband met het gebruik van verschillende begrotingsposten van het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij om te onderzoeken wat de oorzaken zijn van het niet uitvoeren en mogelijk verliezen van middelen, alsook om een passend niveau van toezicht en transparantie te waarborgen en een beter beheer te eisen van de betrokken overheden;

    2.

    dringt er bij de lidstaten op aan te voldoen aan de bepalingen van Verordening (EU) nr. 1380/2013 en daadwerkelijk bevoorrechte toegang tot vangstmogelijkheden te geven aan kleinschalige en ambachtelijke visserijvaartuigen van de EU;

    3.

    verzoekt de Commissie en de lidstaten te doen wat nodig is om de oprichting van producentenorganisaties te vereenvoudigen, onder meer door de bureaucratische obstakels van de huidige procedure weg te nemen en door de vereiste minimumproductie te verlagen om te bevorderen dat kleine producenten zich aansluiten; wijst erop dat eveneens de activiteiten van producentenorganisaties bevorderd moeten worden door deze organisaties meer autonomie te geven en ervoor te zorgen dat ze gemakkelijker toegang hebben tot de benodigde financiële steun, opdat ze naast het beheren van de visserij ook andere taken kunnen uitvoeren binnen een door de doelstellingen van het GVB vastgelegd kader, en dit met name voor de ultraperifere gebieden, die de werking van de producentenorganisaties en de brancheverenigingen lokaal moeten kunnen aanpassen in hun gebieden die gekenmerkt worden door een insulair karakter, geïsoleerde ligging, kleine omvang, een hoofdzakelijk ambachtelijke visserij en een grote kwetsbaarheid voor import;

    4.

    benadrukt dat de operationele programma's voldoende financiële ondersteuning moeten bieden om te bevorderen dat de producentenverenigingen hun producten rechtstreeks kunnen afzetten en dus een grotere rol spelen in de waardeketen, teneinde de waarde van hun productie te vergroten en de toegevoegde waarde van de visserijproducten te verhogen;

    5.

    verzoekt de Commissie en de lidstaten ervoor te zorgen dat de steun ten behoeve van de veiligheid en hygiëne aan boord geen onderdeel van een concurrentieproces gaan vormen en dat er meer geld wordt uitgetrokken voor de ambachtelijke visserij;

    6.

    verzoekt de Commissie en de lidstaten te bevorderen dat productenorganisaties de waardeketen op te nemen in hun productie- en marketingplannen, opdat het aanbod wordt afgestemd op de vraag, billijke inkomsten voor de vissers gewaarborgd worden en Europese consumenten producten vinden die voldoen aan hun behoeften, waarbij rekening wordt gehouden met onderlinge verschillen; wijst erop dat in dit verband marketingstrategieën die zijn aangepast aan lokale kenmerken, zoals sector- en/of productspecifieke campagnes, een essentieel middel zijn – dat ook de mogelijkheid van rechtstreekse verkoop moet omvatten – om consumenten beter te informeren en bewuster te maken, onder meer door middel van aanduidingen en etiketten die begrijpelijke informatie geven;

    7.

    verzoekt de Commissie, de lidstaten en de regionale en lokale overheden de kleinschalige visserij sterker te maken door de lokale consumptie aan te moedigen via rechtstreekse en meer gespecialiseerde marketing, "nul-kilometer"-afzetkanalen, met betere samenwerking tussen de overheid en de visserijsector in het kader waarvan openbare instellingen zoals scholen en ziekenhuizen worden bevoorraad met lokale visproducten, alsook met reclamecampagnes waarbij ook moet worden samengewerkt via private initiatieven om lokale levensmiddelen te promoten, zoals het Slow Fish-initiatief, en het seizoensgebonden karakter van bepaalde vangsten te eerbiedigen; verzoekt de Commissie en de lidstaten tevens om samenwerking tussen de toeristische en de visserijsector te ondersteunen en een lijst van goede praktijken op te stellen op basis van ervaringen die nieuwe samenwerkingsvormen faciliteren;

    8.

    benadrukt dat een van de kernpunten van deze afzetstrategieën bestaat in de verplichte vermelding van de herkomst van het product op het etiket van visserijproducten, zowel voor verse als voor verwerkte producten;

    9.

