Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52017IP0021

    Resolutie van het Europees Parlement van 14 februari 2017 inzake controle van het register en de samenstelling van de deskundigengroepen van de Commissie (2015/2319(INI))

    PB C 252 van 18.7.2018, p. 52–55 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    18.7.2018   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 252/52


    P8_TA(2017)0021

    Controle van het register en de samenstelling van de deskundigengroepen van de Commissie

    Resolutie van het Europees Parlement van 14 februari 2017 inzake controle van het register en de samenstelling van de deskundigengroepen van de Commissie (2015/2319(INI))

    (2018/C 252/06)

    Het Europees Parlement,

    gezien het besluit van de Commissie van 30 mei 2016 tot vaststelling van horizontale regels voor de oprichting en het functioneren van haar deskundigengroepen (C(2016)3301),

    gezien de mededeling van de Commissie — Kaderregeling voor deskundigengroepen van de Commissie: horizontale regels en openbaar register, (C(2016)3300),

    gezien het Kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Europese Commissie (1),

    gezien zijn besluit van donderdag 28 april 2016 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2014, afdeling III — Commissie en uitvoerende agentschappen (2),

    gezien artikel 52 van zijn Reglement,

    gezien het verslag van de Commissie ontwikkelingssamenwerking en de adviezen van de Commissie buitenlandse zaken en de Begrotingscommissie (A8-0002/2017),

    A.

    overwegende dat het zijn bezwaren kenbaar heeft gemaakt over het functioneren van de eerdere kaderregeling voor deskundigengroepen van de Commissie van november 2010 (3), die werd ingevoerd om belangrijke functionele innovaties aan te brengen ter versterking van de transparantie en coördinatie in de interinstitutionele werkzaamheden;

    B.

    overwegende dat de Begrotingscommissie in 2011 en 2014 begrotingsreserves aanhield wegens het gebrek aan transparantie en de onevenwichtige samenstelling van tal van deskundigengroepen, wijzend op de noodzaak van een juist evenwicht in de samenstelling van deskundigengroepen tussen expertise enerzijds en vertegenwoordigde standpunten anderzijds, en eisen stellend — waaraan nog steeds geen gevolg is gegeven — tot hervorming van een en ander;

    C.

    overwegende dat in een recente studie die in opdracht van de Begrotingscommissie is uitgevoerd een grootschalig gebrek aan transparantie aan het licht is gekomen, alsmede een onevenwichtige samenstelling van een aantal deskundigengroepen (4);

    D.

    overwegende dat een evenwichtige samenstelling en transparantie cruciale voorwaarden zijn om te waarborgen dat de deskundigheid in afdoende mate aansluit bij de behoefte aan regelgevende maatregelen en om de legitimiteit van deze deskundigheid en regelgevende maatregelen tegenover de Europese burgers te verzekeren;

    E.

    overwegende dat de Europese Ombudsman in haar strategisch onderzoek (5) een aanbeveling heeft gedaan omtrent de samenstelling van deskundigengroepen van de Commissie, waarbij zij vooral het accent legde op de noodzaak van meer transparantie rond de deskundigengroepen;

    F.

    overwegende dat de Commissie overleg heeft gepleegd met vertegenwoordigers van het Parlement en de Europese Ombudsman alvorens het besluit vast te stellen;

    G.

    overwegende dat de Commissie het Parlement een werkdocument van haar diensten heeft overhandigd waarin op de aanbevelingen in een werkdocument van de rapporteur voor de Commissie begrotingscontrole wordt ingegaan;

    H.

    overwegende dat dit helaas niet wegneemt dat het werkdocument van de diensten van de Commissie evenmin als het besluit van de Commissie oplossingen biedt op alle door het Parlement aangestipte punten;

    1.

    verwelkomt het besluit van de Commissie van 30 mei 2016 tot vaststelling van horizontale regels voor de oprichting en het functioneren van haar deskundigengroepen, maar noemt het spijtig dat de Commissie geen volledige openbare raadpleging heeft georganiseerd, ofschoon vele niet-gouvernementele organisaties hier belang in stellen; herhaalt hoezeer het van belang is dat het maatschappelijk middenveld en de sociale partners in enige vorm worden betrokken bij cruciale aspecten als transparantie en functioneren van de Europese instellingen;

