Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52017IP0054

    Resolutie van het Europees Parlement van 16 februari 2017 over een luchtvaartstrategie voor Europa (2016/2062(INI))

    PB C 252 van 18.7.2018, p. 284–293 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    18.7.2018   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 252/284


    P8_TA(2017)0054

    Een luchtvaartstrategie voor Europa

    Resolutie van het Europees Parlement van 16 februari 2017 over een luchtvaartstrategie voor Europa (2016/2062(INI))

    (2018/C 252/28)

    Het Europees Parlement,

    gezien de mededeling van de Commissie van maandag 7 december 2015 getiteld „Een luchtvaartstrategie voor Europa” (COM(2015)0598),

    gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), en met name artikel 4, lid 2, onder b) en g), artikel 16 en de titels VI en X,

    gezien Protocol nr. 2 betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid,

    gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 14 juli 2016 over een luchtvaartstrategie voor Europa (1),

    gezien Besluit 2012/21/EU van de Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen (2),

    gezien de mededeling van de Commissie getiteld „Richtsnoeren voor staatssteun aan luchthavens en luchtvaartmaatschappijen” (3),

    gezien de mededeling van de Commissie betreffende het begrip „staatssteun” in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (4),

    gezien het voorstel voor een verordening van de Commissie tot wijziging van Verordening (EU) nr. 651/2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (5),

    gezien het voorstel van de Commissie van 7 december 2015 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (COM(2015)0613),

    gezien de conclusies van de conferentie op hoog niveau over een sociale agenda voor vervoer, die op 4 juni 2015 in Brussel werd gehouden (6),

    gezien zijn resolutie van 4 februari 2016 over de specifieke situatie van eilanden (7),

    gezien het resultaat van in 2016 gehouden 39e zitting van de Algemene Vergadering van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO),

    gezien Verordening (EG) nr. 551/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de organisatie en het gebruik van het gemeenschappelijk Europees luchtruim („de luchtruimverordening”),

    gezien zijn resolutie van 11 november 2015 over luchtvaart (8),

    gezien zijn resolutie van 29 oktober 2015 over toewijzing door de van 2 t/m 27 november 2015 in Genève te houden Wereldradiocommunicatieconferentie (WRC-15) van de radiospectrumband die nodig is om de ontwikkeling van een satelliettechnologie voor wereldwijde vluchttraceersystemen te ondersteunen (9),

    gezien zijn resolutie van 7 juni 2011 over internationale luchtvaartovereenkomsten in het kader van het Verdrag van Lissabon (10),

    gezien zijn resolutie van 25 april 2007 over de totstandbrenging van een gemeenschappelijke Europese luchtvaartruimte (11),

    gezien zijn standpunt in eerste lezing van 12 maart 2014 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk Europees luchtruim (herschikking) (12),

    gezien zijn standpunt in eerste lezing van 12 maart 2014 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 216/2008 op het gebied van luchthavens, luchtverkeersbeheer en luchtvaartnavigatiediensten (13),

    gezien zijn standpunt in eerste lezing van 5 februari 2014 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 261/2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en Verordening (EG) nr. 2027/97 betreffende de aansprakelijkheid van luchtvervoerders met betrekking tot het luchtvervoer van passagiers en hun bagage (14),

    gezien zijn standpunt in eerste lezing van 12 december 2012 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake gemeenschappelijke regels voor de toewijzing van slots op EU-luchthavens (herschikking) (15),

    gezien zijn resolutie van 29 oktober 2015 over veilig gebruik van systemen van op afstand bestuurde luchtvaartuigen (RPAS), algemeen bekend als onbemande luchtvaartuigen (UAV), op het gebied van burgerluchtvaart (16),

    gezien zijn resolutie van 2 juli 2013 over het externe luchtvaartbeleid van de EU — De aanpak van toekomstige uitdagingen (17),

    gezien de conclusies van de Europese luchtvaarttop op vliegveld Schiphol (Nederland) van 20 en 21 januari 2016 (18),

    gezien het Verdrag van Chicago van 7 december 1944,

    gezien artikel 52 van zijn Reglement,

    gezien het verslag van de Commissie vervoer en toerisme en de adviezen van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid en de Commissie interne markt en consumentenbescherming (A8-0021/2017),

    A.

    overwegende dat het EU-vervoersbeleid uiteindelijk het belang van de Europese burgers en bedrijven wil dienen door te zorgen voor een steeds grotere connectiviteit, het hoogste veiligheids- en beveiligingsniveau en onbelemmerde markttoegang;

    B.

    overwegende dat strenge veiligheidsnormen een hoofddoel moeten blijven in het streven naar een groter concurrentievermogen in het luchtvervoer;

    C.

    overwegende dat de interne luchtvaartmarkt van de EU het meest succesvolle voorbeeld van regionale liberalisering van het luchtvervoer is en sterk heeft bijgedragen aan een ongeëvenaarde luchtvaartconnectiviteit door de reismogelijkheden binnen en buiten Europa te verruimen en tegelijkertijd de prijzen te verlagen; overwegende dat de luchtvaartsector een essentieel onderdeel vormt van het Europese vervoersnetwerk, dat onontbeerlijk is voor de connectiviteit en de territoriale cohesie binnen de EU en wereldwijd; overwegende dat de ultraperifere gebieden vanwege hun afgelegen en geïsoleerde ligging geen alternatief hebben voor luchtvervoer, in tegenstelling tot meer centraal gelegen en goed geïntegreerde regio's; overwegende dat de ondersteuning van betere luchtvaartverbindingen niet alleen ten doel moet hebben om het netwerk van verbindingen uit te breiden, maar ook om een passende kwaliteit van die verbindingen te waarborgen wat betreft vluchtfrequentie, netwerkbereik en het gemak van vluchtschema's;

