Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52017IP0038

    Resolutie van het Europees Parlement van 15 februari 2017 over het Europees semester voor coördinatie van het economisch beleid: jaarlijkse groeianalyse 2017 (2016/2306(INI))

    PB C 252 van 18.7.2018, p. 138–147 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    18.7.2018   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 252/138


    P8_TA(2017)0038

    Europees semester voor coördinatie van het economisch beleid: jaarlijkse groeianalyse 2017

    Resolutie van het Europees Parlement van 15 februari 2017 over het Europees semester voor coördinatie van het economisch beleid: jaarlijkse groeianalyse 2017 (2016/2306(INI))

    (2018/C 252/14)

    Het Europees Parlement,

    gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en met name artikel 121, lid 2, artikel 126 en artikel 136, alsmede Protocol nr. 12 betreffende de procedure bij buitensporige tekorten,

    gezien Protocol nr. 1 betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie,

    gezien Protocol nr. 2 betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid,

    gezien het Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in de economische en monetaire unie,

    gezien Verordening (EU) nr. 1175/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1),

    gezien Richtlijn 2011/85/EU van de Raad van 8 november 2011 tot vaststelling van voorschriften voor de begrotingskaders van de lidstaten (2),

    gezien Verordening (EU) nr. 1174/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende handhavingsmaatregelen voor de correctie van buitensporige macro-economische onevenwichtigheden in het eurogebied (3),

    gezien Verordening (EU) nr. 1177/2011 van de Raad van 8 november 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1467/97 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten (4),

    gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (5),

    gezien Verordening (EU) nr. 1173/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 inzake de effectieve handhaving van het begrotingstoezicht in het eurogebied (6),

    gezien Verordening (EU) nr. 473/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende gemeenschappelijke voorschriften voor het monitoren en beoordelen van ontwerpbegrotingsplannen en voor het garanderen van de correctie van buitensporige tekorten van de lidstaten van de eurozone (7),

    gezien Verordening (EU) nr. 472/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 21 mei 2013 betreffende de versterking van het economische en budgettaire toezicht op lidstaten in de eurozone die ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden ten aanzien van hun financiële stabiliteit (8),

    gezien de conclusies van de Raad over de jaarlijkse groeianalyse 2016 van 15 januari 2016,

    gezien de conclusies van de Raad over het Fiscal Sustainability Report 2015 (verslag begrotingsduurzaamheid 2015) van 8 maart 2016,

    gezien de conclusies van de Europese Raad van 17 en 18 maart 2016,

    gezien de verklaring van de Eurogroep over gemeenschappelijke beginselen voor het verbeteren van de toewijzing van uitgaven van 9 september 2016,

    gezien het jaarverslag 2015 van de ECB,

    gezien de Europese economische najaarsprognose 2016 van de Commissie van 9 november 2016,

    gezien de mededeling van de Commissie van 13 januari 2015 getiteld „Optimaal benutten van de flexibiliteit binnen de bestaande regels van het stabiliteits- en groeipact” (COM(2015)0012),

    gezien de mededeling van de Commissie van 16 november 2016 over de jaarlijkse groeianalyse 2017 (COM(2016)0725),

    gezien de mededeling van de Commissie van 16 november 2016 met een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone (COM(2016)0726),

    gezien de mededeling van de Commissie van 16 november 2016 getiteld „Naar een positieve begrotingskoers voor de eurozone” (COM(2016)0727),

    gezien het verslag van de Commissie van 16 november 2016 over het waarschuwingsmechanismeverslag 2017 (COM(2016)0728),

    gezien het debat met de nationale parlementen in het kader van de Europese parlementaire week 2017,

    gezien het verslag over de voltooiing van de economische en monetaire unie („verslag van de vijf voorzitters”),

    gezien de mededeling van de Commissie van 21 oktober 2015 getiteld „Stappen naar de voltooiing van de economische en monetaire unie” (COM(2015)0600),

    gezien zijn resolutie van 24 juni 2015 over de evaluatie van het kader voor economische governance: balans en uitdagingen (9),

    gezien het jaarverslag 2015 van de European Restructuring Monitor van Eurofound,

    gezien de verklaring van de leiders van de G20 tijdens de top van Hangzhou van 4-5 september 2016,

    gezien de verklaring van de president van de ECB tijdens de 34e bijeenkomst van het internationaal monetair en financieel comité van 7 oktober 2016,

    gezien het akkoord dat op 12 december 2015 tijdens de COP21-klimaatconferentie in Parijs is bereikt,

    gezien de resolutie van het Comité van de Regio's van 12 oktober 2016 over het Europees semester 2016 en met het oog op de jaarlijkse groeianalyse 2017,

    gezien het jaarverslag inzake Europese kmo's 2015/2016,

    gezien het verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad van 26 augustus 2016 over de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2011/7/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 betreffende bestrijding van betalingsachterstand in handelstransacties (COM(2016)0534),

    gezien artikel 52 van zijn Reglement,

    gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken en de adviezen van de Begrotingscommissie, de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid en de Commissie regionale ontwikkeling (A8-0039/2017),

    A.

    overwegende dat de Europese economie zich langzaam herstelt en bescheiden groeit, waarbij er overigens wel verschillen zijn van lidstaat tot lidstaat;