    2.

    geeft te kennen dat met de nieuwe horizontale regels aan veel van zijn eerdere bezwaren tegemoet is gekomen, in het bijzonder waar het ging om openbare sollicitatieoproepen voor de selectie van leden van deskundigengroepen en om herziening van het Register van deskundigengroepen en het aanbrengen van synergie tussen dat Register, het Transparantieregister van de Commissie en het Parlement, en om de nodige regels ter vermijding van belangenconflicten, met name ten aanzien van deskundigen die in hun persoonlijke hoedanigheid worden benoemd;

    3.

    stelt vast dat transparantie en coördinatie van interinstitutionele activiteiten van het grootste belang zijn en bijdragen tot een passend evenwicht wat betreft de deskundigheid en de standpunten die in de deskundigengroepen vertegenwoordigd zijn, waardoor de werkzaamheden van deze groepen aan kwaliteit toenemen; acht het dan ook een goede zaak dat de selectieprocedure nu openbaar is; wijst er in dit verband op dat de praktische ervaring en de kwalificaties van de deskundigen zichtbaar moeten zijn; is van mening dat de hele selectieprocedure een hoge mate van transparantie dient te waarborgen en aan duidelijkere en beknoptere criteria zou moeten zijn gebonden, met bijzondere nadruk op de praktische ervaring van de kandidaten, naast hun academische kwalificaties, alsmede op mogelijke belangenconflicten van deskundigen;

    4.

    acht het een goede zaak dat er reeds een link is aangebracht tussen het Register van deskundigengroepen van de Commissie en het Transparantieregister, waardoor meer transparantie wordt gewaarborgd;

    5.

    betreurt het dat het streven om een openbare raadpleging over de vaststelling van de nieuwe regels te houden niet geslaagd is; verzoekt de Commissie om transparant op te treden en verantwoording af te leggen aan de burgers van de EU;

    6.

    herinnert eraan dat ontbreken van transparantie een ongunstig effect heeft op het vertrouwen dat de Europese burger in de EU-instellingen heeft; doeltreffende hervorming van het systeem van deskundigengroepen van de Commissie, volgens duidelijke beginselen van transparantie en evenwichtige samenstelling, zal verbetering brengen in de verkrijgbaarheid en betrouwbaarheid van gegevens, wat op zijn beurt het vertrouwen van de mensen in de EU zal vergroten;

    7.

    benadrukt dat de nieuwe regels strikt moeten gelden voor alle deskundigengroepen, ongeacht hun benaming (zoals speciale groepen of groepen op hoog niveau of andere „buitengewone” groepen, en formele of informele groepen), die niet uitsluitend zijn samengesteld uit vertegenwoordigers van de lidstaten of vallen onder het besluit van de Commissie 98/500/EG van 20 mei 1998 betreffende de oprichting van Comités voor de sectorale dialoog tussen de sociale partners op Europees niveau; herhaalt dat de nieuwe regels moeten zorgen voor een evenwichtige vertegenwoordiging dankzij deelname van vertegenwoordigers van alle belanghebbende partijen;

    8.

    is van mening dat de Commissie vooruitgang zou moeten boeken wat een evenwichtigere samenstelling van deskundigengroepen betreft; vindt het echter jammer dat er nog geen uitdrukkelijk onderscheid wordt gemaakt tussen economische en niet-economische belangenvertegenwoordigers, waardoor een optimum aan transparantie en evenwicht zou worden bereikt; wijst er in dit verband op dat de Commissie in haar openbare oproep duidelijk zou moeten vermelden wat zij bedoelt met een evenwichtige samenstelling en welke belangen zij vertegenwoordigd wil zien als er deskundigengroepen worden opgericht; acht het dan ook van belang om het Parlement en het Economisch en Sociaal Comité bij een en ander te betrekken, zodat er een evenwichtigere definitie van dit onderscheid tot stand komt;

