This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62017CA0345
Case C-345/17: Judgment of the Court (Second Chamber) of 14 February 2019 (request for a preliminary ruling from the Augstākā tiesa — Latvia) — Proceedings brought by Sergejs Buivids (Reference for a preliminary ruling — Processing of personal data — Directive 95/46/EC — Article 3 — Scope — Video recording of police officers carrying out procedural measures in a police station — Publication on a video website — Article 9 — Processing of personal data solely for journalistic purposes — Meaning — Freedom of expression — Protection of privacy)
Zaak C-345/17: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 14 februari 2019 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Augstākā tiesa — Letland) — Procedure die is ingeleid door Sergejs Buivids (Prejudiciële verwijzing — Verwerking van persoonsgegevens — Richtlijn 95/46/EG — Artikel 3 — Werkingssfeer — Video-opname van politieagenten die op een politiebureau procedurele handelingen verrichten — Plaatsen van video’s op een website — Artikel 9 — Verwerking van persoonsgegevens voor uitsluitend journalistieke doeleinden — Begrip — Vrijheid van meningsuiting — Bescherming van de persoonlijke levenssfeer)
Zaak C-345/17: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 14 februari 2019 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Augstākā tiesa — Letland) — Procedure die is ingeleid door Sergejs Buivids (Prejudiciële verwijzing — Verwerking van persoonsgegevens — Richtlijn 95/46/EG — Artikel 3 — Werkingssfeer — Video-opname van politieagenten die op een politiebureau procedurele handelingen verrichten — Plaatsen van video’s op een website — Artikel 9 — Verwerking van persoonsgegevens voor uitsluitend journalistieke doeleinden — Begrip — Vrijheid van meningsuiting — Bescherming van de persoonlijke levenssfeer)
PB C 131 van 8.4.2019, p. 6–6
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
8.4.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 131/6 |
Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 14 februari 2019 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Augstākā tiesa — Letland) — Procedure die is ingeleid door Sergejs Buivids
(Zaak C-345/17) (1)
(Prejudiciële verwijzing - Verwerking van persoonsgegevens - Richtlijn 95/46/EG - Artikel 3 - Werkingssfeer - Video-opname van politieagenten die op een politiebureau procedurele handelingen verrichten - Plaatsen van video’s op een website - Artikel 9 - Verwerking van persoonsgegevens voor uitsluitend journalistieke doeleinden - Begrip - Vrijheid van meningsuiting - Bescherming van de persoonlijke levenssfeer)
(2019/C 131/06)
Procestaal: Lets
Verwijzende rechter
Augstākā tiesa
Partijen in het hoofdgeding
Sergejs Buivids
in tegenwoordigheid van: Datu valsts inspekcija
Dictum
1) |
Artikel 3 van richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens moet aldus worden uitgelegd dat een video-opname van politieagenten die op een politiebureau aanwezig zijn terwijl daar een verklaring wordt afgelegd en de publicatie van de opgenomen beelden op een website waarop gebruikers video’s kunnen plaatsen, bekijken en delen, binnen de werkingssfeer van deze richtlijn vallen. |
2) |
Artikel 9 van richtlijn 95/46 moet aldus worden uitgelegd dat in geval van feitelijke omstandigheden zoals in het hoofdgeding — waarin een video-opname is gemaakt van politieagenten die op een politiebureau aanwezig zijn terwijl daar een verklaring wordt afgelegd en de opgenomen beelden zijn gepubliceerd op een website waarop gebruikers video’s kunnen plaatsen, bekijken en delen — sprake kan zijn van verwerking van persoonsgegevens voor uitsluitend journalistieke doeleinden in de zin van deze bepaling voor zover uit die video valt af te leiden dat het doel van de opname en de publicatie uitsluitend erin bestond informatie, meningen of ideeën aan het publiek bekend te maken, hetgeen aan de verwijzende rechterlijke instantie staat om na te gaan. |