    B.

    overwegende dat het bbp in 2016 in reële termen in de EU volgens de Commissie naar verwachting met 1,8 % zal groeien, en in de eurozone met 1,7 %, en dat dit in 2017 1,6 %, respectievelijk 1,7 % zal zijn, en dat de staatsschuld in 2016 in de EU naar verwachting op 86,0 % zal uitkomen, en in de eurozone op 91,6 %; overwegende dat het tekort in de eurozone in 2016 1,7 % van het bbp zal bedragen, en 1,5 % in 2017 en 2018;

    C.

    overwegende dat consumentenuitgaven momenteel de belangrijkste aanjager zijn van groei en dat dit in 2017 naar verwachting zo zal blijven; overwegende dat Europa echter nog altijd een aanzienlijke investeringsachterstand heeft, met investeringen die aanzienlijk lager liggen dan vóór de crisis;

    D.

    overwegende dat de arbeidsparticipatie in de EU toeneemt, zij het niet overal evenveel en tegen een te laag tempo, waardoor de werkloosheid in de eurozone in 2016 naar 10,1 % daalt, en dat dit onvoldoende is om de jeugdwerkloosheid en de langdurige werkloosheid te verminderen;

    E.

    overwegende dat dit herstel op de arbeidsmarkten en bij de groei ongelijk over de lidstaten verdeeld is en fragiel blijft, en overwegende dat opwaartse convergentie in de EU moet worden bevorderd;

    F.

    overwegende dat de groei in belangrijke mate toe te schrijven is aan onconventioneel monetair beleid, dat niet altijd in stand kan worden gehouden; overwegende dat dit pleit voor een driesporenaanpak van groeibevorderende investeringen, duurzame structurele hervormingen en op verantwoorde wijze beheerde overheidsfinanciën, middels een consistente implementatie van het pact voor stabiliteit en groei in alle lidstaten, met volledige eerbiediging van de bestaande flexibiliteitsclausules;

    G.

    overwegende dat sommige lidstaten nog altijd een zeer hoge particuliere en staatsschuld hebben, boven het plafond van 60 % van het bbp zoals opgenomen in het pact voor stabiliteit en groei;

    H.

    overwegende dat uit de beoordeling — door de Commissie — van de ontwerpbegrotingen voor 2017 van de lidstaten van de eurozone blijkt dat geen enkele ontwerpbegroting op significante wijze niet aan de vereisten van het pact voor stabiliteit en groei voldoet, maar dat een aantal van die ontwerpbegrotingen wat de geplande aanpassingen aan de overheidsfinanciën betreft wel in geringe mate tekortschiet, of dreigt te gaan schieten, wat de inachtneming van de vereisten van het pact aangaat;

    I.

    overwegende dat uit de beoordeling door de Commissie van de ontwerpbegrotingen van de lidstaten van de eurozone voor 2017 blijkt dat slechts negen lidstaten voldoen aan de vereisten van het stabiliteits- en groeipact;

    J.

    overwegende dat de duurzaamheid van de overheidsfinanciën van de EU-lidstaten op de lange termijn een punt van zorg is voor een eerlijke verdeling van de lasten tussen de generaties;

    K.

    overwegende dat de omvang van de staatsschuld kan worden beïnvloed door zowel impliciete, als voorwaardelijke verplichtingen;

    L.

    overwegende dat sommige lidstaten een zeer hoog overschot op de lopende rekening hebben en dat de Europese macro-onevenwichtigheden nog steeds zeer groot zijn;

    M.

    overwegende dat de EU verlangt dat er flinke aanvullende particuliere en publieke investeringen worden gedaan, met name in onderwijs, onderzoek, ICT en innovatie, alsook in nieuwe banen en bedrijven, teneinde haar groeipotentieel te benutten en de bestaande investeringskloof te dichten, omdat er nu minder wordt geïnvesteerd dan vóór de crisis; overwegende dat hiervoor in het bijzonder behoefte is aan een beter regelgevingsklimaat;

    N.

    overwegende dat het grote aantal oninbare leningen een groot probleem blijft in een aantal lidstaten; overwegende dat de kredietgroei geleidelijk herstelt, maar zich nog altijd onder het niveau van vóór de crisis bevindt;

    O.

    overwegende dat om het tekortschietende mondiale concurrentievermogen van de EU te verbeteren en de economische groei in de Unie aan te zwengelen een betere implementatie van de nieuwe beleidsmix, intelligente structurele hervormingen in de lidstaten en de voltooiing van de interne markt nodig zijn;

    P.

    overwegende dat economieën met strengere faillissementsregeling de groeipotentie van de toegevoegde waarde en de werkgelegenheid onbenut laten, hetgeen ertoe noopt dat alle lidstaten het tweede-kansbeginsel van de Small Business Act volledig ten uitvoer leggen;

    Q.

    overwegende dat het Europese concurrentievermogen ook sterk afhangt van niet-prijsgerelateerde aspecten in verband met innovatie, technologie en organisatiecapaciteiten, en niet uitsluitend van prijzen, kosten en lonen;

    R.