    D.

    overwegende dat de luchtvaartsector een multiplicatoreffect heeft voor groei en werkgelegenheid en een belangrijke pijler van de EU-economie vormt die innovatie, handel en banenkwaliteit bevordert, wat aanzienlijke directe en indirecte voordelen oplevert voor de burgers; overwegende dat de groei van het luchtverkeer en de beschikbaarheid en het aanbod van vluchtverbindingen de economische groei bevorderen, hetgeen bevestigt dat het luchtvervoer als katalysator voor economische ontwikkeling fungeert; overwegende dat regionale en lokale luchthavens een belangrijke rol spelen in de ontwikkeling van de regio's doordat zij het concurrentievermogen vergroten en de toegang voor toeristen bevorderen;

    E.

    overwegende dat 4,7 miljoen banen in de Unie direct (1,9 miljoen) en indirect (2,8 miljoen) door de luchtvaart, luchthavens en de daarmee samenhangende maakindustrie worden gegenereerd; overwegende dat elders in de wereldeconomie nog eens 917 000 banen door de Europese luchtvaartsector worden ondersteund; overwegende dat de mobiele en transnationale aard van de luchtvaart het moeilijk maakt om sociale misbruiken en omzeiling van arbeidsnormen op te sporen en onmogelijk om de problemen enkel op nationaal niveau aan te pakken; overwegende dat uit recente bevindingen van de IAO blijkt dat de arbeidsvoorwaarden in de luchtvaartsector slechter zijn geworden; overwegende dat een grotere verscheidenheid aan contracten voor meer flexibiliteit kan zorgen, maar ook kan worden misbruikt om tussen regelgevingen te „shoppen” om geen socialezekerheidsbijdragen te betalen;

    F.

    overwegende dat de gebrekkige tenuitvoerlegging van EU-wetgeving en de politieke onwil van de Raad verhinderen dat het potentieel van de luchtvaartsector volledig wordt benut en daardoor het concurrentievermogen van de luchtvaartsector schaden en hogere kosten in de hand werken waar zowel het bedrijfsleven en de passagiers als de economie onder lijden;

    G.

    overwegende dat, in een door technologie en door onderzoek en innovatie gedreven sector die zowel grote investeringen vergt als een ontwikkelde infrastructuur, het succes van een strategie afhangt van het vermogen om een langetermijnvisie met zorgvuldig geplande investeringen te ontwikkelen en volledig rekening te houden met alle vervoerswijzen;

    H.

    overwegende dat het luchtvervoer een belangrijke rol speelt in de verwezenlijking van de klimaatdoelstellingen van de EU dankzij de invoering van maatregelen om broeikasgasemissies terug te dringen;

    I.

    overwegende dat het gemeenschappelijk Europees luchtruim weliswaar voorziet in de instelling van functionele luchtruimblokken (FAB's), maar dat er tot op heden aanzienlijke vertragingen zijn opgetreden bij de tenuitvoerlegging van die FAB's; overwegende dat de Commissie het jaarlijkse verlies als gevolg van het gebrek aan vorderingen op dit terrein daardoor op zo'n 5 miljard EUR raamt;

    J.

    overwegende dat veiligheid een van de uitdagingen is waarmee de luchtvaart het meest direct wordt geconfronteerd;

    1.

    is verheugd over de mededeling van de Commissie over een luchtvaartstrategie voor Europa en over haar inspanning om bronnen aan te boren om de sector te versterken door nieuwe marktkansen te creëren en obstakels weg te nemen, en om met voorstellen te komen voor het oplossen van en anticiperen op nieuwe uitdagingen op basis van een gemeenschappelijke Europese visie dankzij de ontwikkeling van moderne regelgevingskaders; is van mening dat op een langere termijn gekozen moet worden voor een holistischere en ambitieuzere benadering, teneinde de nodige impulsen te geven voor een toekomstbestendige en concurrerende Europese luchtvaartsector;

    2.

    is van mening dat de veiligheid het leidende beginsel moet blijven voor de Europese luchtvaartstrategie en voortdurend moet worden verbeterd; is daarom ingenomen met de herziening van de EASA ((European Air Safety Agency)-basisverordening (Verordening (EG) nr. 216/2008), die tot doel heeft het hoogste niveau van veiligheid in de luchtvaart te bereiken; verzoekt de Commissie en de Raad in dit verband het EASA van voldoende financiële en personele middelen te voorzien om hoge veiligheidsnormen te waarborgen en de rol van het agentschap op het internationale toneel te versterken;

    3.

    dringt er bij de Raad en de lidstaten op aan eindelijk vaart te zetten achter andere essentiële dossiers die momenteel in een impasse verkeren, zoals de herschikking van de verordening inzake de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk Europees luchtruim (SES2+) en de herziening van de slotverordening en de passagiersrechtenverordeningen; dringt er bij de Commissie op aan lopende initiatieven te heroverwegen en duurzame alternatieven voor te stellen om de tekortkomingen in de luchtvaartsector weg te nemen die het gevolg zijn van vertraagde en onvolledige tenuitvoerlegging van EU-wetgeving zoals de verordening inzake het gemeenschappelijk Europees luchtruim (SES); benadrukt dat richtsnoeren wel nuttig zijn voor de rechtsduidelijkheid en -zekerheid, maar niet in de plaats mogen komen van een deugdelijke herziening van de bestaande verordeningen;