    verzoekt om de invoering van regelingen om de prijs bij eerste verkoop te verbeteren, ten behoeve van de vissers, wier werk zo beter beloond wordt, en om een billijke en juiste verdeling van de toegevoegde waarde over de waardeketen van de sector te bevorderen door de marges voor de tussenhandel te verkleinen, de productieprijzen te verhogen en de consumptieprijzen aan banden te leggen; bevestigt opnieuw dat de lidstaten in geval van ernstige evenwichtsverstoringen in de keten maatregelen kunnen nemen door bijvoorbeeld maximale marges voor de tussenhandel vast te stellen voor elke schakel in de keten;

    10.

    verzoekt de Commissie en de lidstaten om steun voor het initiatief van organisaties van kleinschalige vissers in de EU om een speciaal logo in te voeren ter garantie van de versheid van het visproduct, uitstekende kwaliteit, gecontroleerde gezondheidsnormen, naleving van de 0 km-vereisten (waarmee de voorkeur wordt gegeven aan lokale producten in plaats van aan producten die van ver moeten komen), het feit dat het product van dichtbij komt en aansluit bij tradities, enz.;

    11.

    wijst erop dat de bijlage bij Verordening (EEG) nr. 1536/92 inzake de handelsnormen voor conserven moet worden aangepast omwille van de transparantie en om de rechten van de consument te beschermen;

    12.

    verzoekt de Commissie en de lidstaten een etikettering voor verse en verwerkte vis in te voeren waarin duidelijk het land van oorsprong wordt vermeld;

    13.

    dringt er bij de lidstaten met klem op aan structurering en verenigingsvorming in de visserijsector te bevorderen;

    14.

    verzoekt de Commissie een clausule met de kwaliteitsnormen van de EU in handelsovereenkomsten met derde landen op te nemen, zodat importproducten aan dezelfde normen moeten voldoen als de visserijproducten uit de EU;

    15.

    verzoekt de Commissie en de lidstaten te zorgen voor een gelijk speelveld voor visserij- en aquacultuurproducten uit de EU en ingevoerde producten door er nauwlettend op toe te zien dat in de EU ingevoerde visserij- en aquacultuurproducten voldoen aan de huidige EU-wetgeving inzake veiligheid, hygiëne en kwaliteit en aan Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad (5) inzake IOO-visserij;

    16.

    dringt aan op striktere toepassing van de EU-wetgeving inzake etikettering en consumentenvoorlichting, zowel op detailmarkten als in de horeca; acht dit van belang voor alle visserijproducten, zowel ingevoerde als in de EU geproduceerde producten; is in dit verband van mening dat de controleverordening (EG) nr. 1224/2009 daartoe in alle lidstaten strikter moet worden toegepast en dat de regelgeving moet worden uitgebreid tot alle fasen van de toeleveringsketen;

    17.

    dringt er bij de Commissie op aan dat er een studie wordt gemaakt van de gevolgen van invoer voor de plaatselijke visserij;

    18.

    verzoekt de Commissie een gepast gebruik van regionalisering toe te staan, met speciale aandacht voor de ultraperifere gebieden en evenals differentiatie van de ondersteuningsinstrumenten, zodat deze aangepast kunnen worden aan de verschillende soorten producentenorganisaties en hun specifieke behoeften;

    19.

    benadrukt dat het van belang is beleid te maken dat de plaatselijke kustgemeenschappen in staat stelt een geïntegreerd aanbod te presenteren door gebruik te maken van de synergieën die teweeggebracht worden door verschillende productieve sectoren die direct of indirect voor lokale ontwikkeling kunnen zorgen; dringt er daarom op aan dat de middelen van het GVB gecombineerd worden met die van andere Europese programma's in het kader van het Europees Sociaal Fonds of het GLB; wijst erop dat met deze combinatie van middelen en programma's de initiatieven van plaatselijke gemeenschappen en ondernemers moeten worden ondersteund die gericht zijn op plattelandsontwikkeling, verbetering van de leefomstandigheden en verhoging en vooral ook diversificatie van de inkomsten;

    20.

    acht het van cruciaal belang dat de financiële ondersteuning van het vervoer van de vis uit ultraperifere gebieden naar de internationale markt wordt gehandhaafd, en bij voorkeur wordt verhoogd, om eerlijke concurrentie met producten uit andere plaatsen te garanderen;

    21.

