Izberite preskusne funkcije, ki jih želite preveriti.

Dokument je izvleček s spletišča EUR-Lex.

Dokument 62018CN0161

    Zaak C-161/18: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunal Superior de Justicia de Castilla y León (Spanje) op 27 februari 2018 — Violeta Villar Láiz/Instituto Nacional de la Seguridad Social (INSS) en Tesorería General de la Seguridad Social (TGSS)

    PB C 190 van 4.6.2018, str. 7–7 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    4.6.2018   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 190/7


    Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunal Superior de Justicia de Castilla y León (Spanje) op 27 februari 2018 — Violeta Villar Láiz/Instituto Nacional de la Seguridad Social (INSS) en Tesorería General de la Seguridad Social (TGSS)

    (Zaak C-161/18)

    (2018/C 190/09)

    Procestaal: Spaans

    Verwijzende rechter

    Tribunal Superior de Justicia de Castilla y León

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: Violeta Villar Láiz

    Verwerende partijen: Instituto Nacional de la Seguridad Social (INSS) en Tesorería General de la Seguridad Social (TGSS)

    Prejudiciële vragen

    1)

    De Spaanse wettelijke regeling betreffende de berekening van het ouderdomspensioen bepaalt dat op het basisbedrag van dit pensioen, dat wordt berekend met inaanmerkingneming van de salarissen van de laatste jaren, een percentage wordt toegepast dat afhangt van het aantal premiejaren gedurende het gehele beroepsleven. Is een nationale wettelijke bepaling, zoals die welke is vastgesteld in artikel 247, onder a), en artikel 248, lid 3, van de [Ley General de la Seguridad Social] (Spaanse algemene socialezekerheidswet), op grond waarvan het aantal jaren dat in aanmerking kan worden genomen voor de toepassing van dat percentage wordt beperkt indien sprake is van tijdvakken van deeltijdse arbeid, in strijd met artikel 4, lid 1, van richtlijn 79/7/EEG van de Raad van 19 december 1978 betreffende de geleidelijke tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen op het gebied van sociale zekerheid (1)? Vereist artikel 4, lid 1, van richtlijn 79/7/EEG dat het aantal premiejaren dat in aanmerking wordt genomen voor de vaststelling van het percentage dat wordt toegepast voor de berekening van het ouderdomspensioen, op dezelfde wijze wordt vastgesteld voor voltijdse en deeltijdse tewerkgestelden?

    2)

    Is een nationale wettelijke bepaling, zoals die welke aan de orde is in de onderhavige zaak, ook in strijd met artikel 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, zodat de nationale rechter gehouden is de volledige werking van dit Handvest te verzekeren en de betrokken strijdige bepalingen van het nationale recht buiten toepassing te laten, zonder dat hij de voorafgaande opheffing hiervan via de wetgeving of enige andere constitutionele procedure hoeft te vragen of af te wachten?


    (1)  PB 1979, L 6, blz. 24.


    Na vrh