    4.

    benadrukt dat de luchtvaartdossiers die geblokkeerd zijn in de Raad bedoeld zijn om de EU te voorzien van meer rechtszekerheid en van een sterker kader voor de bescherming van de rechten van luchtreizigers en om te zorgen voor een doeltreffender en rationeler gebruik van het EU-luchtruim, alsook voor betere bepalingen ter uitvoering van het gemeenschappelijk Europees luchtruim; beschouwt al deze elementen als wezenlijk voor de verwezenlijking van de luchtvaartstrategie; verzoekt de Raad stappen te ondernemen om vooruitgang te boeken bij de onderhandelingen over deze dossiers;

    Internationale dimensie van de luchtvaartstrategie

    5.

    is ingenomen met het voorstel van de Commissie voor een herziening van Verordening (EG) nr. 868/2004 om bestaande oneerlijke praktijken tegen te gaan, zoals onaanvaardbare staatssteun, die adequaat noch doeltreffend is, en aldus licht te werpen op de grote problemen met betrekking tot mogelijke verstoringen van de mededinging onder Europese regels; benadrukt evenwel dat noch onaanvaardbare protectionistische tendensen, noch op zichzelf staande maatregelen om eerlijke mededinging te waarborgen, een garantie vormen voor het concurrentievermogen van de EU-luchtvaartsector;

    6.

    is van mening dat de Europese luchtvaartsector, hoewel die kampt met toenemende druk van nieuwe concurrenten, waarvan er vele luchtvervoer hebben gebruikt als strategisch instrument voor internationale ontwikkeling, kan worden ingepast in een concurrerende internationale omgeving door voort te bouwen op zijn acquis en dat verder te ontwikkelen, zoals hoge veiligheids- en beveiligingsnormen, de rol van het EASA, geografische positionering, innovatieve industrie en sociale en milieudoelstellingen; is sterk van mening dat concurrentie van derde landen, mits eerlijk, moet worden gezien als een kans om een innoverend Europees luchtvaartmodel verder te ontwikkelen, dat mogelijk een uniek en concurrerend antwoord kan bieden op de specifieke kenmerken van de concurrentie;

    7.

    is van mening dat de mogelijkheid om buitenlandse investeringen aan te trekken, belangrijk is voor het concurrentievermogen van de Europese luchtvaartmaatschappijen en niet mag worden belemmerd; is daarom verheugd over het voornemen van de Commissie om richtsnoeren te geven die duidelijkheid zullen brengen over de eigendoms- en zeggenschapsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1008/2008, met name met betrekking tot de criteria voor „feitelijke zeggenschap”, teneinde te zorgen voor de effectiviteit van die regels;

    8.

    is ingenomen met het initiatief om op EU-niveau te onderhandelen over luchtvervoersovereenkomsten en bilaterale luchtvaartveiligheidsovereenkomsten met derde landen die opkomende en strategische markten vertegenwoordigen (China, Japan, de ASEAN-landen, Turkije, Qatar, de Verenigde Arabische Emiraten, Armenië, Mexico, China, Bahrein, Koeweit, Oman en Saudi-Arabië) en spoort aan tot snelle en constructieve onderhandelingen; herinnert eraan dat nieuwe overeenkomsten correct moeten worden uitgevoerd en nageleefd door alle partijen en moeten voorzien in een clausule inzake eerlijke concurrentie op basis van internationale normen (ICAO, IAO); verzoekt de Commissie en de Raad om, conform artikel 218 VWEU, het Parlement volledig te betrekken bij alle stadia van de onderhandelingen;

    9.

    dringt er bij de Commissie op aan om de onderhandelingen met derde landen over luchtvaartovereenkomsten afhankelijk te stellen van de naleving door die landen van hoge veiligheidsnormen, passende arbeids- en sociale normen en deelname aan het marktgebaseerde klimaatinstrument voor luchtvaartemissies en om in het kader van die luchtvaartovereenkomsten op basis van wederkerigheid te voorzien in gelijke toegang tot de markt, gelijke eigendomsvoorwaarden en gelijke concurrentievoorwaarden;

    10.

    verzoekt de Commissie lopende onderhandelingen snel af te ronden en in de toekomst nieuwe luchtvaartbesprekingen te starten met andere strategische luchtvaartpartners; benadrukt dat overeenkomsten voor luchtvaartdiensten ook bijdragen aan de bevordering van technologische vooruitgang, alsmede aan de uitvoering en de versterking van ander Europees beleid, zoals het nabuurschapsbeleid;

    Consolidering van de interne luchtvaartmarkt van de EU

    11.

    herinnert eraan dat het luchtruim ook deel uitmaakt van de interne markt van de EU, en dat iedere versplintering ervan als gevolg van inefficiënt gebruik, evenals uiteenlopende nationale praktijken (op gebieden als vluchtuitvoeringsprocedures, belastingen, heffingen, enz.), tot langere vluchttijden, vertragingen, extra brandstofverbruik en meer CO2-emissies leiden en bovendien negatieve gevolgen hebben voor de rest van de markt en voor het concurrentievermogen van de EU;

    12.