    overwegende dat de richtlijn 2011/7/EU betreffende betalingsachterstand is ontworpen om bedrijven te helpen die door achterstallige betalingen van particuliere en openbare ondernemingen te maken krijgen met hoge kosten of zelfs een faillissement; overwegende dat uit de externe ex-postevaluatie is gebleken dat overheidsinstanties in meer dan de helft van de lidstaten nog niet voldoen aan de wettelijke betalingstermijn van dertig dagen; overwegende dat in het verslag is vastgesteld dat de lidstaten die onderworpen zijn aan aanpassingsprogramma's moeite hebben om de richtlijn toe te passen wanneer de stipte betaling van de huidige facturen moet worden afgewogen tegen de aflossing van opgestapelde schuld;

    1.

    verwelkomt de jaarlijkse groeianalyse 2017 van de Commissie en het feit dat daarin de strategie van een doeltreffend driesporenbeleid van publieke en particuliere investeringen, sociaal evenwichtige structurele hervormingen en gezonde overheidsfinanciën wordt herbevestigd, en dringt aan op een betere tenuitvoerlegging van deze beleidsmix; deelt de zienswijze dat groei en banen, ter ondersteuning van het economisch herstel, staan of vallen met snellere vooruitgang bij de goedkeuring van hervormingen, overeenkomstig de landenspecifieke aanbevelingen; betreurt derhalve het zeer lage uitvoeringspercentage van de landenspecifieke aanbevelingen, dat afnam van 11 % in 2012 tot slechts 4 % in 2015; benadrukt dat de lidstaten meer inspanningen moeten leveren om hervormingen door te voeren indien ze weer groei willen realiseren en banen willen creëren; ondersteunt het dat de Commissie het stimuleren van werkgelegenheid, groei en investeringen voor de Unie als haar hoogste prioriteit ziet;

    2.

    stelt vast dat op dit moment vooral vertrouwd wordt op het monetair beleid van de Europese Centrale Bank, en geeft aan dat monetair beleid alléén — wanneer het niet wordt aangevuld met investeringen en duurzame structurele hervormingen — niet volstaat om groei tot stand te brengen;

    3.

    is het met de Commissie eens dat de eurozone steeds meer op de binnenlandse vraag zou moeten steunen; is van mening dat een sterkere binnenlandse vraag beter zou zijn voor de duurzame groei in de eurozone;

    4.

    neemt er kennis van dat de economie ook in 2016 bescheiden is gegroeid, en dat deze groei groter is dan vóór de crisis, maar dat deze bescheiden groei niet los kan worden gezien van het buitengewone monetaire beleid dat is gevoerd, én nog altijd zwak is en ongelijk verdeeld over de lidstaten; stelt bezorgd vast dat de groei van het bbp en de productiviteit achterblijft bij het volledige potentieel en er derhalve geen ruimte is voor zelfgenoegzaamheid, en dat dit bescheiden herstel betekent dat we onze inspanningen onverminderd moeten voortzetten, teneinde middels meer groei en banen voor grotere veerkracht te zorgen;

    5.

    merkt op dat het referendum in het Verenigd Koninkrijk onzekerheden heeft gecreëerd voor de Europese economie en de financiële markten; merkt op dat de uitkomst van de recente presidentsverkiezingen in de Verenigde Staten tot politieke onzekerheid heeft geleid die naar verwachting gevolgen voor de Europese economie zal hebben, niet in de laatste plaats voor de internationale handelsbetrekkingen;

    6.

    wijst met bezorgdheid op het verzet tegen de globalisering en de toename van het protectionisme;

    7.

    stelt vast dat de werkloosheid gemiddeld weliswaar geleidelijk daalt en de economische activiteit toeneemt, maar dat de structurele problemen in veel lidstaten nog niet zijn aangepakt; stelt vast dat de langdurige en de jeugdwerkloosheid hoog blijven; beklemtoont dat deze structurele problemen in de betrokken lidstaten alleen kunnen worden aangepakt middels inclusieve arbeidsmarkthervormingen, mét volledige inachtneming van de sociale dialoog;

    8.

    benadrukt dat de investeringen in de EU en in de eurozone zich nog ver onder het niveau van vóór de crisis bevinden; onderstreept dat de investeringskloof door publieke en particuliere investeringen moet worden gedicht, en beklemtoont dat alleen gerichte investeringen zichtbare resultaten kunnen opleveren op de korte termijn en op de juiste schaal; is het met de Commissie eens dat de lage financieringskosten een ideale gelegenheid bieden om investeringen vervroegd uit te voeren, met name in infrastructuurvoorzieningen;

    Investeringen

    9.

    deelt de zienswijze van de Commissie dat toegang tot financiering en versterking van de interne markt essentieel zijn om ondernemingen in staat te stellen aan innovatie te doen en te groeien; benadrukt dat nieuwe kapitaal- en liquiditeitsvereisten, ofschoon nodig om de bankensector veerkrachtiger te maken, het vermogen van banken om kredieten aan de reële economie te verstrekken, niet mogen ondermijnen; is van mening dat meer inspanningen moeten worden geleverd om de toegang van kmo's tot financiering te stimuleren; roept de Commissie derhalve op haar inspanningen ten aanzien van verbetering van het financieringsklimaat te intensiveren;

    10.

    benadrukt dat particuliere en publieke investeringen in menselijk kapitaal en infrastructuur van het allergrootste belang zijn; is van mening dat er grote behoefte bestaat aan de bevordering van investeringen in bijvoorbeeld onderwijs, innovatie, en onderzoek en ontwikkeling, factoren die cruciaal zijn voor een meer concurrerende Europese economie;

