Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52017AP0015

    P8_TA(2017)0015 Duurzaam beheer van externe vissersvloten ***I Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 2 februari 2017 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad (COM(2015)0636 — C8-0393/2015 — 2015/0289(COD)) P8_TC1-COD(2015)0289 Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 2 februari 2017 met het oog op de vaststelling van Verordening (EU) 2017/… van het Europees Parlement en de Raad inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad

    PB C 252 van 18.7.2018, p. 306–337 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    18.7.2018   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 252/306


    P8_TA(2017)0015

    Duurzaam beheer van externe vissersvloten ***I

    Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 2 februari 2017 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad (COM(2015)0636 — C8-0393/2015 — 2015/0289(COD))

    (Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)

    (2018/C 252/32)

    Het Europees Parlement,

    gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2015)0636),

    gezien artikel 294, lid 2, en artikel 43, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C8-0393/2015),

    gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 25 mei 2016 (1),

    gezien artikel 59 van zijn Reglement,

    gezien het verslag van de Commissie visserij en het advies van de Commissie ontwikkelingssamenwerking (A8-0377/2016),

    1.

    stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;

    2.

    verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in haar voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

    3.

    verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.

    (1)  PB C 303 van 19.8.2016, blz. 116.


    P8_TC1-COD(2015)0289

    Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 2 februari 2017 met het oog op de vaststelling van Verordening (EU) 2017/… van het Europees Parlement en de Raad inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

    Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

    Gezien het advies van het Comité van de Regio's,

    Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Bij Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad (2) („de verordening betreffende vismachtigingen”) is een systeem vastgesteld inzake machtigingen voor visserijactiviteiten van vissersvaartuigen van de Unie buiten de wateren van de Unie en de toegang van vaartuigen van derde landen tot de wateren van de Unie.

    (2)

    De Unie is een partij bij het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 (3) (Unclos) en heeft de Overeenkomst over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden van 4 augustus 1995 (de VN-overeenkomst inzake visbestanden) (4) geratificeerd. Die internationale bepalingen gaan uit van het beginsel dat alle staten passende maatregelen voor een duurzaam beheer en een duurzame instandhouding van de rijkdommen van de zee moeten vaststellen en daartoe met elkaar moeten samenwerken. [Am. 1]

    (3)

    De Unie heeft de van 24 november 1993 daterende Overeenkomst van de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) van de Verenigde Naties om de naleving van de internationale instandhoudings- en beheersmaatregelen door vissersvaartuigen op de volle zee te bevorderen (FAO-Nalevingsovereenkomst) (5), aanvaard. De FAO-Nalevingsovereenkomst bepaalt dat een verdragsluitende partij geen toestemming mag geven om een vaartuig te gebruiken voor de visserij op volle zee indien niet aan bepaalde voorwaarden is voldaan, en sancties moet opleggen indien bepaalde rapportageverplichtingen niet worden nagekomen.

    (3 bis)

    Het Internationaal Hof voor het Recht van de Zee heeft op 2 april 2015 een advies uitgebracht in antwoord op een verzoek van de Subregionale Visserijcommissie van West-Afrika. In dat advies wordt bevestigd dat de Unie verantwoordelijkheid draagt voor de activiteiten van vaartuigen die onder de vlag van de lidstaten varen en dat de Unie in dat opzicht met de nodige zorgvuldigheid te werk moet gaan. [Am. 2]

    (4)

    De Unie heeft het in 2001 aangenomen internationale actieplan van de FAO om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen (IAP-IOO), bekrachtigd. Het IAP-IOO en de in 2014 bekrachtigde vrijwillige FAO-richtsnoeren over de prestaties van de vlaggenstaat liggen ten grondslag aan de verantwoordelijkheid van de vlaggenstaat om de instandhouding en het duurzame gebruik van levende mariene rijkdommen en mariene ecosystemen op lange termijn te waarborgen. In het IAP-IOO is bepaald dat een vlaggenstaat aan vaartuigen die zijn vlag voeren, machtigingen moet afgeven om visserijactiviteiten te verrichten in wateren die buiten zijn soevereiniteit of jurisdictie vallen. In de vrijwillige richtsnoeren wordt ook aanbevolen dat de vlaggenstaat en de kuststaat een machtiging verlenen wanneer de visserijactiviteiten in het kader van een overeenkomst inzake toegang tot visserij of zelfs buiten het kader van een dergelijke overeenkomst plaatsvinden. Zij moeten er beide van overtuigd zijn dat zulke activiteiten de duurzaamheid van de bestanden in de wateren van de kuststaat niet zullen ondermijnen (paragrafen 40 en 41).

    (4 bis)

    In 2014 hebben alle leden van de FAO, waaronder de Unie en haar ontwikkelingspartnerlanden, unaniem de vrijwillige richtsnoeren voor duurzame kleinschalige visserij in de context van de voedselzekerheid en de uitroeiing van armoede goedgekeurd, met inbegrip van punt 5.7, waarin wordt benadrukt dat de kleinschalige visserij naar behoren in aanmerking moet worden genomen voordat overeenkomsten inzake toegang tot bestanden worden gesloten met derde landen en derde partijen. [Am. 3]

    (4 ter)

    In de vrijwillige richtsnoeren van de FAO voor duurzame kleinschalige visserij in de context van voedselzekerheid en de uitroeiing van armoede wordt aangedrongen op de vaststelling van maatregelen voor de instandhouding en het duurzaam gebruik van visbestanden op de lange termijn en op het veiligstellen van de ecologische fundamenten voor de voedselproductie, waarbij de nadruk wordt gelegd op het belang van milieunormen voor visserijactiviteiten buiten de wateren van de Unie, die een ecosysteemgerichte benadering van het visserijbeheer en de voorzorgsbenadering omvatten, om de geëxploiteerde visbestanden en uiterlijk in 2020 alle visbestanden te herstellen en boven een niveau te houden dat in 2015 voor zover mogelijk de maximale opbrengst kan opleveren. [Am. 4]

    (5)

    Op internationaal niveau gaat de aandacht in toenemende mate uit naar de kwestie van de verplichtingen en de daarmee gepaard gaande verantwoordelijkheden en aansprakelijkheden van de vlaggenstaat en, in voorkomend geval, de als vlaggenstaat optredende internationale organisatie, met betrekking tot de instandhouding en het beheer van de levende rijkdommen van de volle zee in het kader van Unclos. Dat was ook het geval met de afbakening van de jurisdictie van kuststaten, vlaggenstaten en, in voorkomend geval, als vlaggenstaat en kuststaat optredende internationale organisaties, in het kader van een uit Unclos voortvloeiende zorgvuldigheidsverplichting om de deugdelijke instandhouding van mariene biologische rijkdommen in onder nationale jurisdictie vallende zeegebieden te verzekeren. In het advies van 2 april 2015 dat het Internationaal Hof voor het Recht van de Zee (ITLOS) heeft gegeven in antwoord op vragen van de Subregionale Visserijcommissie van West-Afrika, wordt bevestigd dat de Unie internationale verantwoordelijkheid draagt ten aanzien van derde landen en internationale organisaties voor de activiteiten van haar vissersvaartuigen en dat deze verantwoordelijkheid vereist dat zij met de nodige zorgvuldigheid te werk gaat. Een zorgvuldigheidsverplichting is een verplichting voor een staat om al het mogelijke te doen om illegale visserij te voorkomen, onder meer door bestuursrechtelijke en handhavingsmaatregelen vast te stellen die ervoor moeten zorgen dat noch de onder zijn vlag varende vissersvaartuigen, noch zijn onderdanen, noch de vissersvaartuigen die actief zijn in zijn wateren, betrokken zijn bij activiteiten die een inbreuk vormen op de geldende instandhoudings- en beheersmaatregelen. Om die redenen en in algemenere zin om de „blauwe” economie te versterken, is het belangrijk om zowel de activiteiten van de vissersvaartuigen van de Unie buiten de wateren van de Unie als het desbetreffende governancesysteem zo te organiseren dat de internationale verplichtingen van de Unie doelmatig en doeltreffend kunnen worden nagekomen en dat situaties worden voorkomen waarin de Unie handelingen kunnen worden verweten die in strijd zijn met het internationaal recht. [Am. 5]

    (5 bis)

    De Unie heeft zich op de wereldtop van de Verenigde Naties over duurzame ontwikkeling op 25 september 2015 verbonden tot de tenuitvoerlegging van de resolutie met het slotdocument „Naar een nieuwe wereld: de agenda inzake duurzame ontwikkeling voor 2030”, inclusief duurzame-ontwikkelingsdoelstelling 14 (beschermen en duurzaam gebruikmaken van de oceanen, zeeën en mariene hulpbronnen voor duurzame ontwikkeling) alsook ontwikkelingsdoelstelling 12 (duurzame consumptie- en productiepatronen verzekeren) en de bijbehorende streefdoelen. [Am. 6]

    (6)

    De resultaten van de in 2012 gehouden conferentie van de Verenigde Naties over duurzame ontwikkeling „Rio + 20” (6) alsook de vaststelling van het EU-actieplan voor de bestrijding van de illegale handel in wilde flora en fauna en de internationale ontwikkelingen in de strijd tegen de illegale handel in wilde dieren alsmede de in september 2015 door de Verenigde Naties vastgestelde nieuwe duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen (17 doelstellingen om onze wereld te veranderen en met name doelstelling 14 inzake het leven onder water) moeten in het externe visserijbeleid van de Unie en in het handelsbeleid van de Unie worden weerspiegeld. [Am. 7]

    (7)

    Het doel van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB), zoals vastgesteld in Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (7) (de „basisverordening”), is ervoor te zorgen dat visserijactiviteiten ecologisch, economisch en sociaal duurzaam zijn en worden beheerd op een manier die strookt met de doelstellingen voordelen te realiseren op economisch en sociaal gebied en op het gebied van werkgelegenheid en de visbestanden te herstellen tot boven een niveau dat een maximale duurzame opbrengst kan opleveren en dit niveau te handhaven , en dat ze bijdragen tot de beschikbaarheid van voedselvoorraden. Bij de uitvoering van dit beleid dient ook rekening te worden gehouden met de doelstellingen van de ontwikkelingssamenwerking, zoals wordt bepaald in de tweede alinea van artikel 208, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). [Am. 8]

    (7 bis)

    De basisverordening schrijft tevens voor dat partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij (PODV's) beperkt moeten blijven tot vangstoverschotten, zoals bepaald in artikel 62, leden 2 en 3, van UNCLOS. [Am. 9]

    (8)

    In Verordening (EU) nr. 1380/2013 de basisverordening wordt de noodzaak benadrukt om de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid op internationaal niveau te bevorderen door ervoor te zorgen dat de visserijactiviteiten van de Unie buiten de wateren van de Unie gebaseerd zijn op dezelfde beginselen en normen als krachtens het toepasselijke Unierecht en door daarbij gelijke voorwaarden voor de marktdeelnemers uit de Unie en de marktdeelnemers uit derde landen te stimuleren. De door derde landen vastgestelde sociale en milieuwetgeving kan verschillen van de wetgeving van de Unie, met verschillende normen voor visserijvloten tot gevolg. Deze situatie kan ertoe leiden dat toestemming wordt verleend voor visserijactiviteiten die niet in overeenstemming zijn met het duurzaam beheer van mariene rijkdommen. Daarom dient te worden gezorgd voor samenhang tussen de activiteiten van de Unie op het gebied van milieu, visserij, handel en ontwikkeling, met name wanneer dit gevolgen heeft voor de visserij in ontwikkelingslanden die een geringe administratieve capaciteit hebben en waar het risico van corruptie hoog is. [Am. 10]

    (9)

    Met Verordening (EG) nr. 1006/2008 werd beoogd een gemeenschappelijke basis te leggen voor de machtiging van visserijactiviteiten door vissersvaartuigen van de Unie buiten de wateren van de Unie, teneinde de strijd tegen IOO-visserij te ondersteunen en de EU-vloot vloot van de Unie wereldwijd beter te controleren en te monitoren , alsmede voorwaarden vast te stellen voor het machtigen van vaartuigen uit derde landen om in de wateren van de Unie visserij te bedrijven . [Am. 11]

    (10)

    Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad (8) inzake IOO-visserij is parallel met Verordening (EG) nr. 1006/2008 vastgesteld en een jaar later is Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad (de „controleverordening”) (9) vastgesteld. Deze verordeningen zijn de drie uitvoerende pijlers van de controle- en handhavingsbepalingen van het GVB.

