Dette dokument er et uddrag fra EUR-Lex
Dokument 62019CN0122
Case C-122/19 P: Appeal brought on 14 February 2019 by Hamas against the judgment of the General Court (First Chamber, Extended Composition) delivered on 14 December 2018 in Case T-400/10 RENV, Hamas v Council
Zaak C-122/19 P: Hogere voorziening ingesteld op 14 februari 2019 door Hamas tegen het arrest van het Gerecht (Eerste kamer — uitgebreid) van 14 december 2018 in zaak T-400/10 RENV, Hamas/Raad
Zaak C-122/19 P: Hogere voorziening ingesteld op 14 februari 2019 door Hamas tegen het arrest van het Gerecht (Eerste kamer — uitgebreid) van 14 december 2018 in zaak T-400/10 RENV, Hamas/Raad
PB C 131 van 8.4.2019, s. 30–31
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
8.4.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 131/30 |
Hogere voorziening ingesteld op 14 februari 2019 door Hamas tegen het arrest van het Gerecht (Eerste kamer — uitgebreid) van 14 december 2018 in zaak T-400/10 RENV, Hamas/Raad
(Zaak C-122/19 P)
(2019/C 131/36)
Procestaal: Frans
Partijen
Rekwirante: Hamas (vertegenwoordiger: L. Glock, advocaat)
Andere partijen in de procedure: Raad van de Europese Unie, Franse Republiek, Europese Commissie
Conclusies
— |
het arrest van 14 december 2018, Hamas/Raad, T-400/10 RENV, vernietigen voor zover daarin het beroep tot nietigverklaring wordt verworpen van de volgende handelingen:
|
— |
zich definitief uitspreken over de vragen die het voorwerp van de onderhavige hogere voorziening vormen, en |
— |
de Raad verwijzen in alle kosten in de zaken T-400/10, T-400/10 RENV, C-79/15 P en de onderhavige zaak. |
Middelen en voornaamste argumenten
1. |
Eerste middel: schending van de beginselen inzake de bewijsvoering voor de aangevoerde feiten:
|
2. |
Tweede middel: schending van het recht op effectief rechterlijk toezicht:
|
3. |
Derde middel: het Gerecht heeft artikel 1, lid 4, van het gemeenschappelijk standpunt geschonden door te oordelen dat de Britse beslissing waar de Raad zich op baseerde, een veroordeling was:
|
4. |
Vierde middel: het Gerecht kon het middel volgens welke de Raad onvoldoende rekening hield met de ontwikkeling van de situatie door het tijdsverloop, slechts verwerpen door artikel 61, tweede alinea, van het Statuut van het Hof te schenden, door op onrechtmatige wijze motieven te vervangen en door zich te baseren op een onjuiste premisse. |
5. |
Vijfde middel: het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting bij de uitlegging van artikel 296 VWEU door te oordelen dat de op autonome wijze door de Raad vastgestelde feiten en hun kwalificatie voldoende nauwkeurig en concreet in de motivering zijn uiteengezet om door rekwirante te worden betwist en door de rechter te worden gecontroleerd. |