    merkt op dat artikel 3 van Verordening (EG) nr. 551/2004 , onverminderd de soevereiniteit van de lidstaten over hun luchtruim, voorziet in de instelling van een gemeenschappelijk Europees vluchtinformatiegebied voor het hogere luchtruim (EUIR), en verzoekt de Commissie om hieraan uitvoering te geven, omdat het zo mogelijk wordt om regionale knelpunten weg te werken en de continuïteit van luchtvaartdiensten in de drukste delen van het luchtruim te waarborgen in geval van onvoorziene omstandigheden of verstoring van het luchtverkeer; is van mening dat het EUIR zal zorgen voor de geleidelijke totstandbrenging van een trans-Europese „snelweg door de lucht”, die een nieuwe stap zou betekenen naar de voltooiing van het gemeenschappelijk Europees luchtruim en naar een kosteneffectief beheer van het luchtruim van de EU; is ingenomen met de reeds geboekte vooruitgang op het gebied van het luchtverkeersbeheer met het oog op vergroting van de efficiëntie en vermindering van de kosten en de uitstoot, met name dankzij de werkzaamheden van de netwerkbeheerder, en dringt er bij de lidstaten op aan de voltooiing van de FAB’s nu zonder verdere vertraging af te ronden om verdere vooruitgang in de richting van het gemeenschappelijk Europees luchtruim te vergemakkelijken;

    13.

    is sterk van mening dat de luchtvaartsector volledig moet profiteren van Europese satelliettechnologieën, zoals Egnos en Galileo, die veiligere en doeltreffendere navigatie- en naderingsprocedures en de volledige toepassing van ATM-onderzoek voor het gemeenschappelijk Europees luchtruim (SESAR) mogelijk maken; wijst daarom met klem op de noodzaak van brede toepassing van deze technologieën; wijst erop dat er, om een goede toepassing van SESAR te waarborgen en mondiale interoperabiliteit te verwezenlijken, een specifiek, ambitieus budget (met andere middelen dan die van de Connecting Europe Facility (CEF)) — moet worden toegewezen voor de tenuitvoerlegging ervan;

    14.

    neemt nota van het volume van het luchtverkeer, dat momenteel aanzienlijk is en naar verwachting in de komende jaren nog zal toenemen, alsook van de capaciteitsbeperkingen van de Europese luchthavens voor wat betreft de opvang van ongeveer 2 miljoen vluchten tegen 2035; onderstreept dat dit een gecoördineerd en efficiënt gebruik van de luchthaven- en luchtruimcapaciteit zal vereisen om congestieproblemen te verlichten;

    15.

    benadrukt het vitale belang van de luchtvaart voor de groei, de werkgelegenheid en de ontwikkeling van het toerisme; benadrukt dat kleine en regionale luchthavens een belangrijke rol spelen bij het bevorderen van connectiviteit, territoriale cohesie, sociale inclusie en economische groei, met name voor de ultraperifere regio’s en voor eilanden; wijst in dit verband op de noodzaak van strategische planning van het Europees luchthavensysteem, waarin de huidige capaciteit, de verwachte vraag, de bestaande knelpunten en de toekomstige infrastructuurbehoeften op Europees niveau kunnen worden vastgesteld en die ervoor kan zorgen dat de EU-burgers toegang blijven hebben tot luchtvaartdiensten;

    16.

    beseft dat er een aanzienlijke connectiviteitskloof bestaat die gekenmerkt wordt door een lager aantal vliegverbindingen in bepaalde delen van de Unie en erkent het belang van regionale connectiviteit (ook in geografische gebieden die niet zijn opgenomen in de TEN-V); spoort de Commissie aan te blijven letten op en werken aan de luchtvaartverbindingen binnen de EU;

    17.

    is van mening dat veel van de belangrijke groeibeperkende factoren, zowel in de lucht als op de grond (zoals capaciteitstekort, onder- en overbenutting van infrastructuur, verschillende verleners van luchtvaartnavigatiediensten (ANSP's) of beperkte investeringen), alsook de connectiviteitskloof tussen verschillende regio's van de EU, kunnen worden aangepakt door connectiviteit op alle niveaus (nationaal, Europees en internationaal) als een van de belangrijkste indicatoren te nemen bij het beoordelen en plannen van acties in de sector;

    18.

    is van mening dat het bij connectiviteit niet alleen moet gaan om het aantal, de frequentie en de kwaliteit van de luchtvaartdiensten, maar dat connectiviteit ook moet worden beoordeeld in de context van een geïntegreerd modern vervoersnetwerk en dat er ook andere criteria in aanmerking moeten worden genomen zoals tijd, territoriale continuïteit, verdere netwerkintegratie, toegankelijkheid, beschikbaarheid van vervoersalternatieven, betaalbaarheid en milieukosten, om de werkelijke meerwaarde van een route weer te geven; verzoekt de Commissie derhalve te bezien of er een EU-indicator kan worden ontwikkeld die gebaseerd is op andere bestaande indices en op het verkennende werk dat al is verricht door Eurocontrol en Airport Observatory;

    19.

    is van mening dat een dergelijke connectiviteitsindex, die ook een positieve kostenbatenanalyse moet omvatten, rekening moet houden met luchtverbindingen vanuit een breed perspectief, zonder de EU-doelstelling van territoriale cohesie te ondergraven, die in de komende interpretatierichtsnoeren voor de openbaredienstverplichtingsregels nog zal worden versterkt; benadrukt dat die index de algemene strategische planning ten goede kan komen en verspilling van belastinggelden zal voorkomen door een onderscheid te maken tussen economisch haalbare opties en onrendabele projecten, bijvoorbeeld om winstgevende specialisatie van luchthavens te bevorderen, onder meer dankzij clusters of netwerken van luchthavens, door het ontstaan van „spookluchthavens” te voorkomen, door efficiënt gebruik van luchthavencapaciteit en luchtruim te waarborgen en door intermodale, kostenefficiënte en duurzame oplossingen in kaart te brengen;

    20.