    11.

    is ingenomen met het voorstel van de Commissie om de looptijd van het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI) te verlengen en het bedrag ervan te verdubbelen; benadrukt dat de geografische en de sectorale dekking aanzienlijk moeten worden verbeterd om de doelstellingen van de verordening te verwezenlijken; beklemtoont dat het EFSI ook financiering moet aantrekken voor projecten met een grensoverschrijdende dimensie, en dat hierbij voor een evenwichtige verdeling over de hele Unie moet worden gezorgd; benadrukt het belang van betere coördinatie tussen de lidstaten, de Commissie en de Europese investeringsadvieshub;

    12.

    verzoekt de lidstaten en de Commissie om het gebruik van de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF) te bespoedigen en te maximaliseren, teneinde alle binnenlandse groeiaanjagers te benutten en opwaartse convergentie te bevorderen;

    13.

    stelt vast dat een geloofwaardig financieel systeem en geloofwaardige financiële instellingen van onmisbaar belang zijn voor het aantrekken van investeringen en het aanzwengelen van groei in de Europese economie; beklemtoont dat het huidige financiële systeem veiliger en stabieler is dan vóór de financiële crisis; geeft aan dat er desalniettemin nog grote onopgeloste problemen zijn, zoals de tijdens de financiële crisis opgehoopte voorraad oninbare leningen;

    14.

    onderstreept dat een volledig functionerende kapitaalmarktenunie voor kmo's op de lange termijn een alternatieve bron van financiering kan zijn, als aanvulling op de bankensector, en de financieringsbronnen voor de economie in het algemeen kan diversifiëren; roept de Commissie op haar werkzaamheden ten aanzien van de kapitaalmarktenunie te versnellen om tot een doeltreffender kapitaaltoewijzing in de EU te komen, de EU-kapitaalmarkten te verdiepen, te zorgen voor meer diversiteit voor investeerders, langetermijninvesteringen te stimuleren en de innovatieve financiële instrumenten van de EU ter ondersteuning van de toegang van kmo's tot de kapitaalmarkten volledig te benutten; benadrukt dat de voltooiing van de kapitaalmarktenunie de tot op heden behaalde resultaten niet mag ondermijnen, maar er juist op gericht moet zijn de belangen van de Europese burgers te dienen;

    15.

    benadrukt dat er meer financiering nodig is voor investeringen; roept op tot een goed functionerend financieel systeem waarin een grotere stabiliteit en bestaande grensoverschrijdende instellingen kunnen zorgen voor liquiditeit en marktmaking, voornamelijk voor kmo's; wijst er in dit verband verder op dat ook sterk groeiende bedrijven problemen hebben bij de toegang tot financiering; roept de Commissie op projecten te identificeren en ten uitvoer te leggen die marktgerichte investeringen ondersteunen en aantrekken voor die groep bedrijven; onderstreept dat hervormingen van de bankenstructuur het genereren van liquiditeit niet mogen belemmeren;

    16.

    dringt aan op een grondige, stapsgewijze voltooiing van de bankenunie en op de ontwikkeling van de kapitaalmarktenunie, gericht op het vergroten van de veerkracht van de banksector, waarmee wordt bijgedragen tot financiële stabiliteit en een stabiel klimaat voor investeringen en groei, en tot het vermijden van versnippering van de financiële markt in de eurozone; benadrukt in dit verband het aansprakelijkheidsbeginsel, en dat perverse prikkels („moreel risico”) moeten worden vermeden, met name om de burgers te beschermen; dringt aan op eerbiediging van de bestaande gemeenschappelijke regels;

    17.

    wijst erop dat publieke en particuliere investeringen cruciaal zijn om de overgang naar een koolstofarme en circulaire economie mogelijk te maken; herinnert aan de verplichtingen die de Europese Unie met name bij de Overeenkomst van Parijs is aangegaan om de inzet van schone technologieën, het opschalen van hernieuwbare energiebronnen en de energie-efficiëntie en de algemene verlaging van de broeikasgasemissies te financieren;

    18.

    onderstreept dat ondernemers alleen bereid zijn te investeren indien zij ervan overtuigd zijn dat het regelgevingsklimaat stabiel is en hen in staat stelt hun geld te laten renderen; is van oordeel dat voorspelbare regels, efficiënte en transparante overheidsadministraties, effectieve rechtssystemen, gelijke randvoorwaarden en minder bureaucratie essentieel zijn voor het aantrekken van investeringen; benadrukt dat 40 % van de landenspecifieke aanbevelingen voor 2016 betrekking heeft op obstakels voor investeringen die de lokale en regionale overheden kunnen helpen verwijderen; verzoekt de Commissie aan de hand van de enquête naar het EU-regelgevingskader voor financiële diensten de bureaucratie te reduceren, de regelgeving te vereenvoudigen en het financieringsklimaat te verbeteren;

    19.

    erkent het onbenutte potentieel voor productiviteitsgroei en investeringen dat kan worden benut wanneer de regels voor de interne markt volledig zouden worden gehandhaafd en de producten- en dienstenmarkten beter zouden zijn geïntegreerd; herinnert aan het belang van de landenspecifieke aanbevelingen voor het aanwijzen van belangrijke actieterreinen in de lidstaten;

