This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52017IE6085
Opinion of the European Economic and Social Committee on the Communication from the Commission to the European Parliament, the Council, the European Economic and Social Committee and the Committee of the Regions — Completing the Better Regulation Agenda: Better solutions for better results (COM(2017) 651 final) (own-initiative opinion)
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Voltooiing van de agenda voor betere regelgeving: betere oplossingen voor betere resultaten (COM(2017) 651 final) (initiatiefadvies)
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Voltooiing van de agenda voor betere regelgeving: betere oplossingen voor betere resultaten (COM(2017) 651 final) (initiatiefadvies)
EESC 2017/06085
PB C 262 van 25.7.2018, p. 22–27
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
25.7.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 262/22 |
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Voltooiing van de agenda voor betere regelgeving: betere oplossingen voor betere resultaten
(COM(2017) 651 final)
(initiatiefadvies)
(2018/C 262/04)
Rapporteur: |
Bernd DITTMANN |
Besluit van de voltallige vergadering |
15.2.2018 |
Rechtsgrondslag |
Artikel 29, lid 2, Reglement van orde |
|
|
Bevoegde afdeling |
Interne Markt, Productie en Consumptie |
Goedkeuring door de afdeling |
9.3.2018 |
Goedkeuring door de voltallige vergadering |
19.4.2018 |
Zitting nr. |
534 |
Stemuitslag (voor/tegen/onthoudingen) |
185/0/0 |
1. Conclusies en aanbevelingen
1.1. |
Het EESC is van mening dat de agenda voor betere regelgeving een permanent programma moet worden dat zorgt voor kwalitatief hoogwaardige EU-wetgeving zonder de belangrijkste beleidsdoelstellingen te veronachtzamen of aan te sturen op deregulering. Dit programma moet door de nieuwe Commissie na 2019 worden voortgezet, verder ontwikkeld en verbeterd. |
1.2. |
Het EESC verzoekt de Commissie om een gedetailleerd stappenplan voor de komende evaluatie van betere regelgeving op te stellen en duidelijk te maken hoe zij het EESC en de belanghebbenden hierbij denkt te betrekken. |
2. De mededeling van de Commissie over betere regelgeving
2.1. |
Op 24 oktober 2017 heeft de Commissie de mededeling Voltooiing van de agenda voor betere regelgeving: betere oplossingen voor betere resultaten (1) (hierna „de mededeling”) uitgebracht. |
2.2. |
In deze mededeling maakt de Commissie de balans op van de voortgang die is geboekt met de uitvoering van de agenda voor betere regelgeving (hierna „de agenda”) sinds de goedkeuring ervan in mei 2015. |
2.3. |
In 2018 zal de Commissie het systeem voor betere regelgeving in zijn geheel evalueren. Het EESC reageert met onderhavig advies op de mededeling en levert input in de aanloop naar deze evaluatie. |
3. Algemene opmerkingen
3.1. |
Het EESC stelt met genoegen vast dat de Commissie zich blijft inzetten voor betere regelgeving en haar best blijft doen om, zoals uiteengezet in de mededeling, de doelstellingen van de in mei 2015 goedgekeurde agenda te realiseren. Betere regelgeving is een proces waaraan voortdurend moet worden geschaafd en waarvoor de inzet en medewerking van alle betrokken partijen vereist is. |
3.2. |
Betere regelgeving moet verantwoordelijke, participatieve en transparante beleidsvormingsprocessen tot stand helpen brengen die resulteren in eenvoudige, duidelijke, coherente, doelgerichte en gemakkelijk uitvoerbare regels. Dit is essentieel voor het vertrouwen van de burger in de EU en haar instellingen. Het doel is om tot doeltreffende en consistente regelgevingskaders te komen die innovatie en duurzame groei mogelijk maken en de voltooiing en goede werking van de interne markt ondersteunen. |
3.3. |
Betere regelgeving mag niet leiden tot overbureaucratisering van de EU-beleidsvorming. Politieke beslissingen mogen niet worden vervangen door technische procedures. |