    is van mening dat de voordelen van de complementariteit van alle vervoersmodaliteiten zonder uitzondering moeten worden benut om de mobiliteit te verbeteren en een veerkrachtig vervoersnetwerk tot stand te brengen, in het belang van de gebruikers, zowel in het personen- als in het goederenvervoer; wijst erop dat intermodaliteit modal shift mogelijk maakt en daardoor de enige manier is om te zorgen voor een dynamische en duurzame ontwikkeling van een concurrerende luchtvaartsector in de EU; benadrukt dat er met intermodaliteit op efficiëntere wijze gebruik kan worden gemaakt van infrastructuur, door rekening te houden met de gebieden waarin het doelpubliek van een luchthaven woont en die uit te breiden en ervoor te zorgen dat ze elkaar niet overlappen, waardoor er ook vrije slots ter beschikking komen en ertoe wordt bijgedragen dat er een gunstig klimaat wordt gecreëerd voor handel, toerisme en cargo-afhandeling; erkent de successen die op dit gebied zijn behaald met de integratie van de spoor- en luchtvaartinfrastructuur en moedigt aan tot verdere vooruitgang op dit gebied;

    21.

    herhaalt dat de TEN-T-corridors de ruggengraat vormen voor de ontwikkeling van multimodale opties waarbij luchthavens de draaischijven („hubs”) zijn; betreurt dat multimodale initiatieven in Europa zo gefragmenteerd en zo beperkt in aantal zijn; onderstreept de noodzaak van snelle, efficiënte en gebruikersvriendelijke verbindingen tussen openbaarvervoernetwerken en luchthaveninfrastructuur; dringt er bij zowel de Commissie als de lidstaten op aan dat er een hogere prioriteit wordt toegekend aan de multimodale doelstelling binnen de TEN-V-corridors en aan het wegwerken van knelpunten; verzoekt de Commissie haar voorstel voor een multimodale en interoperabele benadering van vervoer met spoed in te dienen en de luchtvaartsector daar volledig in te integreren, en roept de lidstaten op om beter gebruik te maken van de financieringsinstrumenten waarover zij beschikken om intermodale verbindingen te bevorderen;

    22.

    is van mening dat er aan alle passagiers (inclusief personen met beperkte mobiliteit) hindernisvrije oplossingen, realtime-informatie en geïntegreerde diensten (bv. geïntegreerde kaartverkoop) moeten worden aangeboden om de aantrekkelijkheid van intermodaal vervoer in heel Europa te vergroten; wijst erop dat door de EU gefinancierde projecten de technische haalbaarheid van het ontwikkelen van multimodale reisinformatie- en kaartverkoopsystemen hebben aangetoond; verzoekt de Commissie derhalve te ondersteunen dat reizigers in de hele EU daadwerkelijk gebruik kunnen maken van die systemen;

    23.

    is van mening dat de exploitanten en dienstverleners in de vervoerssector zullen zoeken naar intermodale en multimodale oplossingen als er een EU-regelgevingskader komt dat helderheid en rechtszekerheid verschaft op punten als passagiersrechten, aansprakelijkheid, vertragingen en annuleringen, veiligheidscontroles en normen inzake open gegevens en gegevensuitwisseling; verzoekt de Commissie daaraan te werken;

    24.

    merkt op dat zowel publieke als private financiering in de luchtvaartsector van vitaal belang is om de territoriale cohesie te waarborgen, innovatie te stimuleren en het Europees leiderschap van onze industrie te handhaven of te heroveren; herhaalt dat bij alle financiering de hand moet worden gehouden aan de EU-richtsnoeren voor staatssteun en het EU-mededingingsrecht; is van mening dat er bij de verlening van overheidssteun voor moet worden gezorgd dat de betreffende investering kosteneffectief is en geschikt voor het beoogde doel;

    25.

    verzoekt de Commissie en de lidstaten om, in overeenstemming met de „Richtsnoeren voor staatssteun aan luchthavens en luchtvaartmaatschappijen” van de Commissie en haar mededeling betreffende het begrip „staatssteun” in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU, een langetermijnstrategie te blijven volgen om enerzijds het overschot aan verlieslijdende luchthavens in regio's waar andere vervoerwijzen voorhanden zijn aan te pakken, en anderzijds aandacht te besteden aan de bijdrage van secundaire luchthavens aan de ontwikkeling, het concurrentievermogen en de integratie van EU-regio's;

    26.

    wijst op het belang van een gunstig regelgevingskader voor luchthavens voor het aantrekken en mobiliseren van private investeringen; is van mening dat de evaluatie van de Commissie van de richtlijn inzake luchthavengelden, in combinatie met een effectieve raadpleging van luchtvaartmaatschappijen en luchthavens, moet helpen verduidelijken of de huidige bepalingen een doeltreffend middel zijn om de concurrentie te bevorderen en te beschermen tegen misbruik van monopolieposities en om de belangen van de Europese consumenten te behartigen en de concurrentie te bevorderen, of dat er een hervorming nodig is; erkent de bijdrage van niet-luchtvaartinkomsten aan de commerciële levensvatbaarheid van luchthavens;

    27.

    merkt op dat de Commissie in haar in december 2015 gepubliceerde luchtvaartstrategie een evaluatie van Richtlijn 96/67/EG van de Raad betreffende de toegang tot de grondafhandelingsmarkt op de luchthavens van de Gemeenschap aankondigde; ondersteunt de opname van grondafhandelingsdiensten in de werkingssfeer van het EASA zodat die de gehele luchtvaartveiligheidsketen omvat;

    Luchtvaartstrategie: de toekomst

    28.