    9.

    vraagt de Commissie om steeds wanneer zij een nieuwe deskundigengroep opricht of de samenstelling van een bestaande wijzigt, in de sollicitatieoproep duidelijk te vermelden wat zij bedoelt met evenwichtige samenstelling en welke belangen zij vertegenwoordigd wil zien en waarom, en ook om, zodra de deskundigengroep eenmaal is opgericht, eventuele afwijkingen van de oorspronkelijk als evenwichtig bedoelde samenstelling te motiveren;

    10.

    wijst er in dit verband en met betrekking tot par. 34-45 van bovengenoemd advies van de Ombudsman op dat, hoewel de Commissie haar concept van „evenwicht” nog niet formeel heeft omschreven, dit niet moet worden beschouwd als de uitkomst van een wiskundige berekening, maar als het resultaat van inspanningen om te waarborgen dat de leden van een deskundigengroep beschikken over de technische expertise en verscheidenheid aan gezichtspunten die nodig zijn om het mandaat van de betreffende deskundigengroep uit te oefenen; is van mening dat het begrip evenwicht daarom moet worden opgevat als zijnde verbonden aan de specifieke opdracht van elke afzonderlijke deskundigengroep; is van mening dat de criteria om te beoordelen of een deskundigengroep evenwichtig is samengesteld ook betrekking moeten hebben op de taken van de groep, de vereiste technische expertise, de desbetreffende belanghebbenden, de organisatie van de groep van belanghebbenden en de juiste verhouding tussen economische en niet-economische belangen;

    11.

    vraagt de Commissie om terstond na te gaan of er een nieuwe klachtenregeling nodig is voor het geval dat de definitie van evenwichtige samenstelling door belanghebbende partijen wordt betwist dan wel of de huidige regelingen volstaan, en verlangt dat het Parlement bij dit controlemechanisme wordt betrokken;

    12.

    herinnert eraan dat de Commissie in het verleden niet altijd voldoende deskundigen heeft weten te vinden namens kmo, consumenten, vakbonden of andere organisaties van algemeen belang, en dat de reden hiervan vaak de kosten zijn van bijvoorbeeld opnemen van verlof of, in het geval van een kmo, vervanging voor de tijd gemoeid met zitting in een deskundigengroep, hierna aangeduid als ‘alternatieve kosten’;

    13.

    verlangt daarom dat de Commissie manieren zoekt om de deelname van ondervertegenwoordigde organisaties of sociale groeperingen aan deskundigengroepen te bevorderen en te stimuleren, onder meer door haar voorzieningen voor vergoeding van onkosten nog eens op doelmatigheid en redelijkheid te toetsen, en daarbij te bezien of uitgaven aan dergelijke ‘alternatieve kosten’’ ook kunnen worden gedekt, met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel;

    14.

    vraagt de Commissie om de ontwikkeling van een subsidiestelsel te beproeven dat ondervertegenwoordigde groepen moet ondersteunen bij het verwerven van de expertise die nodig is om ten volle aan een deskundigengroep te kunnen deelnemen;

    15.

    vraagt de Commissie voor Europese non-gouvernementele organisaties de mogelijkheid te scheppen om zich in deskundigengroepen te doen vertegenwoordigen door vertegenwoordigers van hun nationale aangesloten organisaties, voorzover zij beschikken over een duidelijk mandaat van de Europese organisaties;

    16.

    vraagt de Commissie erop toe te zien dat als er ondanks specifieke regelingen nog steeds niet voldoende deskundigen gevonden kunnen worden die alle betrokken belangen vertegenwoordigen, de betrokken deskundigengroep alle aangewezen maatregelen neemt om te verzekeren dat het eindrapport van de deskundigengroep daadwerkelijk alle betrokken belangen op een evenwichtige manier vertegenwoordigt;

    17.