3.4. |
Het EESC heeft in een eerder advies (2) al onderstreept dat het bij betere regelgeving „niet mag gaan om „meer” of „minder” EU-wetgeving of om een streven bepaalde beleidsterreinen te dereguleren of ondergeschikt te maken aan andere prioriteiten en aldus de waarden te ondergraven waar de EU voor staat: sociale bescherming, milieubescherming en grondrechten (3). Betere regelgeving is in de eerste plaats een hulpmiddel waarmee moet worden gewaarborgd dat politieke doelstellingen goed onderbouwd zijn en, in het licht van bovengenoemde waarden, doeltreffend kunnen worden verwezenlijkt, zonder dat de milieu- of consumentenrechten of sociale normen worden aangetast en zonder dat door de instelling van allerlei organen binnen het institutioneel bestel een verschuiving van bevoegdheden plaatsvindt. Betere regelgeving kan en mag niet in de plaats komen van politieke beslissingen.”. |
3.5. |
Het EESC waardeert de vooruitgang die tot nu toe met de uitvoering van de agenda is geboekt. Het juicht met name het meer methodische gebruik van effectbeoordelingen en evaluaties achteraf toe, de meer systematische raadpleging van belanghebbenden, de herziene richtsnoeren en instrumenten voor betere regelgeving, het Refit-programma en het Refit-platform en de oprichting van de Raad voor regelgevingstoetsing (RSB). |
3.6. |
Het EESC is actief betrokken bij betere regelgeving, met name via zijn deelname aan het Refit-platform en het uitvoeren van evaluaties achteraf. Het heeft hierover ook tal van adviezen opgesteld (4). Toch wordt het Comité nergens genoemd in de agenda of de mededeling. Het Comité is evenmin partij bij het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven. Hieruit blijkt dat de Commissie en de wetgevers nog steeds onvoldoende waarde hechten aan de rol en de functie van het Comité zoals die in de Verdragen zijn vastgelegd en aan de kennis en deskundigheid van zijn leden en het maatschappelijk middenveld dat door hen wordt vertegenwoordigd. |
3.7. |
Betrokkenheid bij het programma voor betere regelgeving en de bijbehorende instrumenten en procedures vereist financiële en personele middelen waarover niet alle maatschappelijke organisaties beschikken (bv. het verzamelen van gegevens, deelname aan openbare raadplegingen enz.). Hetzelfde geldt voor kleine ondernemingen. Het EESC verzoekt de Commissie erop toe te zien dat het programma voor betere regelgeving open en toegankelijk blijft voor alle organisaties en belangengroepen, ongeacht hun omvang en hun financiële en personele middelen. |
4. Specifieke opmerkingen
4.1. |
Het EESC is de instelling die het maatschappelijk middenveld in Europa vertegenwoordigt en een brug slaat tussen de Europese wetgevers en de maatschappelijke organisaties en sociale partners. Het EESC heeft ruime ervaring en expertise opgedaan met alle aspecten van betere regelgeving en wenst de Commissie hier te herinneren aan enkele van zijn specifieke aanbevelingen over aspecten die in de mededeling aan de orde komen, evenals aan andere aspecten die zijns inziens aandacht verdienen. |
4.2. |
Het EESC is van mening dat de mededeling een goed algemeen overzicht bevat van de vooruitgang die met de uitvoering van de agenda is geboekt op de verschillende terreinen van betere regelgeving. De mededeling blijft echter te vaag over welke maatregelen de Commissie precies wil nemen om het programma voor betere regelgeving verder te ontwikkelen. Ook wordt er niets gezegd over de komende evaluatie van het programma voor betere regelgeving in 2018, de speerpunten ervan en hoe het EESC en de belanghebbenden hierbij zullen worden betrokken. |
4.3. Evenredigheid en subsidiariteit
4.3.1. |