    is van mening dat de hele waardeketen van de luchtvaart een strategische sector voor investeringen kan zijn, die verder moet worden geëxploiteerd door langetermijndoelstellingen vast te stellen en door slimme initiatieven te stimuleren voor de verwezenlijking van die doelstellingen, zoals groenere luchthavens en luchtvaartuigen, geluidsvermindering en de aansluiting tussen luchthavenvoorzieningen en het openbaar vervoer; verzoekt de Commissie en de lidstaten verdere maatregelen te overwegen om dergelijke initiatieven te stimuleren, onder meer door effectief gebruik te maken van het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI), en programma's zoals Clean Sky en SESAR te blijven bevorderen en financieren; benadrukt dat de vliegtuigindustrie in belangrijke mate bijdraagt aan de groei en de werkgelegenheid in de EU-luchtvaartsector, omdat deze industrie de ontwikkeling van schonere technologieën krachtig bevordert en de toepassing van SESAR ondersteunt;

    29.

    neemt kennis van de CO2-emissies die worden gegenereerd door de luchtvaartsector; wijst nadrukkelijk op het brede scala aan reeds genomen of nog te nemen maatregelen ter vermindering van de uitstoot van CO2 en broeikasgassen, zowel op het technische vlak door de ontwikkeling van alternatieve brandstoffen en efficiëntere vliegtuigen, als op politiek gebied door de hand te houden aan internationale overeenkomsten; is ingenomen met het akkoord dat op 6 oktober 2016 is bereikt op de 39e zitting van de Algemene Vergadering van de ICAO, waarbij een mondiale marktgebaseerde maatregel (GMBM) ter beperking van emissies van de internationale luchtvaart werd aangenomen, en met het feit dat 65 landen zich ertoe hebben verbonden om deel te nemen aan de vrijwillige fase in 2027, hetgeen betekent dat ongeveer 80 % van de emissies boven het niveau van 2020 tot 2035 door de regeling zal worden gecompenseerd; benadrukt dat het belangrijk is om na 31 december 2016 de afwijking te handhaven die in het kader van het emissiehandelssysteem (ETS) is toegestaan voor emissies van vluchten naar en vanuit luchthavens in de ultraperifere regio's als bedoeld in artikel 349 VWEU; is ingenomen met het voornemen van de Commissie om de EU-maatregelen ter vermindering van de CO2-emissies van de luchtvaart te herzien in het licht van dit akkoord;

    30.

    is van mening dat er, mede met het oog op het pakket circulaire economie van de Commissie, verdere initiatieven moeten worden aangemoedigd ter vergroting van de milieucapaciteit en ter vermindering van de emissies en het geluidsniveau van operationele activiteiten van, naar en op luchthavens, bijvoorbeeld door hernieuwbare brandstoffen te gebruiken (zoals biobrandstoffen), efficiënte systemen voor gecertificeerd milieuvriendelijke recycling te ontwikkelen, luchtvaartuigen te demonteren en hergebruiken, „groene luchthavens” en „groene routes naar luchthavens” te bevorderen en een zo efficiënt mogelijk logistiek beheer tot stand te brengen;

    31.

    pleit voor de verzameling en verspreiding van in de sector toegepaste optimale werkmethoden voor de vermindering van de uitstoot, bedenkend dat hoge milieunormen in stand moeten worden gehouden en mettertijd moeten worden versterkt, zodat de luchtvaartsector zich duurzaam kan ontwikkelen;

    32.

    dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan strikt toe te zien op de nieuwe, sinds 2016 van kracht zijnde procedures voor de vermindering van het geluidsniveau en van de uitstoot van ultrafijne deeltjes in de uitlaatgassen die vliegtuigen produceren bij het opstijgen vanaf luchthavens in de buurt van steden en bewoonde gebieden, teneinde de levenskwaliteit en met name de luchtkwaliteit te verbeteren;

    33.

    beseft dat veiligheidsmaatregelen erg duur zijn; benadrukt dat de veiligheidseisen die aan de luchtvaartsector zullen worden gesteld, ook op het gebied van de cyberveiligheid, in de toekomst alleen maar hoger zullen worden, wat een onmiddellijke omschakeling vergt naar een meer op risico's en inlichtingen gebaseerd veiligheidssysteem dat de veiligheid op luchthavens verbetert en aanpassingen aan nieuwe dreigingen mogelijk maakt zonder dat daarvoor voortdurend nieuwe maatregelen nodig zijn of dat de risico's alleen maar worden verschoven zonder ze te verkleinen;

    34.

    is ingenomen met het voorstel van de Commissie voor een EU-certificeringssysteem voor apparatuur voor beveiligingsonderzoeken in de luchtvaart; dringt aan op een samenhangende tenuitvoerlegging van de bestaande regelgeving voor de aanwerving en opleiding van personeel; verzoekt de Commissie te bezien of het concept van one-stop-security kan worden uitgediept en of er een EU-systeem voor controle vooraf kan worden ontwikkeld waardoor vooraf geregistreerde EU-reizigers doeltreffender door de veiligheidscontrole kunnen komen; verzoekt de lidstaten met klem zich te verbinden tot systematische uitwisseling van inlichtingen en van optimale praktijken op het gebied van luchthavenbeveiligingssystemen;

    35.

    neemt nota van het verslag op hoog niveau over conflictgebieden en verzoekt de Commissie en de lidstaten ervoor te zorgen dat aanbevelingen uit dat verslag worden opgevolgd, onder meer die over de uitwisseling van inlichtingen, teneinde de ontwikkeling van een EU-risicobeoordeling en de mogelijkheid om snel inlichtingen uit te wisselen, te waarborgen; onderstreept voorts dat er blijvend aandacht moet worden besteed aan veiligheidsproblemen die voortkomen uit niet-coöperatieve militaire vluchten zonder actieve transponders;