    herinnert eraan dat zowel het Parlement als de Europese Ombudsman de Commissie hebben aangeraden de agenda's, onderliggende documenten, notulen en besprekingen binnen een deskundigengroep openbaar te maken tenzij een gekwalificeerde meerderheid van de leden beslist dat een bepaalde vergadering of deel daarvan geheim moet blijven, en betreurt dat de Commissie vasthoudt aan een systeem waarin vergaderingen geheim blijven tenzij een eenvoudige meerderheid van de leden van een groep beslist dat de besprekingen openbaar moeten worden gemaakt;

    18.

    benadrukt dat gebruikers toegang moet krijgen tot een reeks documenten (agenda's, referentiedocumenten, verschillende verslagen), zodat de belanghebbenden het debat op doeltreffende wijze kunnen volgen; is verder van mening dat de website van het Register van deskundigengroepen — zij het als zodanig dan wel via hyperlinks naar andere websites — een van de instrumenten of mechanismen zou moeten vormen die worden ingezet om voortdurend geactualiseerde informatie over beleidsmatige ontwikkelingen te verkrijgen, en tegelijkertijd een grote mate van transparantie te waarborgen;

    19.

    vraagt de Commissie om in een specifieke, in overleg met belanghebbenden, waaronder het Parlement, uit te brengen aanwijzing uit te leggen hoe zij de bepaling interpreteert dat de notulen van de deskundigengroepen zinnig en volledig moeten zijn, temeer nu de vergaderingen niet openbaar zijn, en dringt er op aan dat de Commissie op dit punt voor maximale transparantie zorgt, met openbaarmaking van de agenda, onderliggende documenten, stemmingsuitslagen en gedetailleerde notulen inclusief de minderheidsstandpunten, conform de aanbeveling van de Europese Ombudsman;

    20.

    herinnert eraan dat behalve degenen die in hun persoonlijke hoedanigheid worden benoemd, ook deskundigen van universiteiten, onderzoeksinstituten, advocatenkantoren, Europese en andere denktanks, en adviesbureaus in een belangenconflict kunnen raken, en verlangt dat de Commissie nader aangeeft hoe zij belangenconflicten onder deze specifieke categorieën van deskundigen denkt te vermijden;

    21.

    vraagt de Commissie om — aan de hand van bestaande positieve voorbeelden — te zorgen voor een stelselmatige uitvoering van verbeterde horizontale regels door middel van een centraal toezicht op de uitvoering van die horizontale regels, en dit niet aan de afzonderlijke directoraten-generaal te delegeren;

    22.

    vraagt de Commissie om vooral voldoende middelen uit te trekken voor de werkzaamheden rond het Register, zodat dit goed wordt bijgehouden en gegevensexport in machinaal leesbaar formaat toelaat zonder feitelijke onjuistheden of omissies;

    23.

    merkt op dat de Commissie heeft toegezegd dat tegen eind 2016 het nieuwe kader voor deskundigengroepen in alle directoraten-generaal invulling zal hebben gekregen, en verlangt dat de Commissie het Parlement een uitvoerings- en evaluatieverslag voorlegt uiterlijk een jaar na afkomst van het besluit, d.w.z. voor 1 juni 2017; vraagt de Commissie of er in het kader van een gestructureerde dialoog met Parlement reeds binnen de komende zes maanden een eerste mondelinge presentatie van dat verslag kan worden uitgebracht;

    24.

    herinnert er verder aan dat de Commissie bij de voorbereiding en opstelling van gedelegeerde en uitvoeringshandelingen en het opstellen van strategische richtsnoeren moet waarborgen dat alle documenten, waaronder ook de ontwerphandelingen, gelijktijdig aan het Europees Parlement en de Raad en aan de deskundigen uit de lidstaten worden toegezonden, zoals is overeengekomen in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven;

    25.

    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie.

    (1)  PB L 304 van 20.11.2010, blz. 47.

    (2)  PB L 246 van 14.9.2016, blz. 27.

    (3)  C(2010)7649 van 10 november 2010.

    (4)  Samenstelling van de deskundigengroepen van de Commissie en de status van het register van deskundigengroepen; Beleidsondersteunende afdeling D — Begrotingszaken; 2015.

    (5)  OI/6/2014/NF.


    Top