Het EESC stelt met genoegen vast dat de Commissie zich concentreert op kernprioriteiten en op „grote zaken groot aanpakken”. Feit is immers dat bij elk optreden van de Unie de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid in acht moeten worden genomen en gemeenschappelijk optreden voor iedereen toegevoegde waarde moet opleveren. |
4.3.2. |
Zoals opgemerkt in zijn advies (5), zou het EESC graag zien dat „de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid duidelijker worden omschreven omdat zij door tegenstanders soms als argument worden gebruikt om regelgevingsinitiatieven tegen te houden, maar hun onderliggende redenering is veelal onvoldoende onderbouwd”. |
4.3.3. |
Het EESC neemt nota van de benoeming van een taskforce voor subsidiariteit en evenredigheid (6) en verzoekt deze taskforce om terdege rekening te houden met de adviezen en aanbevelingen van het Comité ter zake. |
4.3.4. |
Het EESC pleit voor een betere controle op subsidiariteit en evenredigheid en een grotere betrokkenheid van de lidstaten en hun parlementen bij evaluaties achteraf. |
4.3.5. |
Het EESC verzoekt de Commissie om instrument nr. 5 van de „toolbox voor betere regelgeving” („rechtsgrondslag, evenredigheid en subsidiariteit”) onder haar diensten krachtiger te promoten (horizontaal en verticaal), teneinde het gebruik van dit instrument bij het voorbereiden van effectbeoordelingen te bevorderen. |
4.4. Effectbeoordelingen
4.4.1. |
Het EESC wijst op de voorstellen die het in een eerder advies (7) heeft gedaan om het Europese systeem van effectbeoordelingen te verbeteren. |
4.4.2. |
Alle nieuwe wetgevingsvoorstellen, met inbegrip van gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, zouden standaard gepaard moeten gaan met effectbeoordelingen. Gaan voorstellen niet vergezeld van een effectbeoordeling, dan moet de Commissie de redenen daarvoor uitvoerig toelichten en moet ze alle gegevens en informatie verstrekken die tot het voorstel hebben geleid en/of die het ondersteunen. |
4.4.3. |
In de richtsnoeren voor betere regelgeving wordt er expliciet naar verwezen dat effectbeoordelingen kunnen en moeten worden verricht voor wetgevingsinitiatieven, gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen. We moedigen de Commissie derhalve aan om grondiger en met meer transparantie richting de stakeholders en het EESC te beoordelen of een effectbeoordeling voor deze handelingen noodzakelijk is. Het feit dat er een effectbeoordeling is gemaakt van de wetgevingstekst die aan de gedelegeerde en de uitvoeringshandeling ten grondslag ligt, volstaat als rechtvaardiging niet om geen effectbeoordeling van de afgeleide handelingen te maken. Iedere handeling moet afzonderlijk op haar eigen verdiensten worden beoordeeld, met name omdat gedelegeerde en uitvoeringshandelingen cruciale gevolgen kunnen hebben voor belanghebbenden en de burgers in het algemeen. |
4.4.4. |
De richtsnoeren en toolbox voor betere regelgeving (8) fungeren voor de diensten van de Commissie als centraal uitgangspunt bij het verrichten van effectbeoordelingen. Het EESC wijst er evenwel op dat de richtsnoeren en de toolbox hoofdzakelijk zijn ontwikkeld voor specifiek gebruik door EU-diensten. Vanwege de specifieke kenmerken ervan is het voor stakeholders niet te doorgronden hoe er adequaat gebruik kan worden gemaakt van de instrumenten die voor effectbeoordelingen noodzakelijk zijn. Het EESC verzoekt de Commissie bijgevolg om deze instrumenten met behulp van een operationele versie toegankelijk te maken voor het bredere publiek. |
4.4.5. |
Het EESC stelt echter vast dat deze richtsnoeren onvoldoende worden gevolgd, wat resulteert in tekortschietende effectbeoordelingen. Dit wordt bevestigd en met bewijzen gestaafd in het jaarverslag 2016 van de Raad voor regelgevingstoetsing (RSB) (9). De Commissie zou er volgens het EESC dan ook goed aan doen om de beginselen van betere regelgeving onder haar eigen diensten krachtiger te promoten, bijv. door het personeel te verplichten geregeld opleidingsprogramma's te volgen. |