    (11)

    Die drie verordeningen zijn echter niet op consistente wijze ten uitvoer gelegd; er waren met name inconsistenties tussen de verordening betreffende vismachtigingen en de controleverordening, die na de verordening betreffende vismachtigingen is aangenomen. De uitvoering van de verordening betreffende vismachtigingen legde ook verscheidene lacunes bloot, aangezien bepaalde uitdagingen op het gebied van controle niet aan bod kwamen, zoals chartering, omvlagging en vismachtigingen die door de bevoegde autoriteit van een derde land aan een vissersvaartuig van de Unie worden afgegeven buiten het kader van een PODV („rechtstreekse machtigingen”). Daarnaast zijn bepaalde rapportageverplichtingen en de verdeling van de administratieve taken tussen de lidstaten en de Commissie problematisch gebleken.

    (12)

    Het grondbeginsel van deze verordening is dat elk vaartuig van de Unie dat buiten de wateren van de Unie vist, daartoe door zijn vlaggenlidstaat moet worden gemachtigd en dienovereenkomstig moet worden gemonitord, ongeacht waar het actief is en binnen welk kader. De afgifte van een machtiging moet afhankelijk zijn van de vervulling van een basisreeks gemeenschappelijke machtigingscriteria. De door de lidstaten vergaarde en aan de Commissie verstrekte informatie moet het de Commissie mogelijk maken te allen tijde in elk gebied buiten de wateren van de Unie te interveniëren in de monitoring van de visserijactiviteiten van alle vaartuigen van de Unie. Dit is noodzakelijk zodat de Commissie haar verplichtingen als hoedster van de Verdragen kan nakomen. [Am. 12]

    (12 bis)

    De laatste jaren zijn er aanzienlijke verbeteringen doorgevoerd in het externe visserijbeleid van de Unie, op het vlak van de voorwaarden van de PODV's en de zorgvuldigheid waarmee de bepalingen worden gehandhaafd. De instandhouding van de vangstmogelijkheden voor de vloot van de Unie binnen het kader van PODV’s moet een prioritaire doelstelling van het externe visserijbeleid van de Unie zijn, en soortgelijke voorwaarden moeten worden toegepast op activiteiten van de Unie buiten het toepassingsgebied van de PODV’s. [Am. 13]

    (12 ter)

    De Commissie moet een bemiddelende rol spelen wanneer de mogelijkheid om een vismachtiging in te trekken, te schorsen of te wijzigen wordt aangekaart aan de hand van bewijs dat de exploitatie van visbestanden ernstig bedreigd wordt. [Am. 14]

    (13)

    Ondersteuningsvaartuigen kunnen een aanzienlijke impact hebben op de wijze waarop vissersvaartuigen in staat zijn hun visserijactiviteiten te verrichten en op de hoeveelheid vis die zij kunnen vangen. Daarom moeten de machtigings- en rapportageprocedures in deze verordening rekening houden met ondersteuningsvaartuigen.

    (14)

    Omvlagging is problematisch wanneer ze is bedoeld om GVB-regels of bestaande instandhoudings- en beheersmaatregelen te omzeilen. De Unie moet daarom zulke omvlaggingspraktijken kunnen definiëren, opsporen en tegengaan. Gedurende de gehele levensduur van het vaartuig moeten traceerbaarheid en een goede follow-up van de antecedenten van een vaartuig dat eigendom is van een exploitant uit de Unie, ongeacht de vlag(gen) waaronder het vaart, op het gebied van naleving worden gewaarborgd. Ook het vereiste dat door de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) een uniek vaartuignummer wordt toegekend, moet daartoe strekken. [Am. 15]

    (15)

    Vaartuigen van de Unie mogen activiteiten verrichten in de wateren van derde landen hetzij overeenkomstig de bepalingen van PODV's tussen de Unie en derde landen, hetzij door van derde landen rechtstreekse vismachtigingen te verkrijgen indien er geen dergelijke PODV van kracht is. In beide gevallen moeten deze activiteiten op een transparante en duurzame wijze worden verricht. Daarom moeten de vlaggenlidstaten de bevoegdheid krijgen om, op grond van een welomschreven reeks criteria en op voorwaarde dat er monitoring plaatsvindt, de onder hun vlag varende vaartuigen het recht te geven rechtstreekse machtigingen aan te vragen bij en te verkrijgen van derde kuststaten. Er moet een machtiging voor een visserijactiviteit worden verleend zodra de vlaggenlidstaat ervan overtuigd is dat die visserijactiviteit de duurzaamheid niet zal ondermijnen. Tenzij de Commissie verdere terdege onderbouwde bezwaren heeft, moet de marktdeelnemer aan wie de machtiging van zowel de vlaggenlidstaat als de kuststaat is verleend, worden toegestaan zijn visserijactiviteit aan te vangen. [Am. 16]

    (16)

    Een specifieke kwestie met betrekking tot PODV's is het opnieuw toewijzen van onvolledig benutte vangstmogelijkheden waarvan sprake is wanneer de bij de desbetreffende Raadsverordeningen aan de lidstaten toegewezen vangstmogelijkheden niet volledig zijn benut. Aangezien de in de PODV's vastgestelde toegangskosten voor een groot deel uit de begroting van de Unie worden gefinancierd, is een systeem voor het tijdelijk opnieuw toewijzen van vangstmogelijkheden belangrijk om de financiële belangen van de Unie te vrijwaren en te waarborgen dat vangstmogelijkheden waarvoor is betaald, niet worden verspild. Daarom is het noodzakelijk het systeem voor het opnieuw toewijzen van vangstmogelijkheden, dat een laatste redmiddel moet zijn, te verduidelijken en te verbeteren. De toepassing ervan moet tijdelijk zijn en mag niet van invloed zijn op de initiële toewijzing van vangstmogelijkheden aan de lidstaten , wat inhoudt dat deze de relatieve stabiliteit niet in gevaar zal brengen . Aangezien het om een laatste redmiddel gaat, mogen vangstmogelijkheden Vangstmogelijkheden mogen pas opnieuw worden toegewezen wanneer de betrokken lidstaten afstand hebben gedaan van hun recht om onderling vangstmogelijkheden uit te wisselen. [Am. 17]

    (16 bis)

    „Slapende overeenkomsten” zijn overeenkomsten met landen die een partnerschapsovereenkomst inzake visserij hebben gesloten zonder — om structurele redenen of vanwege bepaalde omstandigheden — over een protocol te beschikken. De Unie heeft verscheidene „slapende overeenkomsten” met derde landen. Vaartuigen van de Unie mogen dan ook niet vissen in wateren die onder een slapende overeenkomst vallen. De Commissie moet zich ervoor inspannen deze slapende overeenkomsten om te zetten in volwaardige overeenkomsten of de partnerschapsovereenkomst in kwestie op te zeggen. [Am. 18]

    (17)

    Ook voor visserijactiviteiten onder auspiciën van regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB's) en alsmede niet-gereglementeerde visserij op volle zee moet door de vlaggenlidstaat een machtiging worden verleend en geldt dat zij in overeenstemming moeten zijn met de specifieke regels van de ROVB of de Uniewetgeving inzake visserijactiviteiten op volle zee. [Am. 19]

    (18)

    Charterovereenkomsten kunnen de doeltreffendheid van instandhoudings- en beheersmaatregelen ondermijnen en een negatief effect op de duurzame exploitatie van levende mariene rijkdommen hebben. Daarom is het noodzakelijk een juridisch kader op te zetten dat de Unie helpt de activiteiten van gecharterde onder een vlag van de Unie varende vissersvaartuigen van de Unie die door exploitanten uit derde landen gecharterd zijn, beter te monitoren op basis van hetgeen door de betrokken ROVB is vastgesteld. [Am. 20]

    (19)

    De procedures moeten transparant , uitvoerbaar en voorspelbaar zijn voor marktdeelnemers van de Unie en van derde landen, alsmede voor hun respectieve bevoegde autoriteiten. [Am. 21]

    (19 bis)

    De Unie moet zich inspannen voor gelijke randvoorwaarden op internationaal vlak zodat de visserijvloot van de Unie kan concurreren met andere visserijlanden, en zij moet de markttoegangsregels aanpassen wanneer er strengere regels worden ingevoerd voor de vloot van de Unie. [Am. 22]

    (20)

    Zoals is vastgesteld in de controleverordening moet worden voorzien in de elektronische uitwisseling van gegevens tussen de lidstaten en de Commissie. De lidstaten moeten alle vereiste gegevens over hun vloten en de door die vloten verrichte visserijactiviteiten verzamelen, ze beheren en ze ter beschikking van de Commissie stellen. Voorts moeten zij waar nodig met elkaar, met de Commissie en met derde landen samenwerken om die activiteiten op het gebied van gegevensvergaring te coördineren.

    (21)

    Met het oog op het verbeteren van de transparantie en de toegankelijkheid van informatie over vismachtigingen van de Unie, moet de Commissie een elektronisch register inzake vismachtigingen aanleggen dat zowel een openbaar als een beveiligd deel omvat. De informatie in het Unieregister inzake vismachtigingen omvat persoonsgegevens. De verwerking van de persoonsgegevens op basis van deze verordening dient in overeenstemming te zijn met Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (10), Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (11) en de toepasselijke nationale wetgeving.

    (22)

    Met het oog op een adequate benadering van de toegang tot de wateren van de Unie door vaartuigen die de vlag van een derde land voeren, moeten de desbetreffende regels consistent zijn met die welke gelden voor vaartuigen van de Unie, overeenkomstig de controleverordening. Met name moet artikel 33 van die verordening inzake de rapportage van vangsten en vangstgerelateerde gegevens ook van toepassing zijn op vissersvaartuigen van derde landen die in de wateren van de Unie vissen.

    (23)

    Vissersvaartuigen van derde landen zonder machtiging uit hoofde van deze verordening moeten, wanneer zij in de wateren van de Unie varen, worden verplicht te waarborgen dat hun vistuig op zodanige wijze is opgeborgen dat het niet meteen voor visserijactiviteiten kan worden gebruikt.

    (24)

    De lidstaten moeten verantwoordelijk zijn voor de controle van de visserijactiviteiten van vissersvaartuigen van derde landen in de wateren van de Unie en, in het geval van inbreuken, voor de registratie daarvan in het in artikel 93 van de controleverordening bedoelde nationale register van inbreuken.

    (25)

    Met het oog op de vereenvoudiging van de machtigingsprocedures moet door de lidstaten en de Commissie een gemeenschappelijk systeem voor gegevensuitwisseling en gegevensopslag worden gebruikt om noodzakelijke informatie en actualiseringen te verstrekken en tegelijk de administratieve lasten tot een minimum te beperken. In dit verband moet ten volle worden gebruikgemaakt van de gegevens in het vlootregister van de Unie.

