Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62017CA0220

    Zaak C-220/17: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 30 januari 2019 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgericht Berlin — Duitsland) — Planta Tabak-Manufaktur Dr. Manfred Obermann GmbH & Co. KG / Land Berlin (Prejudiciële verwijzing — Harmonisatie van de wetgevingen — Geldigheid van richtlijn 2014/40/EU — Productie, presentatie en verkoop van tabaksproducten — Regulering van „ingrediënten” — Verbod op gearomatiseerde tabaksproducten)

    PB C 112 van 25.3.2019, p. 3–4 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    25.3.2019   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 112/3


    Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 30 januari 2019 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgericht Berlin — Duitsland) — Planta Tabak-Manufaktur Dr. Manfred Obermann GmbH & Co. KG / Land Berlin

    (Zaak C-220/17) (1)

    ((Prejudiciële verwijzing - Harmonisatie van de wetgevingen - Geldigheid van richtlijn 2014/40/EU - Productie, presentatie en verkoop van tabaksproducten - Regulering van „ingrediënten” - Verbod op gearomatiseerde tabaksproducten))

    (2019/C 112/04)

    Procestaal: Duits

    Verwijzende rechter

    Verwaltungsgericht Berlin

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: Planta Tabak-Manufaktur Dr. Manfred Obermann GmbH & Co. KG

    Verwerende partij: Land Berlin

    Dictum

    1)

    Uit het onderzoek van de eerste prejudiciële vraag is niet gebleken van feiten of omstandigheden die de geldigheid kunnen aantasten van artikel 7, leden 1, 7 en 14, van richtlijn 2014/40/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaks- en aanverwante producten en tot intrekking van richtlijn 2001/37/EG.

    2)

    Artikel 7, lid 14, van richtlijn 2014/40 moet aldus worden uitgelegd dat, ten eerste, onder het begrip „productcategorie” in de zin van die bepaling ook sigaretten en shagtabak vallen en, ten tweede, de procedure die moet worden gevolgd om te bepalen of een bepaald tabaksproduct de in die bepaling neergelegde 3 %-grens bereikt, moet worden vastgesteld overeenkomstig het nationale recht van de betrokken lidstaat.

    3)

    De artikelen 8 tot en met 11 van richtlijn 2014/40 moeten aldus worden uitgelegd dat zij de lidstaten niet toestaan om, naast de omzettingsperioden van de artikelen 29 en 30 van die richtlijn, nog andere omzettingsperioden vast te stellen.

    4)

    Uit het onderzoek van de tweede prejudiciële vraag is niet gebleken van feiten of omstandigheden die de geldigheid kunnen aantasten van artikel 9, lid 1, tweede alinea, lid 4, onder a), tweede zin, en lid 6, artikel 10, lid 1, onder b), e) en f), en artikel 11, lid 1, eerste alinea, eerste zin, van richtlijn 2014/40.

    5)

    Artikel 13, lid 1, onder c), en lid 3, van richtlijn 2014/40 moet aldus worden uitgelegd dat het de lidstaten opdraagt het gebruik van informatie die verwijst naar een smaak, naar geur- of smaakstoffen of naar andere additieven te verbieden, zelfs wanneer het niet om reclame-uitingen gaat en het gebruik van de betrokken ingrediënten nog is toegestaan.

    6)

    Uit het onderzoek van de derde vraag is niet gebleken van feiten of omstandigheden die de geldigheid kunnen aantasten van artikel 13, lid 1, onder c), en lid 3, van richtlijn 2014/40.


    (1)  PB C 239 van 24.7.2017.


    Top