    verzoekt de Commissie te kijken naar de mogelijkheid om zo spoedig mogelijk een financieringsinstrument te creëren dat specifiek gericht is op ondersteuning van de visserij, op basis van de Posei-regeling voor de landbouwsector in de ultraperifere gebieden, en dat het visserijpotentieel van die gebieden werkelijk kan verbeteren; is van oordeel dat de mogelijkheid moet worden overwogen om in dit specifieke instrument de bepalingen over te nemen van artikel 8 (staatssteun), artikel 13, lid 5 (begrotingsmiddelen in het kader van gedeeld beheer), en de artikelen 70 (compensatieregeling), 71 (berekening van de compensatie), 72 (compensatieplan) en 73 (staatssteun voor de uitvoering van compensatieplannen) van Verordening (EU) nr. 508/2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij;

    22.

    is van mening dat die lokale plannen voor de ontwikkeling van de kustgemeenschappen nieuwe activiteiten, ook zakelijk, moeten ondersteunen die het mogelijk maken om kwaliteitsgrondstoffen, specifieke verwerkingsprocessen en het cultureel en historisch erfgoed van die gemeenschappen te integreren in de waardeketen; wijst er tevens op dat die plannen afzetmechanismen moeten bevorderen, zoals verplichte vermelding van de oorsprong in de etikettering van de producten, waardoor de kwaliteiten ervan zichtbaar worden op de markt en ervoor wordt gezorgd dat het grootste deel van de gegenereerde inkomsten ten goede komt aan de betrokken gemeenschappen;

    23.

    benadrukt daarnaast het belang van de zee, mariene rijkdommen en visserijproducten voor de bevordering van de cohesie en de ontwikkeling van de ultraperifere gebieden en de toepassing van artikel 349 VWEU; dringt er derhalve bij de Commissie op aan artikel 349 VWEU ook op visserijgebied in acht te nemen door de onafhankelijke Posei-regeling voor de visserij, die in het kader van de hervorming van het huidige EFMZV werd afgeschaft, volledig in ere te herstellen;

    24.

    verzoekt de Commissie, de lidstaten en de regionale en lokale autoriteiten de oprichting van brancheorganisaties en transnationale producentenorganisaties en verenigingen van producentenorganisaties (zoals al in de GMO is voorzien), op EU-niveau of op basis van biogeografische regio, te ondersteunen; wijst erop dat dit van wezenlijk belang is om de autonomie van producentenorganisaties te vergroten en hun onderhandelingspositie te versterken;

    25.

    verlangt dat bij deze processen bijzondere aandacht wordt besteed aan het genderbeleid teneinde te waarborgen dat vrouwen naar behoren vertegenwoordigd zijn in deze organisaties; wijst erop dat op deze wijze de huidige rol van vrouwen in de sector zowel zichtbaarder als sterker wordt;

    26.

    benadrukt het belang van nauwere samenwerking tussen wetenschap en visserij om de complexe afhankelijkheidsproblemen en zwakke punten in de processen binnen de waardeketen aan te pakken, zodat die kunnen worden verbeterd, hetgeen alle betrokken partijen ten goede zal komen;

    27.

    verzoekt de Commissie het gebruik van de informatie die wordt verstrekt door de waarnemingspost voor de Europese markt voor visserij- en aquacultuurproducten (EUMOFA) te bevorderen, zodat alle marktdeelnemers in de keten beschikken over transparante, betrouwbare en geactualiseerde informatie voor een efficiënte besluitvorming; verzoekt de Commissie in dit verband om bijgewerkte gegevens over de nieuwe uitdagingen voor de betrokken marktspelers, zoals de verkoop via internet en de veranderende consumptiepatronen;

    28.

    pleit voor een ambitieuze hervorming van de GMO voor visserijproducten opdat die meer bijdraagt tot het waarborgen van het rendement van de sector, de stabiliteit van de markten, de verbetering van de afzet van visserijproducten en de verhoging van de toegevoegde waarde ervan;

    29.

    verzoekt de Commissie de visserijproducten op te nemen in haar komende wetgevingsvoorstel inzake de bestrijding van oneerlijke handelspraktijken, een probleem waarmee levensmiddelen in het algemeen kampen;

    30.

    verzoekt de Commissie met klem om herziening van het systeem voor de etikettering van visserijproducten zoals dat in Verordening (EU) nr. 1379/2013 is opgezet op basis van de visserijzones van de FAO, die meer dan 70 jaar geleden zijn vastgesteld met als doel om informatie te geven over vangsten en niet om de consument een aanknopingspunt te bieden, aangezien dit systeem verwarring schept en niet bijdraagt tot het verstrekken van duidelijke, transparante en eenvoudige informatie;

    31.