4.4.6. |
Uit het jaarverslag 2016 van de RSB blijkt dat diensten van de Commissie de aanbevelingen van de RSB maar gedeeltelijk opvolgen nadat er in eerste instantie een negatief advies is ontvangen. Daarom stelt het EESC voor de RSB een opschortend vetorecht te geven in gevallen waarin de RSB twee keer een negatief advies uitbrengt, waardoor de desbetreffende dienst van de Commissie wordt verplicht haar effectbeoordeling te herzien totdat aan de noodzakelijke kwaliteitsvereisten is voldaan. De RSB zou geen vetorecht mogen hebben inzake politieke besluiten. |
4.4.7. |
Het EESC steunt het „denk eerst klein”-beginsel en spoort de Commissie aan om in haar effectbeoordelingen meer nadruk te leggen op het midden- en kleinbedrijf, met inbegrip van zeer kleine en micro-ondernemingen. |
4.5. Transparantie, legitimiteit en verantwoordingsplicht
4.5.1. |
Wat het transparantieregister betreft staat het EESC achter het in 2016 ingediende Commissievoorstel voor een juridisch bindend interinstitutioneel akkoord inzake een verplicht transparantieregister dat niet alleen voor de Commissie en het Parlement maar ook voor de Raad zou gelden. |
4.5.2. |
Het EESC juicht het toe dat de openbare raadpleging voor belangrijke initiatieven voortaan beschikbaar zal zijn in alle officiële talen, terwijl alle andere tenminste in het Frans, Duits en Engels worden gehouden. Het EESC wijst de Commissie nog eens op de noodzaak om te zorgen voor vertalingen van samenvattingen van effectbeoordelingen in alle officiële talen (10). |
4.5.3. |
Wat de participatie van stakeholders betreft verwijst het EESC naar zijn advies (11) en naar het advies van het Refit-platform (12) dat de EESC-vertegenwoordigers in het Refit-platform hebben helpen opstellen. Het EESC looft het feit dat de Commissie ervoor heeft geijverd om de mechanismen voor de raadpleging van belanghebbenden te verbeteren, maar is van mening dat extra inspanningen nodig zijn om de participatie, openheid en verantwoordingsplicht ten aanzien van dergelijke raadplegingen op te voeren, en om deze doeltreffender en coherenter te maken. Hiertoe spoort het EESC de Commissie aan om de in de twee bovengenoemde adviezen geformuleerde voorstellen te bestuderen en onverkort te implementeren. |
4.5.4. |
Gezien zijn vertegenwoordigende functie is het EESC goed in staat om te helpen vaststellen welke betrokkenen het meest door een voorgestelde beleidsmaatregel worden beïnvloed, en om te helpen bij het in kaart brengen van ervaringen die met reeds ingevoerde wetgeving zijn opgedaan. De Commissie zou het EESC meer moeten raadplegen over de ontwikkeling van raadplegingsstrategieën en de vaststelling van relevante doelgroepen, zowel vooraf als achteraf. |
4.6. Regelgeving vereenvoudigen en onnodige kosten aanpakken
4.6.1. |
Het EESC stelt in een van zijn adviezen (13) het volgende: „Europese regelgeving is essentieel voor de Europese integratie en vormt geen last of een te vermijden kostenpost. Integendeel, deze regelgeving biedt alle belanghebbenden en EU-burgers een belangrijke waarborg voor bescherming, belangenbehartiging en rechtszekerheid, maar dan moet zij wel goed geproportioneerd zijn.”. |
4.6.2. |
Voorts stelt het EESC in een advies (14) dat „onnodige regelgevingskosten moeten worden vermeden. De kosten van regelgeving moeten in verhouding staan tot de baten ervan”. |
4.6.3. |
Het EESC geeft alle steun aan het „eerst evalueren”-beginsel. Zoals het in een advies (15) heeft opgemerkt meent het EESC dat het „een nuttige rol kan spelen als schakel tussen wetgevers en gebruikers van de EU-wetgeving. Het EESC past voortdurend zijn werkmethoden aan om bij te dragen aan de beoordeling van de kwaliteit van het toegepaste EU-recht. Zo heeft het onlangs besloten actief deel te nemen aan de evaluatie van het wetgevingsproces door zijn eigen evaluaties achteraf van het acquis van de Unie uit te voeren.”. |