    (26)

    Teneinde rekening te houden met de technologische vooruitgang, en mogelijke nieuwe internationaalrechtelijke vereisten die daaruit volgen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van de aanneming van wijzigingen van de bijlagen bij de onderhavige verordening waarin de lijst is vastgelegd van informatie die een marktdeelnemer moet verstrekken met het oog op het verkrijgen van een vismachtiging. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016 (12). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

    (27)

    Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend wat betreft de registratie, het formaat en de verzending van gegevens met betrekking tot vismachtigingen van de lidstaten aan de Commissie en naar het Unieregister inzake vismachtigingen, alsook om een methode vast te stellen voor het opnieuw toewijzen van onbenutte vangstmogelijkheden. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (13).

    (28)

    De Commissie moet onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vaststellen indien dit, in naar behoren gemotiveerde gevallen die verband houden met het opnieuw toewijzen van vangstmogelijkheden, om dwingende redenen van urgentie vereist is.

    (29)

    Gezien het aantal aan te brengen wijzigingen en het belang ervan, dient Verordening (EG) nr. 1006/2008 te worden ingetrokken,

    HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    TITEL I

    ALGEMENE BEPALINGEN

    Artikel 1

    Onderwerp

    Bij deze verordening worden regels vastgesteld voor de afgifte en het beheer van vismachtigingen voor:

    (a)

    vissersvaartuigen van de Unie die visserijactiviteiten verrichten in wateren die onder de soevereiniteit of jurisdictie van een derde land vallen, onder auspiciën van een ROVB waarbij de Unie een verdrag- of overeenkomstsluitende partij is , in of buiten wateren van de Unie, of op volle zee; en

    (b)

    vissersvaartuigen van derde landen die actief zijn visserijactiviteiten verrichten in de wateren van de Unie. [Am. 23]

    Artikel 2

    Verhouding tot het internationaal recht en het recht van de Unie

    Deze verordening geldt onverminderd de bepalingen:

    (a)

    in PODV's en soortgelijke visserijovereenkomsten tussen de Unie en derde landen;

    (b)

    die zijn aangenomen door ROVB's of soortgelijke visserijorganisaties waarbij de Unie een verdrag- of overeenkomstsluitende partij of een samenwerkende niet-verdrag- of niet-overeenkomstsluitende partij is;

    (c)

    in wetgeving van de Unie ter uitvoering of ter omzetting van de onder a) en b) bedoelde bepalingen.

    Artikel 3

    Definities

    Voor de toepassing van deze verordening gelden de definities van artikel 4 van de basisverordening. Daarnaast wordt verstaan onder:

    (a)

    „ondersteuningsvaartuig”: een vaartuig dat niet is uitgerust met voor het vangen of aantrekken van vis ontworpen operationeel vistuig en dat visserijactiviteiten faciliteert, begeleidt of voorbereidt; [Am. 24]

    (b)

    „vismachtiging”: een machtiging vismachtiging die wordt afgegeven voor een vissersvaartuig van de Unie of een vissersvaartuig van een derde land dat reeds over een visvergunning beschikt, en die dit vaartuig het recht geeft om onder bepaalde voorwaarden tijdens een bepaalde periode, in een bepaald gebied of binnen een bepaalde visserij visserijactiviteiten te verrichten; [Am. 25]

    (c)

    „register inzake vismachtigingen”: het systeem voor het beheer van vismachtigingen en de bijbehorende databank;

    (d)

    „rechtstreekse machtiging”: een vismachtiging die buiten het kader van een PODV door een bevoegde autoriteit van een derde land wordt afgegeven aan een vissersvaartuig van de Unie;

    (e)

    „wateren van derde landen”: wateren onder de soevereiniteit of jurisdictie van een derde land;

    (f)

    „waarnemersprogramma”: een regeling onder auspiciën van een ROVB , een PODV, een derde land of een lidstaat waarbij waarnemers onder bepaalde voorwaarden aan boord van vissersvaartuigen gegevens verzamelen en/of verifiëren of het vaartuig aan de door die organisatie , in die PODV of door dat land vastgestelde voorschriften voldoet. [Am. 26]

    (f bis)

    „verdrag- of overeenkomstsluitende partij”: een verdrag- of overeenkomstsluitende partij bij het internationale verdrag of de internationale overeenkomst tot oprichting van een ROVB, alsmede landen, visserijentiteiten of andere entiteiten die met een dergelijke organisatie samenwerken en waaraan in verband met die organisatie de status van samenwerkende niet-verdrag- of overeenkomstsluitende partij is toegekend. [Am. 27]

    (f ter)

    „chartering”: een regeling waarbij een vissersvaartuig dat de vlag van een lidstaat voert voor een bepaalde periode een verbintenis met een marktdeelnemer in hetzij een andere lidstaat, hetzij een derde land aangaat zonder van vlag te veranderen; [Am. 77]

    TITEL II

    VISSERIJACTIVITEITEN VAN VISSERSVAARTUIGEN VAN DE UNIE BUITEN DE WATEREN VAN DE UNIE

    HOOFDSTUK I

    Gemeenschappelijke bepalingen

    Artikel 4

    Algemeen beginsel

    Onverminderd het vereiste om een machtiging van de bevoegde organisatie of het derde land te verkrijgen, mag een vissersvaartuig van de Unie geen visserijactiviteiten verrichten buiten de wateren van de Unie, tenzij het een vismachtiging van zijn vlaggenlidstaat heeft ontvangen.

    Artikel 5

    Machtigingscriteria

    1.   Een vlaggenlidstaat mag slechts een vismachtiging voor visserijactiviteiten buiten de wateren van de Unie afgegeven indien:

    (a)

    hij volledige en accurate informatie heeft ontvangen, overeenkomstig de bijlagen 1 en 2 bijlage , over het vissersvaartuig en het (de) bijbehorende ondersteuneningsvaartuig(en), met inbegrip van niet-uniale ondersteuningsvaartuigen. [Am. 28]

    (b)

    het vissersvaartuig beschikt over een geldige visvergunning uit hoofde van artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1224/2009;

    (c)

    het vissersvaartuig en elk bijbehorend ondersteuningsvaartuig een IMO-nummer hebben , indien dit op grond van de wetgeving van de Unie vereist is ; [Am. 29]

    (d)

    de marktdeelnemer kapitein van het vissersvaartuig en het vissersvaartuig in kwestie in de 12 maanden vóór de aanvraag van de vismachtiging niet krachtens artikel 42 van Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad en artikel 90 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad zijn onderworpen aan een sanctie voor een ernstige inbreuk overeenkomstig het nationale recht van de lidstaat; [Am. 78]

    (e)

    het vissersvaartuig niet is opgenomen op een door een ROVB en/of de Unie krachtens Verordening (EG) nr. 1005/2008 vastgestelde lijst van IOO-vaartuigen;

    (f)

    in voorkomend geval, in het kader van de betrokken visserijovereenkomst of de desbetreffende bepalingen van de ROVB vangstmogelijkheden beschikbaar zijn voor de vlaggenlidstaat; en

    (g)

    in voorkomend geval, het vissersvaartuig voldoet aan de in artikel 6 vastgestelde vereisten.

    2.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 43 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de bijlage.

    Artikel 6

    Omvlagging

    1.   Dit artikel is van toepassing op vaartuigen die binnen vijf jaar vanaf de datum van tijdens de twee jaar voorafgaand aan de aanvraag voor een vismachtiging:

    (a)

    uit het vissersvlootregister van de Unie zijn geschrapt en naar een derde land zijn omgevlagd; en

    (b)

    binnen 24 maanden na de datum van de schrapping opnieuw in het vissersvlootregister van de Unie zijn opgenomen.

    2.   Een vlaggenlidstaat mag slechts een vismachtiging afgeven indien hij ervan overtuigd is heeft gecontroleerd dat gedurende de periode dat het in lid 1 bedoelde vaartuig actief was onder de vlag van een derde land:

    (a)

    het geen IOO-visserijactiviteiten heeft bedreven; en

    (b)

    het niet actief was in de wateren van hetzij een land dat overeenkomstig de artikelen 31 en 33 van Verordening (EG) nr. 1005/2008 als een niet-meewerkend derde land is geïdentificeerd , dan wel een derde land dat overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1026/2012 van het Europees Parlement en de Raad  (14) is geïdentificeerd als een land dat niet-duurzame visserij toelaat .

    3.   Daartoe verstrekt een marktdeelnemer alle de volgende door de vlaggenlidstaat verlangde informatie met betrekking tot de desbetreffende periode, waaronder ten minste het volgende waarin het vaartuig onder de vlag van een derde land opereerde :

    (a)

    een aangifte van de vangsten en de visserijinspanningen gedurende de desbetreffende periode;

    (b)

    een kopie van de door de vlaggenstaat voor de desbetreffende periode afgegeven vismachtiging;

    (c)

    een kopie van de vismachtiging(en) op grond waarvan gedurende de desbetreffende periode visserijactiviteiten in de wateren van derde landen zijn toegestaan;

    (d)

    een officiële verklaring van het derde land waar het vaartuig is omgevlagd waarin de sancties waaraan het vaartuig of de marktdeelnemer gedurende de desbetreffende periode onderworpen was, zijn opgesomd;.

    (d bis)

    een volledig vlagoverzicht voor de periode dat het vaartuig niet in het vlootregister van de Unie opgenomen was.

    4.   Een vlaggenlidstaat geeft geen vismachtiging af aan een vaartuig dat is omgevlagd:

    (a)

    in een derde land dat krachtens de artikelen 31 en 33 van Verordening (EG) nr. 1005/2008 is aangemerkt als een land dat niet meewerkt bij de bestrijding van IOO-visserij of is opgenomen op de lijst van niet-meewerkende derde landen; of

    (b)

    in een derde land dat overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 1026/2012 is aangemerkt als een land dat niet-duurzame visserij toelaat.

    5.   Lid 4 is niet van toepassing indien de vlaggenlidstaat ervan overtuigd is dat, zodra het land is aangemerkt als een land dat niet meewerkt bij de bestrijding van IOO-visserij of als een land dat niet-duurzame visserij toelaat, de marktdeelnemer:

    (a)

    de visserijactiviteiten heeft stopgezet; en

    (b)

    de desbetreffende administratieve procedures om het vaartuig uit het vissersvlootregister van het derde land te schrappen, onmiddellijk heeft opgestart. [Am. 31]

    Artikel 7

    Monitoring van vismachtigingen

    1.   Bij de aanvraag van een vismachtiging verstrekt de marktdeelnemer de vlaggenlidstaat volledige en accurate gegevens.

    2.   De marktdeelnemer stelt de vlaggenlidstaat onverwijld in kennis van elke wijziging van de desbetreffende gegevens.

    3.   Een vlaggenlidstaat monitort minstens eenmaal per jaar of de voorwaarden op grond waarvan een vismachtiging is afgegeven, vervuld blijven tijdens de geldigheidsduur van die machtiging.

    4.   Indien een voorwaarde op grond waarvan een vismachtiging is afgegeven, niet langer is vervuld, wijzigt neemt een vlaggenlidstaat passende maatregelen, zoals de wijziging of de intrekking van de machtiging of trekt hij ze en stelt hij onmiddellijk de marktdeelnemer, en de Commissie en in voorkomend geval het secretariaat van de ROVB of het derde land in kwestie daarvan in kennis.