    36.

    is van mening dat innovatie een noodzakelijke voorwaarde is voor een concurrerende Europese luchtvaartsector; merkt op dat de luchtvaart in vergelijking met andere vervoersmodaliteiten voorop loopt bij het benutten van digitalisering, informatie- en telecommunicatietechnologieën en open gegevens, en moedigt de sector aan het voortouw te blijven nemen in dit proces en tegelijkertijd te zorgen voor eerlijke mededinging, interoperabiliteit tussen systemen, neutraliteit en transparante toegang tot duidelijke en beknopte informatie voor alle gebruikers, zoals consumenten die een volledige reis boeken of vrachtvervoerders die bij luchtvaartverrichtingen zijn betrokken; is verheugd over het voorstel van de Commissie voor een big data-project voor de luchtvaartsector en verzoekt om opheldering over de tenuitvoerlegging ervan;

    37.

    herinnert aan de uitgebreide controle („sweep”) van reiswebsites in de hele Unie die in 2013 is uitgevoerd door de Commissie en de nationale handhavingsinstanties; stelt vast dat daarbij bij meer dan twee derde van de gecontroleerde websites aanzienlijke problemen aan het licht zijn gekomen; vraagt de Commissie uitgebreider verslag uit te brengen over de vooruitgang bij het in overeenstemming brengen van websites met het EU-recht en over haar toekomstige plannen voor de handhaving op dit gebied voor zowel de online- als de offlineverkoop van vliegtickets; herinnert eraan dat consumenten altijd over een mogelijkheid moeten beschikken om klachten in te dienen bij wederverkopers en om terugbetaling te eisen; is van mening dat deze mogelijkheid beschikbaar moet zijn op een wijze die consumenten er niet van weerhoudt hun rechten uit te oefenen, en dat consumenten duidelijk van deze mogelijkheid in kennis moeten worden gesteld; verzoekt de Commissie nauw met de nationale handhavingsinstanties samen te werken om erop toe te zien dat wederverkopers deze voorschriften in acht nemen;

    38.

    is ingenomen met de innovatie en de economische ontwikkeling die kunnen worden bevorderd door het civiele gebruik van op afstand bestuurbare vliegtuigsystemen (RPAS — remotely piloted aircraft systems) verder uit te bouwen; merkt op dat de markt voor dergelijke vliegtuigsystemen snel groeit en dat deze steeds vaker worden gebruikt voor particuliere doeleinden, in commerciële activiteiten en door overheden bij de verrichting van hun taken; onderstreept de dringende noodzaak om snel een helder, evenredig, geharmoniseerd en risicogebaseerd regelgevingskader voor op afstand bestuurbare vliegtuigsystemen vast te stellen om investeringen en innovatie in deze sector te stimuleren en het enorme potentieel ervan ten volle te benutten, onder handhaving van de hoogst mogelijke veiligheidsnormen;

    39.

    brengt in herinnering dat bij het reguleren van de luchtvaartsector rekening moet worden gehouden met de specifieke behoeften van de algemene luchtvaart, op een wijze die mogelijkheden voor zowel individueel luchtvervoer als luchtsportactiviteiten biedt;

    Sociale agenda van de luchtvaartstrategie

    40.

    beseft dat het noodzakelijk is duidelijkheid te verschaffen omtrent het „thuisbasis”-criterium en de definitie van „hoofdvestiging van een onderneming”, om ervoor te zorgen dat die op consistente wijze kunnen worden toegepast en het gebruik van goedkope vlaggen en „rule-shopping”-praktijken daadwerkelijk kunnen voorkomen; herinnert eraan dat een van de belangrijkste verantwoordelijkheden van het EASA is om zowel luchtvaartcertificaten (Air Operation Certificates) als vergunningen voor exploitanten van derde landen af te geven met als doel de veiligheid te waarborgen en bij te dragen tot de verbetering van de arbeidsomstandigheden;

    41.

    verzoekt het EASA en de lidstaten kritisch te blijven toezien op nieuwe bedrijfs- en arbeidsmodellen teneinde de veiligheid van de luchtvaart te waarborgen, en verzoekt de Commissie indien nodig regelgeving op te stellen; wijst erop dat bijzondere aandacht moet worden besteed aan onder andere nulurencontracten, „pay-to-fly”-regelingen, schijnzelfstandigheid en de situatie van bemanningsleden uit derde landen aan boord van in de EU geregistreerde luchtvaartuigen; benadrukt dat de verordening inzake de melding van voorvallen in de burgerluchtvaart en op een „cultuur van billijkheid” steunende praktijken van belang zijn voor de versterking en verbetering van de veiligheidsnormen, alsook voor de gezondheid en de arbeidsomstandigheden;

    42.

    brengt in herinnering dat hoogwaardige opleiding bijdraagt tot de luchtvaartveiligheid; wijst nadrukkelijk op de essentiële rol die EASA speelt, onder meer via zijn „virtuele academie”, bij de vaststelling van gemeenschappelijke opleidings- en veiligheidsnormen voor piloten, bemanningsleden en verkeersleiders, en vraagt de lidstaten te investeren in een leven lang leren en opleiding in alle onderdelen van de waardeketen in de luchtvaart, aangezien het succes van de Europese luchtvaart in hoge mate afhankelijk is van gekwalificeerde werknemers en innovatie; ziet in dat eventuele vaardigheidslacunes moeten worden aangepakt; benadrukt het belang van partnerschappen tussen onderwijsinstellingen, onderzoekscentra en de sociale partners om de opleidingsprogramma's te actualiseren en aan te passen aan de behoeften van de arbeidsmarkt;