4.6.4. |
Zoals het in een eerder advies (16) heeft opgemerkt pleit het EESC „voor een kwalitatieve benadering die op gelijke voet staat met de kwantitatieve analyse en rekening houdt met de verwachte voordelen van de wetgeving”. Naast regelgevingskosten zouden ook regelgevingsbaten, inclusief nettobaten, waar mogelijk gekwantificeerd moeten worden. Ze zouden in effectbeoordelingen van de Commissie systematischer in aanmerking moeten worden genomen. |
4.6.5. |
Het EESC is van mening dat bepaalde kosten onontbeerlijk zijn om beleidsdoelstellingen te realiseren. Kosten moeten worden alleen worden verminderd als bewezen is dat ze voor de verwezenlijking van de beleidsdoelstelling niet noodzakelijk zijn. Het EESC is het met de Commissie eens dat het reduceren van onnodige kosten niet gebaseerd moet zijn op simpelweg vastgestelde streefcijfers, maar op gegevens die het resultaat zijn van een beoordeling van het concrete geval, zodat de doelstellingen die met de wetgeving worden beoogd volledig overeind blijven. |
4.6.6. |
Wat Refit betreft, verwijst het EESC naar zijn desbetreffende adviezen (17). Het EESC participeert in Refit via zijn deelname aan het Refit-platform met drie leden uit zijn drie groepen die bij toerbeurt de vergaderingen van het platform bijwonen. De leden werken nauw samen om politieke prioriteiten voor het EESC in kaart te brengen en gezamenlijke standpunten voor de platformvergaderingen voor te bereiden aan de hand van de overeengekomen standpunten die in eerdere adviezen zijn verwoord. |
4.6.7. |
Het EESC herhaalt dat het Refit-platform vooral ex-postwerkzaamheden verricht. Het platform heeft tot taak om zich te buigen over suggesties die via de website „Verminder de regeldruk” zijn gedaan en om voorstellen ter vereenvoudiging van bestaande EU-wetgeving te ontwikkelen. Het platform zou niet gebruikt mogen worden om nieuwe wetgeving voor te stellen. |
4.6.8. |
Het EESC stelt vast dat in het Refit-platform niet expliciet wordt opgekomen voor de specifieke belangen van kleine en middelgrote ondernemingen. Het dringt er daarom bij de Commissie op aan een passende vertegenwoordiger uit te nodigen voor deelname aan de stakeholdergroep van het Refit-platform. |
4.7. Beoordeling van alternatieve benaderingen van vereenvoudiging en kostenvermindering
4.7.1. |
Met het oog op betere regelgeving is het EESC van mening dat doelstellingen om de regelgevingsdruk te verminderen ex post moeten worden vastgesteld in het kader van het Refit-programma en op basis van een brede evaluatie waarbij ook een dialoog plaatsvindt met maatschappelijke organisaties en belanghebbenden. |
4.7.2. |
Aangezien het moeilijk is de noodzakelijke gegevens te vinden om te komen tot wetenschappelijk solide basisberekeningen voor de vaststelling van ex-antedoelstellingen op het gebied van regeldrukvermindering, is het EESC geen voorstander van het vaststellen van dergelijke doelstellingen, noch voor specifieke sectoren noch voor de economie als geheel. Hetzelfde geldt voor politiek vastgestelde cijfermatige doelstellingen, zoals het beginsel dat er voor elke nieuwe regel een andere regel moet verdwijnen. |
4.8. Implementatie en handhaving van het Unierecht
4.8.1. |
Het EESC verwijst naar zijn vele adviezen waarin de implementatie en handhaving van het Unierecht aan de orde komen (18). |
4.8.2. |
De toepasselijkheid van EU-wetgeving moet in een vroeg stadium van het beleidsvormingsproces worden nagegaan als onderdeel van de effectbeoordeling. Het EESC dringt er bij de diensten van de Commissie op aan om zich strikt te houden aan de effectbeoordelingsrichtsnoeren zoals uiteengezet in hoofdstuk IV van de toolbox voor betere regelgeving („Uitvoering, omzetting en redigeren van voorstellen”). Met name zou rekening moeten worden gehouden met de specifieke kenmerken van de verschillende nationale politieke en rechtsstelsels en de verschillende middelen en mogelijkheden waarover de lidstaten beschikken om het Europese recht om te zetten en toe te passen. |