    vraagt aan de Commissie, de lidstaten en regionale en lokale autoriteiten het tekort aan beroepskwalificaties in de visserijsector in kaart te brengen, vooral met betrekking tot jonge vissers, teneinde de beroepsopleidingen voor de visserijsector meer te richten op de werkelijke behoeften van de sector en daarmee bij te dragen aan de modernisering en de ontwikkeling van de sector en het behoud van de bevolking in vissersplaatsen, alsook aan het scheppen van passende arbeidsmogelijkheden in aquacultuur-, plattelands- en kustzones in de ultraperifere gebieden en in van de visserij afhankelijke regio's;

    32.

    benadrukt het belang van het creëren van oorsprongsmarkten en van traditionele producten van bijzondere kwaliteit, die gepromoot worden op beurzen, in de kleinhandel en in de horeca, als middel om de toegevoegde waarde van lokale visserijproducten te vergroten en de plaatselijke ontwikkeling te stimuleren;

    33.

    wijst erop dat specifieke strategieën voor de scholing in digitale vaardigheden op het gebied van beheer en met name afzet essentieel zijn om de positie van producenten in de waardeketen te verbeteren;

    34.

    herinnert eraan dat de capaciteitsopbouwplannen zowel betrekking moeten hebben op de traditionele beroepen, die in de sector hoofdzakelijk door vrouwen worden uitgeoefend, als specifieke plannen moeten omvatten om de inzetbaarheid van vrouwen op de arbeidsmarkt en vrouwelijk ondernemerschap te bevorderen; benadrukt dat de opneming van deze specifieke aspecten in de formele opleiding ook de bijbehorende juridische effecten moet hebben en ervoor moet zorgen dat deze beroepsbeoefenaars een hogere status krijgen op de arbeidsmarkt;

    35.

    verzoekt de Commissie te zoeken naar krachtigere regelingen om de afzet van verwerkte visproducten met een hogere toegevoegde waarde, met name conserven, te bevorderen, zoals dat ook voor bepaalde landbouwproducten gebeurt, alsook naar programma's om visserijproducten uit de EU te promoten in het buitenland, met name via internationale tentoonstellingen en beurzen;

    36.

    verzoekt de lidstaten en de regionale autoriteiten dringend de marktdeelnemers in de visserijsector te helpen met het verkrijgen van toegang tot de kennis, netwerken en financiële middelen die nodig zijn om innovatieve activiteiten te ondernemen en nieuwe producten ("novel foods") te ontwerpen, met name de waardeverhoging van reeds gevangen soorten met een geringe economische waarde, en om onderzoeksorganisaties en -instellingen zoals oceanografische instituten daarbij te betrekken, zodat kan worden geprofiteerd van hun kennis van de basisgrondstoffen en de biologische, nutritionele en organoleptische eigenschappen daarvan, met als doel verspilling te voorkomen, de waarde van verse producten te maximaliseren, synergieën te stimuleren tussen de verschillende onderdelen van de waardeketen en de weerbaarheid van de sector te verhogen;

    37.

    verzoekt de lidstaten en de regionale en lokale autoriteiten mee te werken aan het opzetten van doeltreffende voorlichtingscampagnes over specifieke producten om de consument bewust te maken van kwesties zoals het belang van het eten van lokale visserijproducten, te laten zien wat de gevolgen zijn voor de plaatselijke werkgelegenheid en de sociale cohesie in de kustgemeenschappen, de nutritionele kwaliteiten van verse vis onder de aandacht te brengen en de consument bewust te maken van de noodzaak van opneming van visserijproducten in een gezond eetpatroon, enz.;

    38.

    verzoekt de Commissie een duidelijke definitie voor te stellen en de basis te ontwerpen voor een toekomstig Europees steunprogramma voor de ambachtelijke visserij dat bijdraagt aan de verbetering van de ecologische en sociaaleconomische duurzaamheid van de visserijsector van de EU, dat de producten uit de ambachtelijke visserij labelt, differentieert en valoriseert om de consumptie ervan te bevorderen, en dat nieuwe generaties enthousiasmeert om in de visserij te gaan werken door behoorlijke quota voor de ambachtelijke vissers en betere controle op de bestanden te waarborgen, zodat er een generatievernieuwing plaatsvindt die tot meer sociale cohesie in de kustgemeenschappen van de EU kan leiden;

    39.

    verzoekt de Commissie specifieke openbare onlineraadplegingen op EU-niveau op te zetten om gegevens te verzamelen over de toeleveringsketen, problemen met markttransparantie, de verdeling van de waarde, de etikettering en de behoeften van consumenten uit een breed scala van belanghebbenden in de visserijsector in de EU;