    20.

    is het met de Commissie eens dat handel vaak meer voordelen oplevert dan in het maatschappelijk debat wordt onderkend, en onderstreept dat internationale handel voor veel banen in Europa kan zorgen en een cruciale bijdrage kan leveren aan groei; herhaalt dat meer dan 30 miljoen banen nu afhangen van exporten uit de EU; onderstreept dat internationale handelsovereenkomsten de Europese regelgevings-, sociale en milieunormen niet moeten ondermijnen, maar juist tot betere mondiale normen zouden moeten leiden;

    21.

    vindt het zorgwekkend dat het aandeel van de EU in de mondiale directe buitenlandse investeringen sinds de crisis aanzienlijk is afgenomen; verzoekt de Commissie en de lidstaten meer inspanningen te leveren om het ondernemersklimaat voor investeringen te verbeteren, onder meer door de EU-internemarktwetgeving volledig ten uitvoer te leggen en te handhaven; is het ermee eens dat snellere vooruitgang bij de aanneming van duurzame structurele hervormingen, overeenkomstig de landenspecifieke aanbevelingen, nodig is om het concurrentievermogen van de EU te versterken, een gunstig ondernemersklimaat (vooral voor kmo's) en investeringen te bevorderen en om groei en banen te creëren, alsook om opwaartse convergentie tussen de lidstaten tot stand te brengen;

    22.

    hamert op het belang van het vrijwaren van het vermogen van financiële instellingen om langetermijninvesteringen te plegen, van de winstgevendheid van spaartegoeden met een laag risico en van pensioenproducten op de lange termijn, teneinde de duurzaamheid van de spaar- en pensioenregelingen van de Europese burgers niet in gevaar te brengen;

    23.

    benadrukt dat duurzame structurele hervormingen moeten worden aangevuld met langetermijninvesteringen in onderwijs, onderzoek, innovatie en menselijk kapitaal, in het bijzonder onderwijs en opleiding gericht op het aanleren van nieuwe vaardigheden en kennis; is van oordeel dat partnerschappen tussen beleidsmakers, wetgevers, onderzoekers, producenten en innoveerders ook als instrumenten voor het bevorderen van investeringen, het creëren van slimme en duurzame groei, en het aanvullen van investeringsprogramma's kunnen worden beschouwd;

    Structurele hervormingen

    24.

    deelt de opvatting dat duurzame structurele hervormingen van de markten voor producten en diensten, alsook van de markten voor inclusieve werkgelegenheid, gezondheidszorg, huisvesting en pensioenen onverminderd een prioriteit in de lidstaten vormen, teneinde het herstel daadwerkelijk te ondersteunen, de hoge werkloosheid aan te pakken, het concurrentievermogen en eerlijke concurrentie te bevorderen, het groeipotentieel te benutten, en de doeltreffendheid van de systemen voor onderzoek en innovatie naar een hoger plan te tillen, zonder dat dit ten koste gaat van werknemersrechten, consumentenbescherming of milieunormen;

    25.

    is van oordeel dat bewezen is goed-functionerende en productieve arbeidsmarkten die gecombineerd worden met een hoog niveau van sociale bescherming en dialoog zich sneller van economische recessies herstellen; vraagt de lidstaten de segmentatie van de arbeidsmarkten te reduceren, de arbeidsmarktparticipatie te vergroten en het vaardighedenniveau op te krikken, waaronder middels een sterkere gerichtheid op scholing en een leven lang leren, ter bevordering van de inzetbaarheid en de productiviteit; merkt op dat enkele lidstaten nog aanzienlijke hervormingen moeten doorvoeren om hun arbeidsmarkten veerkrachtiger en inclusiever te maken;

    26.

    benadrukt het belang van het op gang brengen of voortzetten van de implementatie van coherente en duurzame structurele hervormingen voor stabiliteit op de middellange en lange termijn; benadrukt dat de EU en haar lidstaten niet op algemene of arbeidskosten alleen kunnen concurreren, maar meer moeten investeren in onderzoek, innovatie en ontwikkeling, onderwijs en vaardigheden, en hulpbronnenefficiëntie op zowel nationaal, als Europees niveau;

    27.

    maakt zich zorgen over de gevolgen van demografische ontwikkelingen, zoals lage geboortecijfers, de vergrijzing en emigratie, voor de overheidsfinanciën en duurzame groei; wijst met name op de impact van de vergrijzing op de pensioen- en gezondheidszorgstelsels in de EU; wijst erop dat de effecten van deze ontwikkelingen als gevolg van verschillende demografische structuren niet in elke lidstaat hetzelfde zullen zijn, maar waarschuwt dat de nu reeds te voorziene financieringskosten van grote invloed zullen zijn op de overheidsfinanciën;

    28.

    brengt in herinnering dat het verwezenlijken en in stand houden van een hoge arbeidsparticipatie een belangrijke factor voor het waarborgen van duurzaamheid van de pensioenstelsels is; wijst er in dit verband ook op dat het belangrijk is de vaardigheden van migranten beter te gebruiken, teneinde ze aan te passen aan de behoeften van de arbeidsmarkt;

    29.