    5.   Op Na ontvangt van een naar behoren gemotiveerd verzoek van de Commissie wordt een machtiging door de vlaggenlidstaat geweigerd, geschorst of ingetrokken in gevallen:

    (a)

    van doorslaggevende beleidsoverwegingen met betrekking tot dwingende spoed wegens een ernstig gevaar voor de duurzame exploitatie, het duurzame beheer en de duurzame instandhouding van mariene biologische rijkdommen; of de voorkoming of beteugeling

    (b)

    van ernstige schendingen van artikel 42 van Verordening (EG) nr. 1005/2008 of artikel 90, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1224/2009, in het kader van illegale, ongemelde of ongereglementeerde (IOO) visserij, of in het geval van een verhoogd risico, teneinde dergelijke schendingen te voorkomen; in

    (c)

    waarin de Unie heeft besloten de betrekkingen met het betrokken derde land te schorsen of te verbreken.

    Het in de eerste alinea genoemde naar behoren gemotiveerde verzoek wordt geschraagd door relevante en passende informatie. De Commissie stelt de marktdeelnemer en de vlaggenlidstaat onmiddellijk in kennis als ze een dergelijk naar behoren gemotiveerd verzoek indient. Een dergelijk verzoek van de Commissie wordt gevolgd door een overlegperiode van vijftien dagen tussen de Commissie en de vlaggenlidstaat.

    6.   Indien een de Commissie aan het eind van de in lid 5 vermelde periode van 15 dagen haar verzoek bevestigt en de vlaggenlidstaat de machtiging niet weigert, aanpast, schorst of intrekt overeenkomstig de leden 4 en 5, kan de Commissie na nog eens vijf dagen besluiten de machtiging in te trekken, en stelt zij de vlaggenlidstaat en de marktdeelnemer daarvan in kennis te stellen van haar besluit . [Am. 32]

    HOOFDSTUK II

    Visserijactiviteiten van vissersvaartuigen van de Unie in de wateren van derde landen

    AFDELING 1

    VISSERIJACTIVITEITEN IN HET KADER VAN PODV'S

    Artikel 8

    ROVB-lidmaatschap

    Een vissersvaartuig van de Unie mag enkel visserijactiviteiten in de wateren van een derde land op door een ROVB beheerde bestanden verrichten indien dat land een verdrag- of overeenkomstsluitende partij of een samenwerkende niet-verdrag- of niet-overeenkomstsluitende partij bij die ROVB is. Als er PODV’s gesloten zijn vóór … [de datum van inwerkingtreding van deze verordening], is deze alinea van toepassing met ingang van … [vier jaar na de inwerkingtreding van deze verordening]. [Am. 33]

    De Unie kan een gedeelte van de financiële middelen voor sectorale steun aanwenden om derde landen waarmee zij PODV’s gesloten heeft te helpen om lid te worden van een ROVB. [Am. 34]

    Artikel 9

    Toepassingsgebied

    Deze afdeling is van toepassing op visserijactiviteiten die door vissersvaartuigen van de Unie in de wateren van een derde land worden verricht in het kader van een PODV.

    De Unie ziet erop toe dat de PODV's in overeenstemming zijn met deze verordening. [Am. 35]

    Artikel 10

    Vismachtigingen

    Een vissersvaartuig van de Unie mag geen visserijactiviteiten in de wateren van een derde land in het kader van een PODV verrichten tenzij het een vismachtiging heeft ontvangen:

    (a)

    van zijn vlaggenlidstaat het derde land met soevereiniteit of jurisdictie over de wateren waar de visserijactiviteiten plaatsvinden ; en [Am. 36]

    (b)

    van het derde land met soevereiniteit of jurisdictie over de wateren waar de activiteiten plaatsvinden zijn vlaggenlidstaat . [Am. 37]

    Artikel 11

    Voorwaarden voor de afgifte van vismachtigingen door de vlaggenlidstaten

    Een vlaggenlidstaat mag enkel een vismachtiging voor visserijactiviteiten in de wateren van derde landen in het kader van een PODV afgeven indien:

    (a)

    de in artikel 5 vastgestelde machtigingscriteria zijn vervuld;

    (b)

    de in de desbetreffende PODV vastgestelde voorwaarden worden nageleefd;

    (c)

    de marktdeelnemer alle in de afgelopen 12 maanden door de bevoegde autoriteit van het derde land gevorderde vergoedingen en financiële sancties heeft betaald;

    (c bis)

    de marktdeelnemer alle financiële sancties heeft betaald die zijn opgelegd door de bevoegde autoriteit van het derde land, na de beëindiging van de toepasselijke juridische procedures; en [Am. 38]

    (c ter)

    het visserijvaartuig over een machtiging van het betrokken derde land beschikt. [Am. 39]

    Artikel 12

    Beheer van vismachtigingen

    1.   Zodra een vlaggenlidstaat een vismachtiging heeft afgegeven heeft gecontroleerd of voldaan is aan de in punten a), b) en c) van artikel 11 vastgelegde voorwaarden , zendt hij de Commissie de desbetreffende aanvraag voor om de machtiging van het derde land te verkrijgen toe.

    2.   De in lid 1 bedoelde aanvraag bevat de in de bijlagen 1 en 2 bijlage opgenomen informatie, samen met alle andere in het kader van de PODV vereiste gegevens.

    3.   Ten minste 10 15 kalenderdagen vóór de in de PODV vastgestelde datum voor de verzending van aanvragen zendt de vlaggenlidstaat de aanvraag aan de Commissie toe. De Commissie kan de vlaggenlidstaat verzoeken een naar behoren gemotiveerd verzoek om alle aanvullende informatie die zij noodzakelijk acht toezenden .

    4.   Wanneer de Commissie ervan overtuigd is dat Binnen een termijn van 10 kalenderdagen gerekend vanaf de ontvangst van de aanvraag of, indien er overeenkomstig lid 3 om aanvullende informatie is verzocht, binnen 15 kalenderdagen gerekend vanaf de ontvangst van de aanvraag, voert de Commissie een voorlopig onderzoek uit om te bepalen of de voorwaarden van artikel 11 zijn vervuld. De Commissie zendt zij dan de aanvraag aan het derde land toe of zij stelt de lidstaat ervan in kennis dat de aanvraag is afgewezen .

    5.   Indien een derde land de Commissie ervan in kennis stelt dat het heeft besloten een vismachtiging voor een vissersvaartuig van de Unie in het kader van de overeenkomst af te geven, te weigeren, te schorsen of in te trekken, stelt de Commissie de vlaggenlidstaat daarvan onmiddellijk en indien mogelijk langs elektronische weg in kennis. De vlaggenlidstaat stuurt de informatie onmiddellijk door naar de eigenaar van het vaartuig. [Am. 40]

    Artikel 13

    Het opnieuw tijdelijk toewijzen van onbenutte vangstmogelijkheden in het kader van PODV's

    1.   Gedurende een bepaald jaar of een andere relevante Aan het eind van de eerste helft van de uitvoeringsperiode van een protocol bij een PODV kan de Commissie vaststellen dat er vangstmogelijkheden onbenut zijn gebleven en de lidstaten die over de desbetreffende aandelen van de toewijzing beschikken, daarvan in kennis stellen.

    2.   Binnen 10 20 dagen na ontvangst van deze informatie van de Commissie kunnen de in lid 1 bedoelde lidstaten:

    (a)

    de Commissie meedelen dat zij hun vangstmogelijkheden later in het jaar of in de relevante de tweede helft van de uitvoeringsperiode zullen gebruiken, door een visserijplan te verstrekken met gedetailleerde informatie over het aantal aangevraagde vismachtigingen, de geraamde vangsten, de visserijzone en de visserijperiode; of

    (b)

    de Commissie in kennis stellen van uitwisselingen van vangstmogelijkheden overeenkomstig artikel 16, lid 8, van de basisverordening.

    3.   Indien bepaalde lidstaten de Commissie niet op de hoogte hebben gebracht van een van de in lid 2 bedoelde maatregelen en, indien er als gevolg daarvan vangstmogelijkheden onbenut blijven, kan de Commissie gedurende een periode van tien dagen na de in lid 2 genoemde periode een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling voor de beschikbare onbenutte vangstmogelijkheden bekendmaken onder de andere lidstaten die over een aandeel van de toewijzing beschikken.

    4.   Binnen 10 dagen na ontvangst van die oproep tot het indienen van blijken van belangstelling kunnen deze lidstaten hun belangstelling voor de onbenutte vangstmogelijkheden aan de Commissie kenbaar maken. Ter ondersteuning van hun verzoek verstrekken zij een visserijplan met gedetailleerde informatie over het aantal aangevraagde vismachtigingen, de geraamde vangsten, de visserijzone en de visserijperiode.

    5.   Indien dit nodig wordt geacht voor de beoordeling van het verzoek, kan de Commissie de betrokken lidstaten om aanvullende informatie over het aantal aangevraagde vismachtigingen, de geraamde vangsten, de visserijzone en de visserijperiode vragen.

    6.   Indien de lidstaten die over een aandeel van de toewijzing beschikken, geen belangstelling voor de onbenutte vangstmogelijkheden hebben, kan de Commissie na de termijn van tien dagen een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling bekendmaken die voor alle lidstaten openstaat. Een lidstaat kan zijn belangstelling voor de onbenutte vangstmogelijkheden kenbaar maken onder de in lid 4 bedoelde voorwaarden.

    7.   Op basis van de door de lidstaten overeenkomstig lid 4 of lid 5 verstrekte informatie en in nauwe samenwerking met hen wijst de Commissie de onbenutte vangstmogelijkheden alleen op tijdelijke basis opnieuw toe door de in artikel 14 vastgestelde methode toe te passen.

    7 bis.     De in lid 7 genoemde hernieuwde toewijzing is alleen van toepassing tijdens de tweede helft van de in lid 1 bedoelde uitvoeringsperiode en mag slechts één keer plaatsvinden in die periode.

    7 ter.     De Commissie houdt de lidstaten op de hoogte van:

    (a)

    de lidstaten waaraan vangstmogelijkheden opnieuw werden toegewezen;

    (b)

    de exacte hoeveelheden die aan die lidstaten opnieuw werden toegewezen; en

    (c)

    de gebruikte criteria voor de hernieuwde toewijzing. [Am. 41]

    Artikel 13 bis

    Vereenvoudiging van de procedures voor jaarlijkse hernieuwing van bestaande vismachtigingen tijdens de periode waarin het protocol bij een geldige PODV van toepassing is

    Zolang een PODV van de Unie van kracht is, moeten snellere, eenvoudigere en flexibelere procedures toegestaan zijn voor de hernieuwing van vergunningen voor vaartuigen waarvoor in het jaar ervoor geen statuswijzigingen geregistreerd zijn (eigenschappen, vlaggenlidstaat, eigendom of naleving). [Am. 42]

    Artikel 14

    Methode voor het tijdelijk opnieuw toewijzen van onbenutte vangstmogelijkheden

    1.   De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen een methode voor het tijdelijk opnieuw toewijzen van onbenutte vangstmogelijkheden vaststellen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 45, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    2.   Om naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van urgentie die verband houden met de beperkte tijd die overblijft om de onbenutte vangstmogelijkheden te gebruiken, stelt de Commissie volgens de procedure van artikel 45, lid 3, onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast. Die handelingen blijven voor een termijn van ten hoogste zes maanden van kracht.