4.8.3. |
De regelgevingslast wordt voor het grootste deel gecreëerd op nationaal niveau als gevolg van de omzetting en toepassing van Unierecht door de overheden van de lidstaten (overregulering). In zijn adviezen (19) heeft het EESC erop gewezen dat de meeste problemen bij de toepassing en uitvoering van het Unierecht voortvloeien uit de gebrekkige omzetting van richtlijnen. Het EESC pleit in zijn adviezen dan ook voor het gebruik van verordeningen in plaats van richtlijnen teneinde inconsistente regelgevingskaders in de EU te vermijden (20). Het bestaande niveau van bescherming van burgers, consumenten, werknemers en het milieu mag echter in geen enkele lidstaat worden verlaagd. |
4.8.4. |
Adequate tenuitvoerlegging van de wetgeving van de Unie vergt volgens het EESC een gezamenlijke en gecoördineerde inspanning van de voornaamste actoren, d.w.z. de Commissie, het Europees Parlement, de Raad en de lidstaten, waarbij de regionale en lokale niveaus alsook maatschappelijke organisaties en belanghebbenden absoluut zo veel mogelijk moeten worden betrokken. Het EESC is van mening dat de Commissie een voortrekkersrol moet spelen bij het coördineren van deze inspanningen en, volgens zijn advies (21), bij de „bevordering van het vertrouwen tussen de rechtshandhavingsinstanties, door het ondersteunen van netwerken van nationale overheden, door systematische evaluatie van hun prestaties en door het selecteren en verspreiden van best practices”. |
4.8.5. |
De Commissie stelt in haar mededeling diverse maatregelen voor om de uitvoering van EU-wetgeving te verbeteren. Zo wordt voorgesteld om tot een systematischer aanpak te komen van het toezicht op en de evaluatie van de werking van wetgeving in de context van het Interinstitutioneel Akkoord over beter regelgeven, om lidstaten te ondersteunen met implementatieplannen, en om landenverslagen op te stellen waarin de nationale sterke en zwakke punten op implementatiegebied in kaart worden gebracht. Het EESC is ingenomen met de speciale aandacht en de voorgestelde maatregelen ter zake van de Commissie, maar betreurt het dat het bij geen van deze maatregelen wordt betrokken. |
4.8.6. |
Zoals het in zijn advies (22) heeft opgemerkt „wil het EESC een specifieke bijdrage leveren aan het initiatiefverslag van het Europees Parlement betreffende de tenuitvoerlegging van de EU-wetgeving door de lidstaten door zich te richten op wat de lidstaten bij de omzetting van bepaalde richtlijnen hebben toegevoegd.”. |
4.8.7. |
Tot slot is het EESC ingenomen met de strategische aanpak die de Commissie voor haar inbreukbeleid heeft uiteengezet in haar mededeling „EU-wetgeving: betere resultaten door betere toepassing” (23). Het spoort de Commissie aan om sneller en krachtiger op te treden tegen gevallen waarin lidstaten EU-wetgeving incorrect of zelfs helemaal niet toepassen. |
4.9. Samenwerking met de andere instellingen
4.9.1. |
Het EESC vertegenwoordigt organisaties van eindgebruikers van het recht van de EU en zou door de Raad, het Europees Parlement en de Commissie gezien moeten worden als een partner en een hulpbron om de haalbaarheid van wetgevingsplannen vanuit praktisch en empirisch oogpunt te beoordelen. |
4.9.2. |
Zoals hierboven is aangegeven speelt het EESC bij het streven naar betere wet- en regelgeving een actieve rol. Het dringt er bij de Commissie, het Europees Parlement en de Raad dan ook sterk op aan om formeel bij het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven te worden betrokken. |
Brussel, 19 april 2018.