    merkt op dat lidstaten momenteel 5 tot 11 % van hun bbp aan gezondheidszorg uitgeven en dat dit percentage de komende decennia naar verwachting aanzienlijk zal stijgen ten gevolge van demografische veranderingen; dringt er met klem bij de Commissie op aan zich bij de financiering van kwalitatief hoogwaardige gezondheidszorg te concentreren op kostenefficiëntie en universele toegang, en dat door samenwerking en het uitwisselen van goede praktijken op EU-niveau, en door in de landenspecifieke aanbevelingen aandacht te besteden aan de duurzaamheid van kwalitatief hoogwaardige gezondheidszorgstelsels;

    30.

    verzoekt de Commissie regelmatig voor elke lidstaat evaluaties van de budgettaire houdbaarheid te publiceren, rekening houdend met alle landenspecifieke factoren, zoals demografische ontwikkelingen, en voorwaardelijke, impliciete en andere buitenbudgettaire verplichtingen, die van invloed zijn op de houdbaarheid van de overheidsfinanciën; acht het raadzaam deze verslagen deel te laten uitmaken van de jaarlijkse landenverslagen; stelt voor dat de Commissie een indicator ontwikkelt om het effect te onderzoeken van overheidsfinanciën en jaarbegrotingen op toekomstige generaties, rekening houdend met toekomstige aansprakelijkheid en impliciete budgettaire verplichtingen; beaamt dat de administratieve belasting van deze evaluaties beperkt moet worden gehouden;

    31.

    juicht het toe dat de jeugdwerkloosheid gemiddeld afneemt, hoewel deze nog steeds te hoog is; geeft aan dat er nog altijd grote verschillen zijn van lidstaat tot lidstaat, en dat dus door moet worden gegaan met de hervormingen, teneinde jongeren de toegang tot de arbeidsmarkt mogelijk te maken om een eerlijke verdeling tussen de generaties te waarborgen; benadrukt in dit verband het belang van de jongerengarantie, en dringt erop aan door te gaan met de EU-financiering van dit cruciale programma; is het eens met de Commissie dat de lidstaten meer maatregelen moeten treffen ter bestrijding van de jeugdwerkloosheid, in het bijzonder in vorm van het vergroten van de doeltreffendheid van de jongerengarantie;

    32.

    beklemtoont het belang van een verantwoorde en groeibevorderende loonontwikkeling, die een goede levensstandaard waarborgt, aansluit bij de productiviteit en rekening houdt met het concurrentievermogen, en van een doeltreffende sociale dialoog voor een goed werkende sociale markteconomie;

    33.

    merkt op dat belastingen ondersteunend moeten zijn voor investeringen en het creëren van banen; dringt aan op belastinghervormingen, teneinde de hoge belastingdruk op arbeid in Europa aan te pakken, de belastinginning te verbeteren, belastingontwijking en -ontduiking te bestrijden, en de belastingstelsels eenvoudiger, eerlijker en efficiënter te maken; benadrukt dat administratieve praktijken op belastinggebied beter gecoördineerd moeten worden; dringt aan op grotere transparantie tussen de lidstaten met betrekking tot de vennootschapsbelasting;

    Budgettaire verantwoordelijkheid en structuur van de overheidsfinanciën

    34.

    constateert dat de Commissie budgettaire houdbaarheid onverminderd als een prioriteit blijft zien, en dat er sinds het hoogtepunt van de crisis aanzienlijk minder uitdagingen zijn en dit op korte termijn voor de eurozone in haar geheel wellicht geen belangrijke risicobron meer is;

    35.

    stelt ook vast dat de Commissie van oordeel is dat er nog wel degelijk uitdagingen bestaan, en dat sommige daarvan op het verleden — de crisis — terug te voeren zijn en dat andere met structurele tekortkomingen te maken hebben, en dat deze moeten worden aangepakt om risico's op de lange termijn te vermijden;

    36.

    onderstreept dat alle lidstaten zich aan het pact voor stabiliteit en groei moeten houden, met volledige inachtneming van de daarin opgenomen flexibiliteitsclausules; wijst in dit verband ook op het belang van Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur, en vraagt de Commissie met klem een verslag te presenteren over haar ervaringen met de implementatie daarvan, als uitgangspunt voor de noodzakelijke stappen — overeenkomstig het VEU en het VWEU — om de inhoud van dit verdrag in het rechtskader van de EU op te nemen;

    37.

    wijst erop dat, hoewel zes lidstaten onder de buitensporigetekortprocedure blijven vallen, het niveau van de gemiddelde overheidstekorten, dat in 2016 naar verwachting minder dan 2 % zal bedragen en de komende jaren naar verwachting zal blijven dalen, is gedaald, en dat slechts twee lidstaten naar verwachting in 2017 onder de buitensporigetekortprocedure zullen vallen; stelt vast dat de grote stijging van de schuld in het recente verleden mede het resultaat was van de herkapitalisatie van banken en de lage groei; onderstreept dat wanneer de rente weer gaat stijgen het moeilijker zou kunnen worden de overheidsfinanciën weer op orde te brengen;

    38.

    onderstreept de rol van de Commissie als hoedster van de Verdragen; benadrukt dat er behoefte is aan een objectieve en transparante evaluatie van de toepassing en handhaving van gemeenschappelijk overeengekomen wetgeving;