    3.   Bij de vaststelling van de methode voor het opnieuw toewijzen van vangstmogelijkheden hanteert de Commissie de volgende transparante en objectieve criteria , rekening houdend met sociale, economische en milieufactoren :

    (a)

    de vangstmogelijkheden die beschikbaar zijn om opnieuw te worden toegewezen;

    (b)

    het aantal verzoekende lidstaten;

    (c)

    het bij de initiële toewijzing van vangstmogelijkheden aan elke verzoekende lidstaat toegewezen aandeel;

    (d)

    de historische vangst- en inspanningsniveaus van elke verzoekende lidstaat;

    (e)

    het aantal, het type en de kenmerken van de vaartuigen en het gebruikte vistuig;

    (f)

    de consistentie van het door de verzoekende lidstaten verstrekte visserijplan met de in de punten a) tot en met e) vermelde elementen.

    De Commissie maakt haar redenen voor de hernieuwde toewijzing bekend. [Am. 43]

    Artikel 15

    Toewijzing van een jaarlijks quotum uitgesplitst in verscheidene opeenvolgende vangstbeperkingen

    1.   Wanneer in het protocol bij een partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij PODV maandelijkse of driemaandelijkse vangstbeperkingen of andere onderverdelingen van een jaarlijks quotum zijn vastgesteld, kan de Commissie een uitvoeringshandeling aannemen tot vaststelling van een methode om maandelijks, driemaandelijks of voor een andere periode, is de toewijzing van de overeenkomstige vangstmogelijkheden over aan de lidstaten te verdelen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 45, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld consistent met de jaarlijkse vangstmogelijkheden die krachtens de desbetreffende wetgevingshandeling van de Unie aan de lidstaten worden toegewezen . Dit beginsel geldt alleen niet wanneer de betrokken lidstaten tot overeenstemming komen over gemeenschappelijke vangstplannen waarin rekening wordt gehouden met de maandelijkse of driemaandelijkse vangstbeperkingen of andere onderverdelingen van een jaarlijks quotum . [Am. 44]

    2.   De in lid 1 bedoelde toewijzing van vangstmogelijkheden dient in overeenstemming te zijn met de in het kader van de desbetreffende verordening van de Raad aan de lidstaten toegewezen jaarlijkse vangstmogelijkheden. [Am. 45]

    AFDELING 2

    VISSERIJACTIVITEITEN IN HET KADER VAN RECHTSTREEKSE MACHTIGINGEN

    Artikel 16

    Toepassingsgebied

    Deze afdeling is van toepassing op visserijactiviteiten die door vissersvaartuigen van de Unie buiten het kader van een PODV in de wateren van een derde land worden verricht.

    Artikel 17

    Vismachtigingen

    Een vissersvaartuig van de Unie mag geen visserijactiviteiten in de wateren van een derde land buiten het kader van een PODV verrichten tenzij het een vismachtiging heeft ontvangen van:

    (a)

    zijn vlaggenlidstaat het derde land met soevereiniteit of jurisdictie over de wateren waar de activiteiten plaatsvinden ; en [Am. 46]

    (b)

    het derde land met soevereiniteit of jurisdictie over de wateren waar de activiteiten plaatsvinden zijn vlaggenlidstaat . [Am. 47]

    Een vlaggenlidstaat mag een vismachtiging voor visserijactiviteiten in de wateren van derde landen afgeven indien het protocol bij een PODV met het desbetreffende derde land voor die wateren niet al ten minste drie jaar van kracht is.

    In het geval van verlenging van het protocol wordt de vismachtiging automatisch ingetrokken op de datum van inwerkingtreding van dat protocol in kwestie. [Am. 48]

    Artikel 18

    Voorwaarden voor de afgifte van vismachtigingen door de vlaggenlidstaten

    Een vlaggenlidstaat mag enkel een vismachtiging voor visserijactiviteiten in de wateren van derde landen buiten het kader van een PODV afgeven indien:

    (a)

    er geen PODV met het betrokken derde land van kracht is of de van kracht zijnde partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij uitdrukkelijk in de mogelijkheid van rechtstreekse machtigingen voorziet;

    (b)

    de in artikel 5 vastgestelde machtigingscriteria vervuld zijn;

    (b bis)

    er een overschot van de toegestane vangst is, zoals voorgeschreven door artikel 62, lid 2, van UNCLOS;

    (c)

    de marktdeelnemer elk van de volgende elementen heeft verstrekt:

    (i)

    een door de kuststaat aan de marktdeelnemer verstrekte kopie van de geldende visserijwetgeving ;

    (ii)

    een schriftelijke bevestiging van door het derde land, naar aanleiding van de besprekingen tussen de marktdeelnemer en het derde land, van verstrekte geldige vismachtiging voor de voorgenomen visserijactiviteiten, die de voorwaarden voor de voorgenomen rechtstreekse machtiging om de marktdeelnemer toegang tot zijn de visbestanden te geven omvat , met inbegrip van de duur, voorwaarden en vangstmogelijkheden uitgedrukt als inspannings- of vangstbeperkingen;

    (iii)

    bewijs van de duurzaamheid van de geplande visserijactiviteiten, op basis van:

    een door het derde land en/of door een ROVB en/of door een door de Commissie erkend regionaal visserijorgaan met wetenschappelijke bevoegdheden verstrekte wetenschappelijke evaluatie; en

    in het geval van een evaluatie door een derde land: een onderzoek van deze evaluatie door de vlaggenlidstaat op basis van de beoordeling van zijn nationaal wetenschappelijk instituut , of, in voorkomend geval, het wetenschappelijk instituut van een lidstaat met bevoegdheden in de desbetreffende visserijsector ;

    een kopie van de visserijwetgeving van het derde land;

    (iv)

    een officieel rekeningnummer bij een overheidsbank dat voor de betaling van alle vergoedingen is aangewezen; en

    (d)

    in het geval dat de visserijactiviteiten worden verricht op een door een ROVB beheerde soort, het derde land een verdrag- of overeenkomstsluitende partij of een samenwerkende niet-verdrag- of niet-overeenkomstsluitende partij bij die organisatie is. [Am. 49]

    Artikel 19

    Beheer van rechtstreekse vismachtigingen

    1.   Zodra een vlaggenlidstaat een vismachtiging heeft afgegeven heeft vastgesteld dat aan de in artikel 18 bepaalde eis is voldaan , zendt hij de in de bijlagen 1 en 2 bijlage , en in artikel 18 vermelde relevante informatie aan de Commissie toe.

    2.   Indien de De Commissie binnen vijftien kalender na de verzending van voert een voorlopig onderzoek uit naar de in lid 1 bedoelde informatieniet . Zij kan binnen vijftien dagen om nadere informatie of motivering heeft verzocht, stelt de vlaggenlidstaat de marktdeelnemer ervan in kennis dat hij de visserijactiviteiten in kwestie mag aanvangen, op voorwaarde dat hij ook de rechtstreekse machtiging van het derde land heeft ontvangen verzoeken met betrekking tot de in lid 1 bedoelde informatie .

    3.   Indien de Commissie, na het in lid 2 bedoelde verzoek om nadere informatie of motivering, oordeelt dat niet aan de voorwaarden van artikel 18 is voldaan, kan zij binnen twee maanden één maand na de eerste ontvangst van de gevraagde informatie of motivering, bezwaar tegen de verlening van de vismachtiging aantekenen.

    3 bis.     Indien een vismachtiging binnen een periode van hoogstens twee jaar gerekend vanaf de afgifte van de oorspronkelijke machtiging moet worden vernieuwd volgens dezelfde voorwaarden als die van de oorspronkelijke machtiging, kan de lidstaat, onverminderd de leden 1 t/m 3 van dit artikel, de vismachtiging meteen afgeven zodra hij heeft gecontroleerd dat aan de in artikel 18 bepaalde voorwaarden is voldaan, en stelt hij de Commissie hiervan onverwijld in kennis. De Commissie heeft vijftien dagen om bezwaar te maken volgens de in artikel 7 vastgelegde procedure.

    4.   Indien een derde land de Commissie ervan in kennis stelt dat het heeft besloten een rechtstreekse machtiging voor een vissersvaartuig van de Unie af te geven, te weigeren, te schorsen of in te trekken, stelt de Commissie onmiddellijk de vlaggenlidstaat daarvan in kennis , die op zijn beurt de eigenaar van het vaartuig in kennis stelt .

    5.   Indien een derde land de vlaggenlidstaat ervan in kennis stelt dat het heeft besloten een rechtstreekse machtiging voor een vissersvaartuig van de Unie af te geven, te weigeren, te schorsen of in te trekken, stelt de vlaggenlidstaat onmiddellijk de Commissie en de eigenaar van het vaartuig daarvan in kennis.

    6.   Een marktdeelnemer verstrekt aan de vlaggenlidstaat een kopie van de tussen hem en het derde land overeengekomen definitieve voorwaarden, met inbegrip van een kopie van de rechtstreekse machtiging. [Am. 50]

    Hoofdstuk III

    Visserijactiviteiten door vissersvaartuigen van de Unie onder auspiciën van een ROVB

    Artikel 20

    Toepassingsgebied

    Dit hoofdstuk is van toepassing op visserijactiviteiten die worden verricht door vissersvaartuigen van de Unie op bestanden onder auspiciën van een ROVB, in wateren van de Unie, op volle zee en in de wateren van derde landen.

    Artikel 20 bis

    Uitvoering van de internationale verplichtingen van de Unie in de ROVB's

    Teneinde de internationale verplichtingen van de Unie in de ROVB's uit te voeren en in overeenstemming met de doelstellingen in artikel 28 van de basisverordening stimuleert de Unie periodieke prestatiebeoordelingen door onafhankelijke instanties en speelt zij een actieve rol bij de oprichting en versterking van uitvoeringscomités in alle ROVB's waarbij zij een verdrag- of overeenkomstsluitende partij is. De Unie zorgt er met name voor dat die uitvoeringscomités algemeen toezicht uitoefenen op de tenuitvoerlegging van het externe visserijbeleid en de maatregelen waartoe in de ROVB's besloten is. [Am. 51]

    Artikel 21

    Vismachtigingen

    Een vissersvaartuig van de Unie mag geen visserijactiviteiten verrichten op door een ROVB beheerde bestanden, tenzij:

    (-a)

    de Unie een verdrag- of overeenkomstsluitende partij is bij de ROVB [Am. 52]

    (a)

    het een vismachtiging van zijn vlaggenlidstaat heeft ontvangen;

    (b)

    het in het desbetreffende register of de desbetreffende lijst van gemachtigde vissersvaartuigen van de ROVB is opgenomen; en [Am. 53]

    (c)

    wanneer de visserijactiviteiten in de wateren van derde landen worden verricht: het een vismachtiging van het betrokken derde land heeft ontvangen overeenkomstig hoofdstuk II.

    Artikel 22

    Voorwaarden voor de afgifte van vismachtigingen door de vlaggenlidstaten

    Een vlaggenlidstaat mag enkel een vismachtiging afgegeven indien:

    (a)

    de machtigingscriteria in artikel 5 zijn vervuld;

    (b)

    de door de ROVB vastgestelde regels of de Uniewetgeving ter omzetting daarvan worden nageleefd; en

    (c)

    wanneer de visserijactiviteiten in de wateren van derde landen worden verricht: de in artikel 11 of artikel 18 vastgestelde criteria zijn vervuld.

    Artikel 23

    Registratie door ROVB’s

    1.   Een vlaggenlidstaat zendt de Commissie de lijst (lijsten) toe van de vaartuigen vissersvaartuigen zoals bedoeld in de basisverordening die actief zijn en waarvoor, indien van toepassing, vangstgegevens worden bijgehouden, en die hij heeft gemachtigd tot het verrichten van visserijactiviteiten onder auspiciën van een ROVB.

    2.   De in lid 1 bedoelde lijst (lijsten) wordt (worden) opgesteld overeenkomstig de vereisten van de ROVB en gaat (gaan) vergezeld van de informatie in de bijlagen 1 en 2 bijlage .