    43.

    verzoekt de Commissie en de lidstaten duale opleidingsmodellen op het gebied van luchtvaarttechniek te versterken en deze uit te breiden door middel van internationale samenwerking;

    44.

    moedigt de Commissie aan om concrete initiatieven voor te stellen om de werknemersrechten te beschermen; vraagt de lidstaten alle personeelsleden in de luchtvaartsector fatsoenlijke arbeidsomstandigheden te garanderen, waaronder gezondheid en veiligheid op het werk, ongeacht de grootte en de aard van de onderneming waarvoor zij werken, de plaats waar zij werken of het onderliggende contract;

    45.

    merkt op dat alle luchtvaartmaatschappijen die in de EU actief zijn, de Europese en nationale sociale en arbeidsregelgeving volledig in acht moeten nemen; wijst erop dat er op het vlak van arbeidsvoorwaarden en sociale bescherming grote verschillen bestaan tussen de lidstaten en dat ondernemingen de vrijheid van vestiging gebruiken om de kosten te drukken; dringt er bij de lidstaten op aan een einde te maken aan deze schadelijke concurrentie; vraagt de Commissie en de lidstaten voorstellen in te dienen om te voorkomen dat indirecte werkgelegenheid in de luchtvaartsector wordt misbruikt om de Europese en nationale belasting- en socialezekerheidswetgeving te omzeilen; verzoekt de Commissie en de lidstaten sociale misbruiken en omzeiling van arbeidsnormen te voorkomen door mensen die informatie verstrekken, bescherming te garanderen, open rapportage te faciliteren en samenwerking tussen de arbeidsinspecties van de lidstaten te bevorderen; vraagt de Commissie en de lidstaten toe te zien op de toepassing en correcte handhaving van het arbeidsrecht, de sociale wetgeving en de collectieve overeenkomsten voor luchtvaartmaatschappijen die in een bepaalde lidstaat actief zijn;

    46.

    onderstreept dat het recht om een vakbond op te richten, zich bij een vakbond aan te sluiten en collectieve actie te ondernemen, een grondrecht is en moet worden geëerbiedigd, zoals is bepaald in artikel 12 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie; verwerpt elke poging om het stakingsrecht in de luchtvaartsector te ondergraven; wijst op het belang van sterke, onafhankelijke sociale partners in de luchtvaartsector, een regelmatige, geïnstitutionaliseerde sociale dialoog op alle niveaus en participatie en vertegenwoordiging van de werknemers in bedrijfsaangelegenheden; dringt aan op een gedegen raadplegingsproces en een versterkte sociale dialoog voorafgaande aan EU-initiatieven met betrekking tot de luchtvaartsector; is ingenomen met de pogingen van de sociale partners om een overeenkomst te bereiken over de arbeidsvoorwaarden en sociale rechten van werknemers in de Europese luchtvaartsector; moedigt hen aan om, in overeenstemming met de nationale wetgeving en praktijk, in alle delen van de luchtvaartsector collectieve arbeidsovereenkomsten te sluiten, aangezien deze een doeltreffend instrument zijn om een nivellering naar beneden op het gebied van sociale, arbeids- en werkgelegenheidsnormen te bestrijden en alle werkenden een behoorlijk loon te garanderen;

    47.

    is van mening dat geen enkele werknemer in onzekerheid mag worden gelaten over de vraag welke arbeidswetgeving van toepassing is en of hij recht heeft op sociale zekerheid; wijst in dit verband op de bijzondere situatie van zeer mobiele werknemers in de luchtvaartsector, en vraagt om een betere coördinatie van de socialezekerheidsstelsels in de EU; benadrukt dat de noodzaak van meer duidelijkheid over het toepasselijke recht en de bevoegde rechtbanken ten aanzien van de arbeidsovereenkomsten van mobiele werknemers in de luchtvaartsector moet worden beoordeeld in nauw overleg met de vertegenwoordigers van die werknemers;

    o

    o o

    48.

    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

    (1)  EESC, AC TEN/581.

    (2)  PB L 7 van 11.1.2012, blz. 3.

    (3)  PB C 99 van 4.4.2014, blz. 3.

    (4)  PB C 262 van 19.7.2016, blz. 1.

    (5)  PB C 382 van 15.10.2016, blz. 1.

    (6)  https://ec.europa.eu/transport/media/events/event/high-level-conference-2015-social-agenda-transport_en

    (7)  Aangenomen teksten, P8_TA(2016)0049.

    (8)  Aangenomen teksten, P8_TA(2015)0394.

    (9)  Aangenomen teksten, P8_TA(2015)0392.

    (10)  PB C 380 E van 11.12.2012, blz. 5.

    (11)  PB C 74 E van 20.3.2008, blz. 658.

    (12)  Aangenomen teksten, P7_TA(2014)0220.

    (13)  Aangenomen teksten, P7_TA(2014)0221.

    (14)  Aangenomen teksten, P7_TA(2014)0092.

    (15)  PB C 434 van 23.12.2015, blz. 217.

    (16)  Aangenomen teksten, P8_TA(2015)0390.

    (17)  PB C 75 van 26.2.2016, blz. 2.

    (18)  https://english.eu2016.nl/documents/reports/2016/01/20/report-aviation-summit-2016


    Top