    39.

    hamert erop dat alle lidstaten gelijk moeten worden behandeld; merkt op dat alleen begrotingsbeleid dat de Uniale wetgeving in acht neemt en naleeft, geloofwaardigheid en vertrouwen tussen de lidstaten creëert, en als hoeksteen kan fungeren voor de voltooiing van de EMU en vertrouwen van de financiële markten;

    40.

    verzoekt de Commissie en de Raad om zo specifiek mogelijk te zijn bij de behandeling van begrotingsaanbevelingen in het kader van het preventieve en corrigerende gedeelte van het stabiliteits- en groeipact, om de transparantie en de uitvoerbaarheid van de aanbevelingen te verbeteren; benadrukt dat in de aanbevelingen in het kader van het preventieve gedeelte zowel de beoogde datum voor de landenspecifieke middellangetermijndoelstelling als de begrotingsaanpassing om deze te bereiken of te handhaven, moet worden opgenomen;

    41.

    is van oordeel dat macro-economische onevenwichtigheden binnen lidstaten middels toepassing van de procedure voor macro-economische onevenwichtigheden en inspanningen door alle lidstaten moeten worden aangepakt, op grond van relevante hervormingen en investeringen; benadrukt dat elke lidstaat in dit verband zijn eigen verantwoordelijkheid op zich moet nemen; merkt op dat grote overschotten op de lopende rekening de mogelijkheid van een grotere binnenlandse vraag inhouden; benadrukt dat een grote overheids- en particuliere schuld ons bijzonder kwetsbaar maakt, en dat een verantwoord begrotingsbeleid en meer groei nodig zijn om die schuld sneller te verminderen;

    42.

    merkt op dat uit de beoordeling van de ontwerpbegrotingen voor 2017 blijkt dat, hoewel de situatie van de overheidsfinanciën de afgelopen is verbeterd, bij acht lidstaten het gevaar bestaat dat zij zich niet aan de regels houden; is van oordeel dat de overeengekomen aanpassingen daadwerkelijk moeten worden doorgevoerd;

    43.

    juicht het toe dat de overheidstekorten en -schulden gemiddeld zijn afgenomen, maar onderkent dat de geaggregeerde cijfers verhullen dat er tussen de lidstaten sprake is van belangrijke verschillen; beklemtoont dat de geaggregeerde cijfers altijd in combinatie met individuele begrotingen moeten worden bekeken, en onderstreept dat het met het oog op eventuele rentestijgingen een 'must' is ervoor te zorgen dat de overheidsfinanciën gezond zijn; wijst op het belang van opwaarste convergentie, met name tussen de lidstaten van de eurozone;

    Begrotingskoers voor de eurozone

    44.

    merkt op dat volgens de economische najaarsverwachting van 2016 van de Commissie de begrotingskoers in de eurozone in 2015 van restrictief naar neutraal is opgeschoven, en gedurende de periode van de raming naar verwachting gematigd expansief zal zijn; neemt daarnaast kennis van de overweging van de Commissie dat volledige naleving van de begrotingsvereisten in de landenspecifieke aanbevelingen van de Raad op geaggregeerd niveau zou leiden tot een matig restrictieve begrotingskoers voor de eurozone als geheel in 2017 en 2018, en van het feit dat de Commissie ondanks de economische en juridische situatie op dit moment aandringt op een positief expansieve begrotingskoers;

    45.

    beschouwt de mededeling van de Commissie over een positieve begrotingskoers een belangrijke ontwikkeling; juicht de intentie van de mededeling toe om een bijdrage te leveren tot een betere coördinatie van het economisch beleid in de eurozone en de wijzen op de mogelijkheden om een begrotingsstimulans te geven in die lidstaten die hiervoor over ruimte beschikken; onderstreept dat budgettaire vereisten stoelen op gemeenschappelijk overeengekomen begrotingsregels; herinnert eraan dat de lidstaten zich ongeacht geaggregeerde aanbevelingen aan het pact voor stabiliteit en groei moeten houden; merkt op dat er meningsverschillen bestaan ten aanzien van het potentieel voor en het niveau van een doelstelling voor een geaggregeerde begrotingskoers; juicht de lopende werkzaamheden op dit vlak van de onafhankelijke European Fiscal Board toe;

    46.

    is van oordeel dat het verbeteren van de structuur van de overheidsbegrotingen essentieel is om te waarborgen dat de Europese regels inzake de overheidsfinanciën in acht worden genomen en om financiering vrij te maken voor absoluut noodzakelijke uitgaven, het opbouwen van reserves voor onvoorziene behoeften en groeibevorderende investeringen en, tot slot, het financieren van minder essentiële uitgaven, alsook om bij te dragen aan een efficiënter en verantwoord gebruik van publieke middelen; brengt in herinnering dat de samenstelling van de nationale begrotingen op nationaal niveau wordt vastgesteld, rekening houdend met de landenspecifieke aanbevelingen;

    47.

    merkt op dat het debat over een slimme toewijzing van overheidsuitgaven en beleidsprioriteiten regelmatig plaatsvindt met betrekking tot de EU-begroting, en dat een dergelijke kritische beoordeling ook onontbeerlijk is voor nationale begrotingen, om de kwaliteit van overheidsbegrotingen op de middellange en lange termijn te verbeteren en lineaire bezuinigingen op de begroting te vermijden;