De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité
Luca JAHIER
(1) COM(2017) 651 final.
(2) PB C 13 van 15.1.2016, blz. 192.
(3) COM(2015) 215 final.
(4) Zie o.a.: ad-hocgroep Monitoring van de toepassing van de EU-wetgeving; PB C 487 van 28.12.2016, blz. 51; PB C 303 van 19.8.2016, blz. 45; PB C 13 van 15.1.2016, blz. 192; PB C 345 van 13.10.2017, blz. 67; PB C 13 van 15.1.2016, blz. 145; PB C 434 van 15.12.2017, blz. 11; PB C 291 van 4.9.2015, blz. 29; PB C 230 van 14.7.2015, blz. 66; PB C 43 van 15.2.2012, blz. 14; PB C 248 van 25.8.2011, blz. 87; PB C 18 van 19.1.2011, blz. 95; PB C 128 van 18.5.2010, blz. 103; PB C 277 van 17.11.2009, blz. 6; PB C 100 van 30.4.2009, blz. 28; PB C 204 van 9.8.2008, blz. 9.
(5) PB C 487 van 28.12.2016, blz. 51.
(6) C(2017) 7810.
(7) PB C 434 van 15.12.2017, blz. 11.
(8) SWD(2017) 350 en https://ec.europa.eu/info/better-regulation-toolbox_nl
(9) Raad voor regelgevingstoetsing, jaarverslag 2016, https://ec.europa.eu/info/sites/info/files/2016-rsb-report_en.pdf. Zie met name blz. 13 en blz. 15.
(10) PB C 434 van 15.12.2017, blz. 11 (paragraaf 4.3.1).
(11) PB C 383 van 17.11.2015, blz. 57.
(12) Advies van het Refit-platform over kwestie XXII.4.a die door de Duitse Kamer van koophandel (DIHK), en kwestie XXII.4.b die door een burger aan de orde zijn gesteld waar het gaat over mechanismen voor de raadpleging van belanghebbenden. Goedkeuringsdatum: 7 juni 2017.
(13) PB C 303 van 19.8.2016, blz. 45.
(14) PB C 487 van 28.12.2016, blz. 51.
(15) Ad-hocgroep Europese Rekenkamer, „Controle op de toepassing van EU-wetgeving” (PB C 81 van 2.3.2018, blz. 81).
(16) PB C 434 van 15.12.2017, blz. 11.
(17) PB C 230 van 14.7.2015, blz. 66; PB C 303 van 19.8.2016, blz. 45.
(18) Ad-hocgroep; PB C 303 van 19.8.2016, blz. 45; PB C 291 van 4.9.2015, blz. 29; PB C 18 van 19.1.2011, blz. 95; PB C 175 van 28.7.2009, blz. 26; PB C 204 van 9.8.2008, blz. 9; PB C 325 van 30.12.2006, blz. 3; PB C 24 van 31.1.2006, blz. 52; PB C 24 van 31.1.2006, blz. 39.
(19) Ad-hocgroep; PB C 13 van 15.1.2016, blz. 192.
(20) PB C 18 van 19.1.2011, blz. 95.
(21) PB C 24 van 31.1.2006, blz. 52.
(22) PB C 303 van 19.8.2016, blz. 45.
(23) C(2016) 8600 (PB C 18 van 19.1.2017, blz. 10).