    3.   De Commissie kan de vlaggenlidstaat binnen tien dagen na ontvangst van de in lid 1 bedoelde lijst verzoeken om alle aanvullende informatie die zij nodig acht. Zij onderbouwt een dergelijk verzoek.

    4.   Wanneer de Commissie ervan overtuigd is dat aan de voorwaarden in artikel 22 is voldaan, zendt zij de lijst (lijsten) van gemachtigde vaartuigen binnen 15 dagen na ontvangst van de in lid 1 bedoelde lijst toe aan de ROVB.

    5.   Indien het register of de lijst van de ROVB niet openbaar is, stelt doet de Commissie de vlaggenlidstaat in kennis van de de lidstaten die betrokken zijn bij de visserijsector in kwestie de lijst van gemachtigde vaartuigen die erin zijn opgenomen toekomen . [Am. 54]

    Hoofdstuk IV

    Visserijactiviteiten door vissersvaartuigen van de Unie op volle zee

    Artikel 24

    Toepassingsgebied

    Dit hoofdstuk is van toepassing op de visserijactiviteiten die op volle zee worden verricht door vissersvaartuigen van de Unie met een lengte over alles van meer dan 24 meter. [Am. 55]

    Artikel 25

    Vismachtigingen

    Een vissersvaartuig van de Unie mag geen visserijactiviteiten verrichten op volle zee, tenzij:

    (a)

    het een vismachtiging van zijn de vlaggenlidstaat van dat vaartuig heeft ontvangen , die stoelt op een wetenschappelijke evaluatie waarmee de duurzaamheid van de voorgestelde activiteiten wordt beoordeeld en die gevalideerd is door het nationale wetenschappelijke instituut van dat land of, in voorkomend geval, het wetenschappelijk instituut van een lidstaat met bevoegdheden in de desbetreffende visserijsector ; en [Am. 56]

    (b)

    de Commissie overeenkomstig artikel 27 van de vismachtiging in kennis is gesteld.

    Artikel 26

    Voorwaarden voor de afgifte van vismachtigingen door de vlaggenlidstaten

    Een vlaggenlidstaat mag enkel slechts een vismachtiging voor visserijactiviteiten op volle zee afgegeven indien:

    (a)

    de machtigingscriteria in artikel 5 zijn vervuld;

    (b)

    de geplande visserijactiviteiten:

    gebaseerd zijn op een ecosysteemgerichte benadering van het visserijbeheer zoals omschreven in punt 9 van artikel 4 van de basisverordening; en

    in overeenstemming zijn met een door het nationaal wetenschappelijk instituut van de vlaggenlidstaat verstrekte wetenschappelijke evaluatie, waarin rekening wordt gehouden met de instandhouding van de levende mariene rijkdommen en mariene ecosystemen . [Am. 57]

    Artikel 27

    Kennisgeving aan de Commissie

    Een vlaggenlidstaat stelt de Commissie uiterlijk 15 8,5 kalenderdagen vóór de aanvang van de geplande visserijactiviteiten op volle zee in kennis van de vismachtiging, en verstrekt daarbij de informatie in de bijlagen 1 en 2 bijlage . [Am. 58]

    Hoofdstuk V

    Charteren van vissersvaartuigen van de Unie

    Artikel 28

    Beginselen

    1.   Een vissersvaartuig van de Unie mag geen visserijactiviteiten verrichten in het kader van charterovereenkomsten wanneer er een PODV van kracht is, tenzij in die overeenkomst anders is bepaald.

    2.   Een vaartuig van de Unie mag geen visserijactiviteiten verrichten in het kader van meer dan een charterovereenkomst tegelijk en mag geen subchartering verrichten.

    2 bis.     Vaartuigen van de Unie mogen in het kader van charterovereenkomsten alleen in wateren onder auspiciën van een ROVB vissen indien de staat aan wie het vaartuig gecharterd is een verdrag- of overeenkomstsluitende partij bij die organisatie is.

    3.   Een gecharterd vaartuig van de Unie mag gedurende de charterperiode niet de vangstmogelijkheden van zijn vlaggenlidstaat gebruiken. De vangsten van een gecharterd vaartuig worden in mindering gebracht op de vangstmogelijkheden van de charterende staat.

    3 bis.     Niets van het bepaalde in deze verordening doet af aan de verantwoordelijkheden van de vlaggenlidstaat in verband met zijn verplichtingen uit hoofde van het internationaal recht, Verordening (EG) nr. 1224/2009, Verordening (EG) nr. 1005/2008 of andere bepalingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid, waaronder rapportagevereisten. [Am. 59]

    Artikel 29

    Beheer van vismachtigingen in het kader van een charterovereenkomst

    Bij de afgifte van een vismachtiging voor een vaartuig overeenkomstig artikel 11, 18, 22 of 26, en wanneer de betrokken visserijactiviteiten worden verricht in het kader van een charterovereenkomst, verifieert de vlaggenlidstaat dat:

    (a)

    de bevoegde autoriteit van de charterende staat officieel heeft bevestigd dat de overeenkomst in overeenstemming is met de nationale wetgeving; en

    (b)

    de details van de charterovereenkomst in de vismachtiging wordt worden vermeld , met inbegrip van de periode, de vangstmogelijkheden en de visserijzone . [Am. 60]

    Hoofdstuk VI

    Controle- en rapportageverplichtingen

    Artikel 30

    Waanemersprogrammagegevens

    Indien aan boord van een vissersvaartuig van de Unie gegevens worden verzameld in het kader van een waarnemersprogramma volgens wetgeving van de Unie of van de ROVB , zendt de marktdeelnemer van dat vaartuig die gegevens toe aan zijn vlaggenlidstaat. [Am. 61]

    Artikel 31

    Toezending van informatie aan derde landen

    1.   Bij de verrichting van visserijactiviteiten in het kader van deze titel, en indien de partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij met het derde land daarin voorziet, zendt een marktdeelnemer van een vissersvaartuig van de Unie de relevante vangstaangiften en aanlandingsaangiften zowel toe aan het derde land, en zendt hij zijn vlaggenlidstaat een kopie van dat bericht toe als aan het derde land .

    2.   De vlaggenlidstaat beoordeelt de consistentie van de aan het derde land toegezonden gegevens, als bedoeld in lid 1, met de gegevens die hij heeft ontvangen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1224/2009. Indien de gegevens uiteenlopen gaat de lidstaat na of deze inconsistentie neerkomt op IOO-visserij in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1005/2008 en neemt hij passende maatregelen, overeenkomstig de artikelen 43 t/m 47 van die verordening.

    3.   Niet-verzending van vangstaangiften en aanlandingsaangiften aan het derde land als bedoeld in lid 1, wordt met het oog op de toepassing van de sancties en andere maatregelen van het gemeenschappelijk visserijbeleid beschouwd als een ernstige inbreuk. De ernst van de inbreuk wordt door de bevoegde autoriteit van de vlaggenlidstaat beoordeeld, op grond van criteria als de aard en de waarde van de schade, de economische situatie van degene die de inbreuk pleegt en de omvang van de inbreuk of de herhaling ervan. [Am. 62]

    Artikel 31 bis

    Vereisten voor het ROVB-lidmaatschap

    Een vissersvaartuig uit een derde land mag enkel visserijactiviteiten verrichten in de wateren van de Unie op door een ROVB beheerde bestanden indien dat land een verdrag- of overeenkomstsluitende partij bij die ROVB is. [Am. 63]

    TITEL III

    VISSERIJACTIVITEITEN VAN VISSERSVAARTUIGEN VAN DERDE LANDEN IN DE WATEREN VAN DE UNIE

    Artikel 32

    Algemene beginselen

    1.   Een vissersvaartuig van een derde land mag geen visserijactiviteiten in de wateren van de Unie verrichten tenzij het een vismachtiging van de Commissie heeft ontvangen. Een dergelijk vaartuig krijgt de machtiging in kwestie alleen indien het voldoet aan de criteria van artikel 5. [Am. 64]

    2.   Een vissersvaartuig van een derde land dat is gemachtigd om in de wateren van de Unie te vissen, houdt zich aan de regels die gelden voor de visserijactiviteiten van vaartuigen van de Unie in de visserijzone waar het zijn activiteiten verricht, en aan . Wanneer de in de desbetreffende visserijovereenkomst vastgestelde bepalingen van deze regels verschillen, moeten deze bepalingen expliciet vermeld worden, ofwel in die overeenkomst, ofwel via regels ter uitvoering van de overeenkomst die werden afgesproken met het derde land . [Am. 65]

    3.   Indien een vissersvaartuig van een derde land in de wateren van de Unie vaart zonder een in het kader van deze verordening afgegeven machtiging, is zijn vistuig vastgemaakt en opgeborgen zodat het niet meteen voor visserijactiviteiten kan worden gebruikt.

    Artikel 33

    Voorwaarden voor de afgifte van vismachtigingen

    De Commissie mag enkel een machtiging aan een vissersvaartuig van een derde land voor visserijactiviteiten in de wateren van de Unie afgeven indien:

    (-a)

    er een overschot aan toegestane vangst is dat de voorgestelde vangstmogelijkheden dekt, zoals voorgeschreven door artikel 62, leden 2 en 3, van UNCLOS;

    (a)

    de informatie in de bijlagen 1 en 2 bijlage over het vissersvaartuig en het bijbehorende ondersteuningsvaartuig (de bijbehorende ondersteuningsvaartuigen) volledig en accuraat is; het vaartuig en elk bijbehorend ondersteuningsvaartuig een IMO-nummer hebben indien dit krachtens de wetgeving van de Unie vereist is ;

    (b)

    de marktdeelnemer en kapitein van het vissersvaartuig en het vissersvaartuig in kwestie in de 12 maanden vóór de aanvraag van de vismachtiging niet krachtens artikel 42 van Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad en artikel 90 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad zijn onderworpen aan een sanctie voor een ernstige inbreuk overeenkomstig het nationale recht van de lidstaat;

    (c)

    het vissersvaartuig niet op een IOO-lijst met vaartuigen is opgenomen die is opgesteld door een derde land, een ROVB of de Unie uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1005/2008, en/of het derde land niet krachtens Verordening (EG) nr. 1005/2008 als een niet-meewerkend derde land is geïdentificeerd of op een lijst van niet-meewerkende derde landen is opgenomen en niet krachtens Verordening (EU) nr. 1026/2012 is geïdentificeerd als een land dat niet-duurzame visserij toelaat of is opgenomen op een lijst van landen die niet-duurzame visserij toelaten;

    (d)

    het vissersvaartuig op grond van de visserijovereenkomst met het betrokken derde land in aanmerking komt en, indien van toepassing, is opgenomen op de lijst van vaartuigen in het kader van die overeenkomst. [Am. 66]

    Artikel 34

    Procedure voor de afgifte van vismachtigingen

    1.   Het derde land zendt aan de Commissie de aanvragen voor zijn vissersvaartuigen toe uiterlijk op de in de betrokken overeenkomst of de door de Commissie vastgestelde uiterste datum.

    2.   De Commissie kan het derde land verzoeken om alle aanvullende informatie die zij noodzakelijk acht.

    3.   Wanneer de Commissie ervan overtuigd is dat de voorwaarden in artikel 33 zijn vervuld, geeft zij een vismachtiging af en stelt zij het derde land en de betrokken lidstaten daarvan in kennis.

    Artikel 35

    Monitoring van vismachtigingen

    1.   Indien een voorwaarde in artikel 33 niet langer is vervuld, wijzigt de Commissie de machtiging of trekt zij ze in en stelt zij het derde land en de betrokken lidstaten daarvan in kennis.