    48.

    verwelkomt de lopende toetsing van de overheidsuitgaven, en spoort de lidstaten aan de kwaliteit en samenstelling van hun begrotingen kritisch tegen het licht te houden; steunt de inspanningen gericht op het verbeteren van de kwaliteit en de doeltreffendheid van de overheidsuitgaven, waaronder door middelen niet voor niet-productieve uitgaven uit te geven, maar voor groeibevorderende investeringen;

    49.

    is van mening dat de EU-begroting de druk op de nationale begrotingen kan helpen verlichten, door eigen middelen te innen in plaats van in hoge mate afhankelijk te zijn van nationale bijdragen;

    50.

    is verheugd over de thematische besprekingen die worden gevoerd en de door de Eurogroep aangenomen beste praktijken, zoals met betrekking tot beoordelingen van uitgaven, in de semestercyclus 2016; vraagt de Commissie en de Eurogroep de besprekingen in kwestie nog effectiever en transparanter te maken;

    51.

    vraagt de Commissie en de Raad landenspecifieke aanbevelingen uit te werken die het mogelijk maken vooruitgang te kwantificeren, en dat met name voor gevallen waarin de beleidsaanbeveling herhaaldelijk gericht is op hetzelfde beleidsterrein en/of waar de uitvoering door de aard van de hervorming langer duurt dan een semestercyclus;

    Coördinatie van nationale beleidsmaatregelen en democratische verantwoording

    52.

    onderstreept dat het belangrijk is dat de nationale parlementen debatteren over de landenverslagen, de landenspecifieke aanbevelingen, de nationale hervormingsprogramma's en de stabiliteitsprogramma's, en deze in sterkere mate omzetten dan tot nu toe het geval is;

    53.

    is van mening dat voor een betere uitvoering van de landenspecifieke aanbevelingen duidelijk omschreven prioriteiten op Europees niveau en een echt publiek debat op nationaal, regionaal en lokaal niveau nodig zijn, wat zal leiden tot meer ownership; vraagt de lidstaten de plaatselijke en regionale autoriteiten hierbij gezien de impact en de uitdagingen die bij hen ook op het subnationale niveau spelen stelselmatig te betrekken, teneinde de implementatie van de landenspecififke aanbevelingen te verbeteren;

    54.

    vraagt de Commissie onderhandelingen te beginnen over een interinstitutioneel akkoord inzake economisch bestuur; benadrukt dat dit interinstitutioneel akkoord ervoor moet zorgen dat de structuur van het Europees semester, binnen het kader van de Verdragen, zinvol en regelmatig parlementair toezicht op het proces mogelijk maakt, in het bijzonder wat de prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse en de aanbevelingen voor de eurozone betreft;

    Sectorale bijdragen aan de jaarlijkse groeianalyse 2017

    Begroting

    55.

    is van mening dat de EU-begroting toegevoegde waarde kan bieden voor investeringen en structurele hervormingen in lidstaten, indien er gezorgd wordt voor betere synergie tussen de bestaande instrumenten en een verband met de begrotingen van de lidstaten; is van mening dat de jaarlijkse groeianalyse, als een belangrijk beleidsdocument dat basisinhoud biedt voor nationale hervormingsprogramma's, landspecifieke aanbevelingen en implementatieplannen, daarom als leidraad moet dienen voor de lidstaten en met betrekking tot de voorbereiding van de nationale begrotingen, om gemeenschappelijke oplossingen te introduceren die zichtbaar zijn in de nationale begrotingen en gekoppeld zijn aan de EU-begroting;

    56.

    herinnert eraan dat het verbeteren van de systemen voor de inning van btw en douanerechten een topprioriteit voor alle lidstaten moet zijn; is ingenomen met het voorstel van de Commissie voor de invoering van een Europese zwarte lijst van belastingparadijzen, die moet worden gehandhaafd door strafrechtelijke sancties teneinde multinationals die belastingen ontduiken, aan te pakken;

    Milieu, volksgezondheid en voedselveiligheid

    57.

    wijst erop dat om een beter en efficiënter gebruik van hulpbronnen te stimuleren, de afhankelijkheid van buitenlandse energie te verminderen en duurzame productie in te voeren op basis van betere productontwerpvereisten en duurzamere consumptiepatronen, ondernemerschap en banencreatie moeten worden bevorderd, de internationale streefcijfers en de milieudoelstellingen van de EU effectief ten uitvoer moeten worden gelegd en de inkomstenbronnen moeten worden gediversifieerd, in een context van verantwoord begrotingsbeleid en economisch concurrentievermogen; is van oordeel dat het Europees semester eveneens verslaglegging over energie-efficiëntie en interconnectiviteit moet omvatten aan de hand van op EU-niveau vastgelegde streefcijfers;

    o

    o o

    58.

    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen van de lidstaten, de nationale parlementen en de Europese Centrale Bank.

    (1)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 12.

    (2)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 41.

    (3)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 8.

    (4)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 33.

    (5)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

    (6)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 1.

    (7)  PB L 140 van 27.5.2013, blz. 11.

    (8)  PB L 140 van 27.5.2013, blz. 1.

    (9)  PB C 407 van 4.11.2016, blz. 86.


    Top