    40.

    verzoekt de Commissie te onderzoeken hoe mondiale waardeketens de ambachtelijke visserij kunnen helpen gemakkelijker in de wereldeconomie te integreren door de toegevoegde waarde van de producten van deze sector te vergroten en er tegelijkertijd voor te zorgen dat de ambachtelijke visserij en plaatselijke visserijgemeenschappen hun activiteiten kunnen voortzetten; benadrukt hoe belangrijk opleiding op het gebied van digitale vaardigheden in dit verband is;

    41.

    is van mening dat de waardeketen van visserijproducten complex is, omdat die loopt van producenten via verschillende tussenpersonen naar detailhandels of restaurants; benadrukt dat vishandelaren en visverwerkers een belangrijke rol spelen in de waardeketen; merkt op dat de marge in de waardeketen gemiddeld zo is opgebouwd dat slechts 10 % naar de producenten gaat en de resterende 90 % naar tussenpersonen; benadrukt dat de verkorting van de waardeketen, met name door de oprichting van producentenorganisaties die vanwege hun productie- en marketingprogramma's cruciale spelers zijn, een eerste middel is om de inkomsten van kleinschalige vissers te verbeteren, maar ook om de consument een beter (en waarschijnlijk goedkoper) product te kunnen aanbieden;

    42.

    benadrukt dat er moet worden geïnvesteerd in jonge professionals om de volgende generatie vissers enthousiast en mondig te maken, en dringt aan op het scheppen van kansen voor jonge vissers zodat zij nieuwe vaardigheden ontwikkelen, veerkrachtige ondernemingen opzetten, actief zijn in hun lokale gemeenschappen en een positieve bijdrage te leveren aan de waardeketen in de visserijsector;

    43.

    verzoekt de lidstaten en de regionale autoriteiten gebruik te maken van de kans die dankzij de steun van de plaatselijke actiegroepen voor de visserij (FLAG's) wordt geboden om de activiteiten af te stemmen op de lokale behoeften op talrijke gebieden, zoals scholing en differentiëring van op innovatie gebaseerde activiteiten, en om vissers en leden van plaatselijke gemeenschappen te helpen om een beroep te doen op bestaande steunprogramma’s en financiering van de EU;

    44.

    verzoekt de Commissie te bestuderen of er, in het economisch en sociaal belang van de spelers in de waardeketen, met name de vissers, een sector kan worden gecreëerd die gebruikmaakt van de ongewenste bijvangsten die verband houden met de aanlandingsverplichting en in het kader waarvan plaatselijke initiatieven worden ondersteund;

    45.

    verzoekt de lidstaten en regionale autoriteiten de informatieoverdracht over bestaande steunprogramma's te bevorderen en de administratieve ondersteuning, bijvoorbeeld door middel van informatieplatforms, te versterken;

    46.

    verzoekt de Commissie initiatieven die selectiviteit bevorderen te promoten en te steunen om ongewenste bijvangsten te voorkomen en uiteindelijk de financiële leefbaarheid van de visserijtakken te verbeteren doordat er gevist wordt op soorten die beantwoorden aan de verwachtingen van de consumenten;

    47.

    roept de Commissie en de lidstaten op een gendergevoelige benadering in hun visserijbeleid op te nemen, zodat de belangrijke rol van vrouwen in de visserijsector van de Unie zichtbaar en hun positie sterker wordt gemaakt;

    48.

    verzoekt de Commissie en de lidstaten om de banden tussen het bedrijfsleven en de academische wereld te versterken door bijvoorbeeld te bepalen dat op technische zeevaartscholen ook onderwijs wordt gegeven in vakken in verband met visserij en aquacultuur;

    49.

    verzoekt de Commissie, de lidstaten en de regionale autoriteiten met vereende krachten de maatregelen uit te voeren die in dit verslag worden voorgesteld, teneinde de visserijactiviteiten rendabeler te maken;

    50.

    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's, alsmede aan de regeringen van de lidstaten en de adviesraden.

    (1)  Aangenomen teksten, P8_TA(2017)0316.

    (2)  Aangenomen teksten, P8_TA(2017)0255.

    (3)  PB C 76 van 28.2.2018, blz. 40.

    (4)  Aangenomen teksten, P8_TA(2017)0195.

    (5)  Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1936/2001 en (EG) nr. 601/2004 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1093/94 en (EG) nr. 1447/1999 (PB L 286 van 29.10.2008, blz. 1).


    Top