    2.   De Commissie kan de machtiging weigeren, schorsen of intrekken in gevallen:

    (a)

    waarin de omstandigheden fundamenteel zijn gewijzigd of in gevallen waarin doorslaggevende beleidsoverwegingen met betrekking tot onder meer internationale normen op het vlak van mensenrechten;

    (b)

    van dwingende spoed wegens een ernstig gevaar voor de duurzame exploitatie, het duurzame beheer en de duurzame instandhouding van mariene biologische rijkdommen;

    (c)

    waarin er actie moet worden ondernomen om een ernstige schending van artikel 42 van Verordening (EG) nr. 1005/2008 of van artikel 90, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 te voorkomen in verband met of de strijd tegen illegale, ongemelde of ongereglementeerde visserij een dergelijke maatregel rechtvaardigen,; of

    (d)

    in gevallenwaarin de Unie, om dergelijke of andere doorslaggevende beleidsoverwegingen, heeft besloten de betrekkingen met het betrokken derde land te schorsen of te verbreken.

    De Commissie stelt het derde land onmiddellijk in kennis als zij de machtiging overeenkomstig de eerste alinea weigert, schorst of intrekt. [Am. 67]

    Artikel 36

    Sluiting van visserijactiviteiten

    1.   Indien de aan een derde land toegekende vangstmogelijkheden worden geacht te zijn opgebruikt, stelt de Commissie het betrokken derde land en de bevoegde controle-instanties van de lidstaten daarvan onmiddellijk in kennis. Met het oog op de voortzetting van visserijactiviteiten in het kader van niet-opgebruikte vangstmogelijkheden, die ook van invloed kunnen zijn op opgebruikte vangstmogelijkheden, legt het derde land aan de Commissie technische maatregelen ter voorkoming van nadelige effecten op de opgebruikte vangstmogelijkheden voor. Vanaf de datum van de in lid 1 bedoelde kennisgeving worden de vismachtigingen die zijn afgegeven voor de vaartuigen die de vlag van het betrokken derde land voeren, geacht te zijn geschorst voor de betrokken visserijactiviteiten en mogen de vaartuigen die visserijactiviteiten niet langer verrichten.

    2.   Vismachtigingen worden geacht te zijn ingetrokken wanneer een schorsing van de visserijactiviteiten overeenkomstig lid 2 alle activiteiten betreft waarvoor zij zijn verleend.

    3.   Het derde land ziet erop toe dat de betrokken vissersvaartuigen onverwijld in kennis worden gesteld van de toepassing van dit artikel en dat zij alle betrokken visserijactiviteiten stopzetten.

    Artikel 37

    Overschrijding van quota in de wateren van de Unie

    1.   Wanneer de Commissie vaststelt dat een derde land de quota heeft overschreden die het voor een bestand of een groep bestanden toegewezen heeft gekregen, past de Commissie in de daaropvolgende jaren verlagingen toe op de aan dat land voor dat bestand of die groep bestanden toegewezen quota. De omvang van de verlaging dient in overeenstemming te zijn met artikel 105 van Verordening (EG) nr. 1224/2009. [Am. 68]

    2.   Indien een verlaging krachtens lid 1 niet kan worden toegepast op het quotum voor een bestand of groep bestanden dat/die als zodanig is overbevist, omdat dat quotum voor een bestand of groep bestanden niet voldoende beschikbaar is voor het betrokken derde land, kan de Commissie, na raadpleging van het betrokken derde land, de daaropvolgende jaren verlagingen toepassen op de quota voor andere bestanden of groepen bestanden van dat derde land in hetzelfde geografische gebied of met dezelfde handelswaarde.

    Artikel 38

    Controle en handhaving

    1.   Een vaartuig van een derde land dat is gemachtigd om in de wateren van de Unie te vissen, houdt zich aan de controleregels die van toepassing zijn op de visserijactiviteiten van vaartuigen van de Unie in de visserijzone waar het actief is.

    2.   Een vaartuig van een derde land dat is gemachtigd om in de wateren van de Unie te vissen, verstrekt aan de Commissie of aan de door haar aangewezen instantie, en, indien van toepassing, aan de kuststaat, de gegevens die vaartuigen van de Unie krachtens Verordening (EG) nr. 1224/2009 aan de vlaggenlidstaat moeten toezenden.

    3.   De Commissie, of de door haar aangewezen instantie, zendt de in lid 2 bedoelde gegevens toe aan de kustlidstaat.

    4.   Een vaartuig van een derde land dat is gemachtigd om in de wateren van de Unie te vissen, verstrekt op verzoek aan de Commissie of aan de door haar aangewezen instantie, de in het kader van de toepasselijke waarnemersprogramma's opgestelde waarnemersverslagen.

    5.   Een kustlidstaat registreert alle door vissersvaartuigen van derde landen begane inbreuken, met inbegrip van de bijbehorende sancties, in het in artikel 93 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 bedoelde nationale register.

    6.   De Commissie zendt de in lid 5 bedoelde informatie toe aan het derde land om te waarborgen dat het derde land passende maatregelen neemt.

    Lid 1 laat het overleg tussen de Unie en derde landen onverlet. In dit verband wordt de Commissie gemachtigd om gedelegeerde handelingen vast te stellen, overeenkomstig artikel 44, om de uitkomst van het overleg met derde landen met betrekking tot toegangsregelingen in Unierecht om te zetten.

    TITEL IV

    GEGEVENS EN INFORMATIE

    Artikel 39

    Unieregister inzake vismachtigingen

    1.   Door de Commissie wordt een elektronisch Unieregister inzake vismachtigingen aangelegd en bijgehouden, dat alle vismachtigingen omvat die op grond van titel II en titel III zijn toegekend en dat uit een openbaar en een beveiligd deel bestaat. Het register:

    (a)

    bevat alle informatie in de bijlagen 1 en 2 bijlage , en geeft de status van elke machtiging in realtime weer;

    (b)

    wordt gebruikt voor de uitwisseling van gegevens en informatie tussen de Commissie en een lidstaat; en

    (c)

    wordt enkel gebruikt voor het duurzame beheer van vissersvloten.

    2.   De lijst van vismachtigingen in het register is openbaar en bevat de volgende informatie:

    (a)

    naam en vlag van het vaartuig , en het CFR- en IMO-nummer als dat vereist is uit hoofde van de wetgeving van de Unie ;

    (a bis)

    naam, stad en land van vestiging van de eigenaar van het bedrijf en van de begunstigde eigenaar;

    (b)

    type machtiging , inclusief vangstmogelijkheden ; en

    (c)

    tijd en zone van de visserijactiviteit waarvoor een machtiging is verleend (begin- en einddatums; visserijzone).

    3.   Een lidstaat gebruikt het register om vismachtigingen bij de Commissie in te dienen en om de gegevens ervan actueel te houden, zoals voorgeschreven in de artikelen 12, 19, 23 en 27. [Am. 69]

    Artikel 40

    Technische vereisten

    De in de titels II, III en IV bedoelde uitwisseling van informatie vindt plaats in elektronisch formaat. De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen, onverminderd de bepalingen van Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad (15), tot vaststelling van technische operationele vereisten voor de registratie, formattering en verzending van de in die titels bedoelde informatie. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 45, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

    Om een Unieregister inzake vismachtigingen operationeel te maken en de lidstaten in staat te stellen aan de technische vereisten voor verzending te voldoen, verleent de Commissie technische steun aan de betrokken lidstaten. Hiertoe ondersteunt ze de nationale autoriteiten bij de verzending van de informatie die de marktdeelnemers voor elk type machtiging moeten verstrekken, en ontwikkelt ze uiterlijk … [zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening] voor de lidstaten een IT-toepassing zodat zij de gegevens over de machtigingsaanvragen en de kenmerken van de vaartuigen automatisch en in realtime naar het Unieregister inzake vismachtigingen kunnen verzenden. [Am. 70]

    Voor de technische en financiële ondersteuning voor de verzending van informatie kunnen de lidstaten financiële bijstand krijgen uit het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij krachtens artikel 76, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad  (16) . [Am. 71]

    Artikel 41

    Toegang tot gegevens

    Onverminderd artikel 110 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 verlenen de lidstaten of de Commissie alle relevante bevoegde administratieve diensten die bij het beheer van vissersvloten betrokken zijn, toegang tot het beveiligde deel van het in artikel 39 bedoelde Unieregister inzake vismachtigen.

    Artikel 42

    Gegevensbeheer, bescherming van persoonsgegevens en vertrouwelijkheid

    In het kader van deze verordening verkregen gegevens worden behandeld overeenkomstig de artikelen 109, 110, 111 en 113 van Verordening (EG) nr. 1224/2009, Verordening (EG) nr. 45/2001 en Richtlijn 95/46/EG en de nationale uitvoeringsbepalingen daarvan.

    Artikel 43

    Betrekkingen met derde landen en ROVB's

    1.   Lidstaten die van een derde land of een ROVB informatie ontvangen die relevant is voor de doeltreffende toepassing van de onderhavige verordening, delen deze informatie mee aan de andere betrokken lidstaten, de Commissie of de door de Commissie aangewezen instantie, voor zover hun dit is toegestaan op grond van bilaterale overeenkomsten met het betrokken derde land of overeenkomstig de voorschriften van de betrokken ROVB.

    2.   De Commissie of de door de Commissie aangewezen instantie kan, in het kader van de visserijovereenkomsten tussen de Unie en derde landen, onder auspiciën van ROVB's of soortgelijke visserijorganisaties waarbij de Commissie een verdrag- of overeenkomstsluitende partij of een samenwerkende niet-verdrag- of niet-overeenkomstsluitende partij is, relevante informatie betreffende niet-naleving van de regels van deze verordening of betreffende in artikel 42, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1005/2008 en in artikel 90, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 bedoelde ernstige inbreuken, meedelen aan de andere partijen bij die overeenkomsten of organisaties, afhankelijk van de toestemming van de lidstaat die de informatie heeft verstrekt en overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001. [Am. 72]

    TITEL V

    PROCEDURES, DELEGATIE EN UITVOERINGSMAATREGELEN

    Artikel 44

    Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

    1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

    2.   De in artikel 5, lid 2, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van … [de datum van inwerkingtreding van deze verordening] De Commissie stelt uiterlijk negen maanden vóór het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet . [Am. 73]

    3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 5, lid 2, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

    3 bis.   Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

    4.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

    5.   Een overeenkomstig artikel 5, lid 2, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

    Artikel 45

    Comitéprocedure

    1.   De Commissie wordt bijgestaan door het in artikel 47 van de basisverordening bedoelde Comité voor de visserij en de aquacultuur. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

    2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

    3.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011 in samenhang met artikel 5 van toepassing.

    TITEL VI

    SLOTBEPALINGEN

    Artikel 46

    Intrekking

    1.   Verordening (EG) nr. 1006/2008 wordt ingetrokken.

    2.   Verwijzingen naar de ingetrokken Verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening.

    Artikel 47

    Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te …,

    Voor het Europees Parlement

    De voorzitter

    Voor de Raad

    De voorzitter


    (2)  PB C 303 van 19.8.2016, blz. 116.

    (1)  Standpunt van het Europees Parlement van 2 februari 2017 en Besluit van de Raad van … .

    (2)  Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad van 29 september 2008 betreffende machtigingen voor visserijactiviteiten van communautaire vissersvaartuigen buiten de communautaire wateren en de toegang van vaartuigen van derde landen tot de communautaire wateren, en houdende wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93 en (EG) nr. 1627/94 en houdende intrekking van Verordening (EG) nr. 3317/94 (PB L 286 van 29.10.2008, blz. 33).

