Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62018CA0097

    Zaak C-97/18: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 10 januari 2019 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Rechtbank Noord-Nederland — Nederland) — strafzaak tegen ET (Prejudiciële verwijzing — Justitiële samenwerking in strafzaken — Beginsel van wederzijdse erkenning van beslissingen tot confiscatie — Kaderbesluit 2006/783/JBZ — Artikel 12, leden 1 en 4 — Wettelijke regeling betreffende de tenuitvoerlegging — Wettelijke regeling van de tenuitvoerleggingsstaat die toepassing van lijfsdwang toestaat ingeval de confiscatiemaatregel niet ten uitvoer kan worden gelegd — Verenigbaarheid — Wettelijke regeling van de beslissingsstaat die toepassing van lijfsdwang eveneens toestaat — Geen invloed)

    PB C 72 van 25.2.2019, p. 3–3 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    25.2.2019   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 72/3


    Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 10 januari 2019 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Rechtbank Noord-Nederland — Nederland) — strafzaak tegen ET

    (Zaak C-97/18) (1)

    ((Prejudiciële verwijzing - Justitiële samenwerking in strafzaken - Beginsel van wederzijdse erkenning van beslissingen tot confiscatie - Kaderbesluit 2006/783/JBZ - Artikel 12, leden 1 en 4 - Wettelijke regeling betreffende de tenuitvoerlegging - Wettelijke regeling van de tenuitvoerleggingsstaat die toepassing van lijfsdwang toestaat ingeval de confiscatiemaatregel niet ten uitvoer kan worden gelegd - Verenigbaarheid - Wettelijke regeling van de beslissingsstaat die toepassing van lijfsdwang eveneens toestaat - Geen invloed))

    (2019/C 72/03)

    Procestaal: Nederlands

    Verwijzende rechter

    Rechtbank Noord-Nederland

    Partij in de strafzaak

    ET

    Dictum

    1)

    Artikel 12, leden 1 en 4, van kaderbesluit 2006/783/JBZ van de Raad van 6 oktober 2006 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen tot confiscatie moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen de toepassing van een wettelijke regeling van een tenuitvoerleggingsstaat, zoals die welke aan de orde is in het hoofdgeding, op grond waarvan met het oog op de tenuitvoerlegging van een in de beslissingsstaat gegeven beslissing tot confiscatie eventueel lijfsdwang kan worden toegepast.

    2)

    Voor de toepassing van lijfsdwang in de tenuitvoerleggingsstaat maakt het geen verschil of de wettelijke regeling van de beslissingsstaat de eventuele toepassing van een dergelijke maatregel eveneens toestaat.


    (1)  PB C 182 van 28.5.2018.


    Top