    (3)  Besluit 98/392/EG van de Raad van 23 maart 1998 betreffende de sluiting door de Europese Gemeenschap van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 en de Overeenkomst inzake de toepassing van deel XI van dat verdrag van 28 juli 1994 (PB L 179 van 23.6.1998, blz. 1).

    (4)  Besluit 98/414/EG van de Raad van 8 juni 1998 inzake de bekrachtiging door de Europese Gemeenschap van de Overeenkomst over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden (PB L 189 van 3.7.1998, blz. 14).

    (5)  Besluit 96/428/EG van de Raad van 25 juni 1996 inzake de aanvaarding door de Gemeenschap van de Overeenkomst om de naleving van de internationale instandhoudings- en beheersmaatregelen door vissersvaartuigen op de volle zee te bevorderen (PB L 177 van 16.7.1996, blz. 24).

    (6)  Algemene Vergadering van de Verenigde Naties Resolutie A/Res/66/288 van 27 juli 2012 over de resultaten van de Rio+20-conferentie, met als titel „The future we want”.

    (7)  Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).

    (8)  Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1936/2001 en (EG) nr. 601/2004 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1093/94 en (EG) nr. 1447/1999 (PB L 286 van 29.10.2008, blz. 1).

    (9)  Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1).

    (10)  Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).

    (11)  Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).

    (12)  PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.

    (13)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

    (14)  Verordening (EU) nr. 1026/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende bepaalde maatregelen met het oog op de instandhouding van visbestanden ten aanzien van landen die niet-duurzame visserij toelaten (PB L 316 van 14.11.2012, blz. 34).

    (15)  Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2007 tot oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap (INSPIRE) (PB L 108 van 25.4.2007, blz. 1).

    (16)  Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 149 van 20.5.2014, blz. 1).

    Bijlage 1

    Lijst van met het oog op de afgifte van een vismachtiging te verstrekken informatie

    I

    AANVRAGER

    1

    Naam van de marktdeelnemer (*1)

    2

    E-mailadres (*1)

    3

    Adres

    4

    Fax

    5

    Fiscaal nummer (SIRET, NIF…) (*1)

    6

    Telefoon

    7

    Naam van de agent (volgens de bepalingen van protocol) (*1)

    8

    E-mailadres (*1)

    9

    Adres

    10

    Fax

    11

    Telefoon

    12

    Naam van de organisatie of van de agent die de marktdeelnemer vertegenwoordigt (*1)

    13

    E-mailadres (*1)

    14

    Adres

    15

    Fax

    16

    Telefoon

    17

    Naam van de kapitein(s) (*1)

    18

    E-mailadres (*1)

    19

    Nationaliteit (*1)

    20

    Fax

    21

    Telefoon


    II

    IDENTIFICATIE, TECHNISCHE KENMERKEN EN UITRUSTING VAN HET VAARTUIG

    22

    Naam van het vaartuig (*1)

    23

    Vlaggenstaat (*1)

    24

    Vaart onder de huidige vlag sinds (*1)

    25

    Externe kentekens (*1)

    26

    IMO-nummer (UVI) (*1)

    27

    CFR-nummer (*1)

    28

    Internationale radioroepnaam (IRCS) (*1)

    29

    Radiofrequentie (*1)

    30

    Satelliettelefoonnummer

    31

    MMSI-nummer (*1)

    32

    Bouwjaar en bouwplaats (*1)

    33

    Vroegere vlag en datum van vlagverlening (indien van toepassing) (*1)

    34

    Materiaal van de romp: staal / hout / polyester / ander (*1)

    35

    VMS-transponder (*1)

    36

    Model (*1)

    37

    Serienummer (*1)

    38

    Softwareversie (*1)

    39

    Satellietexploitant (*1)

    40

    VMS-fabrikant (naam)

    41

    Lengte over alles van het vaartuig (*1)

    42

    Breedte van het vaartuig (*1)

    43

    Diepgang (*1)

    44

    Tonnage (bt) (*1)

    45

    Vermogen van de hoofdmotor (kW) (*1)

    46

    Motortype

    47

    Merkteken

    48

    Motorserienummer (*1)


    III

    VISSERIJCATEGORIE WAARVOOR EEN VISMACHTIGING WORDT AANGEVRAAGD

    49

    FAO-code vaartuigtype (*1)

    50

    FAO-code vistuigtype (*1)

    53

    FAO-code visserijzones (*1)

    54

    Visserijsectoren — FAO of kuststaat (*1)

    55

    Haven(s) van aanlanding

    56

    Haven(s) van overlading

    57

    FAO-code doelsoorten of visserijcategorie (partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij) (*1)

    58

    Aangevraagde machtigingsperiode (begin- en einddatum)

    59

    Registratienummer ROVB's (*1) (indien bekend)

    60

    Datum inschrijving in het ROVB-register (*1) (indien bekend)

    61

    Maximaal aantal bemanningsleden (*1)

    62

    Van [PARTNERLAND]:

    63

    Uit de ACS-staten:

    64

    Methode van visconservering/-bewerking aan boord (*1) Verse vis / Koelen / Invriezen / Vismeel / Olie / Fileren

    65

    Lijst van ondersteuningsvaartuigen: Naam / IMO-nummer / CFR-nummer


    IV

    CHARTERING

    66

    Vaartuig actief in het kader van een charterovereenkomst (*1): Ja / Nee

    67

    Type charterovereenkomst

    68

    Charterperiode (begin- en einddatum) (*1)

    69

    Vangstmogelijkheden (in ton) toegewezen aan het gecharterde vaartuig (*1)

    70

    Derde land dat vangstmogelijkheden toewijst aan het gecharterde vaartuig (*1)

    Bijlagen (lijst documenten): [Am. 74]


    (*1)  verplichte velden (de punten 22 tot en met 25 en 28 tot en met 48 mogen niet worden ingevuld als de informatie automatisch kan worden opgevraagd uit het vlootregister van de Unie aan de hand van het CFR- of het IMO-nummer)

    Bijlage 2

    Lijst van informatie die moet worden verstrekt voor een ondersteuningsvaartuig van een in bijlage 1 beschreven vissersvaartuig

    I

    EXPLOITANT VAN HET ONDERSTEUNINGSVAARTUIG

    1

    Naam van de marktdeelnemer (*1)

    2

    E-mailadres (*1)

    3

    Adres

    4

    Fax

    5

    Fiscaal nummer (SIRET, NIF…) (*1)

    6

    Telefoon

    7

    Naam van de agent (volgens de bepalingen van protocol) (*1)

    8

    E-mailadres (*1)

    9

    Adres

    10

    Fax

    11

    Telefoon

    12

    Naam van de organisatie of van de agent die de marktdeelnemer vertegenwoordigt (*1)

    13

    E-mailadres (*1)

    14

    Adres

    15

    Fax

    16

    Telefoon

    17

    Naam van de kapitein(s) (*1)

    18

    E-mailadres (*1)

    19

    Nationaliteit (*1)

    20

    Fax

    21

    Telefoon


    II

    IDENTIFICATIE, TECHNISCHE KENMERKEN EN UITRUSTING VAN HET ONDERSTEUNINGSVAARTUIG

    22

    Naam van het vaartuig (*1)

    23

    Vlaggenstaat (*1)

    24

    Vaart onder de huidige vlag sinds (*1)

    25

    Externe kentekens (*1)

    26

    IMO-nummer (UVI) (*1)

    27

    CFR-nummer (voor vaartuigen van de Unie, indien bekend) (*1)

    28

    Internationale radioroepnaam (IRCS) (*1)

    29

    Radiofrequentie (*1)

    30

    Satelliettelefoonnummer

    31

    MMSI-nummer (*1)

    32

    Bouwjaar en bouwplaats

    33

    Vroegere vlag en datum van vlagverlening (indien van toepassing) (*1)

    34

    Materiaal van de romp: staal / hout / polyester / ander

    35

    VMS-transponder

    36

    Model

    37

    Serienummer

    38

    Softwareversie

    39

    Satellietexploitant

    40

    VMS-fabrikant (naam)

    41

    Lengte over alles van het vaartuig

    42

    Breedte vaartuig

    43

    Diepgang

    44

    Tonnage (bt)

    45

    Vermogen van de hoofdmotor (kW)

    47

    Motortype

    48

    Merkteken

    49

    Motorserienummer


    III

    INFORMATIE OVER ONDERSTEUNDE VISSERIJACTIVITEITEN

    50

    FAO-code visserijgebieden

    51

    Visserijsectoren — FAO

    52

    FAO-code doelsoorten

    53

    Registratienummer ROVB's (*1)

    54

    Datum inschrijving in het ROVB-register

    Bijlagen (lijst documenten): .[Am. 75]


    (*1)  verplichte velden (de punten 22 tot en met 25 en 28 tot en met 33 mogen niet worden ingevuld voor een vaartuig dat de vlag van de Unie voert als de informatie automatisch kan worden opgevraagd uit het vlootregister van de Unie aan de hand van het CFR-nummer)

    Bijlage

    Lijst van met het oog op de afgifte van een vismachtiging te verstrekken informatie

    I

    AANVRAGER

    1

    Identificatienummer van het vaartuig (IMO-nummer, CFR-nummer, enz.)

    2

    Naam van het vaartuig

    3

    Naam van de marktdeelnemer  (*1)

    4

    E-mailadres  (*1)

    5

    Adres

    6

    Fax

    7

    Fiscaal nummer (SIRET, NIF…)  (*1)

    8

    Telefoon

    9

    Naam van de reder

    10

    E-mailadres  (*1)

    11

    Adres

    12

    Fax

    13

    Telefoon

    14

    Naam van de organisatie of van de agent die de marktdeelnemer vertegenwoordigt  (*1)

    15

    E-mailadres  (*1)

    16

    Adres

    17

    Fax

    18

    Telefoon

    19

    Naam van de kapitein(s)  (*1)

    20

    E-mailadres  (*1)

    21

    Nationaliteit  (*1)

    22

    Fax

    23

    Telefoon


    II

    VISSERIJCATEGORIE WAARVOOR EEN VISMACHTIGING WORDT AANGEVRAAGD

    Soort machtiging (visserijovereenkomst, rechtstreekse machtiging, ROVB, diepzee, charter, ondersteuningsvaartuig)

    24

    FAO-code vaartuigtype  (*1)

    25

    FAO-code vistuigtype  (*1)

    26

    FAO-code visserijzones  (*1)

    27

    FAO-code doelsoorten of visserijcategorie (PODV)  (*1)

    28

    Aangevraagde machtigingsperiode (begin- en einddatum)

    29

    Registratienummer ROVB's  (*1) (indien bekend)

    30

    Lijst van ondersteuningsvaartuigen: Naam / IMO-nummer / CFR-nummer


    III

    CHARTERING

    31

    Vaartuig actief in het kader van een charterovereenkomst:  (*1) Ja / Nee

    32

    Type charterovereenkomst

    33

    Charterperiode (begin- en einddatum)  (*1)

    34

    Vangstmogelijkheden (in ton) toegewezen aan het gecharterde vaartuig  (*1)

    35

    Derde land dat vangstmogelijkheden toewijst aan het gecharterde vaartuig  (*1)

    [Am. 76]


    (*1)   verplichte velden (de punten 22 tot en met 25 en 28 tot en met 48 mogen niet worden ingevuld als de informatie automatisch kan worden opgevraagd uit het vlootregister van de Unie aan de hand van het CFR- of het IMO-nummer)


    Top