Izberite preskusne funkcije, ki jih želite preveriti.

Dokument je izvleček s spletišča EUR-Lex.

Dokument 62017CN0660

    Zaak C-660/17 P: Hogere voorziening ingesteld op 24 november 2017 door RF tegen de beschikking van het Gerecht (Zesde kamer) van 13 september 2017 in zaak T-880/16, RF/Commissie

    PB C 190 van 4.6.2018, str. 5–6 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    4.6.2018   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 190/5


    Hogere voorziening ingesteld op 24 november 2017 door RF tegen de beschikking van het Gerecht (Zesde kamer) van 13 september 2017 in zaak T-880/16, RF/Commissie

    (Zaak C-660/17 P)

    (2018/C 190/07)

    Procestaal: Pools

    Partijen

    Rekwirante: RF (vertegenwoordiger: K. Komar-Komarowski, radca prawny)

    Andere partij in de procedure: Europese Commissie

    Conclusies

    de bestreden beslissing vernietigen en de zaak naar het Gerecht terugverwijzen, opdat het opnieuw over de zaak oordeelt en hierin een voor beroep vatbare beslissing neemt;

    subsidiair, voor het geval dat het Hof zou oordelen dat in deze zaak is voldaan aan de voorwaarden om de zaak zelf af te doen, de bestreden beslissing vernietigen en de in eerste aanleg aangevoerde middelen in hun geheel toewijzen;

    de verwerende partij verwijzen in de kosten van de procedure.

    Middelen en voornaamste argumenten

    1.

    Door een onjuiste uitlegging ervan is artikel 45, lid 2, juncto artikel 53 van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie geschonden. Volgens rekwirante heeft het Gerecht het beginsel van de rationele wetgeving onjuist opgevat waar het heeft vastgesteld dat het begrip „overmacht” en het begrip „toeval” dezelfde betekenis hebben. Een dergelijke opvatting van beide begrippen is ook in tegenspraak met het doel van artikel 45 van het Statuut, dat verschillen die voortvloeien uit afstand (hier tussen de vestigingsplaats van de partij en de zetel van het Hof) beoogt te overbruggen. Dientengevolge is het Gerecht zonder reden voorbijgegaan aan het toeval dat het voor rekwirante onmogelijk maakte de papieren versie (het origineel) van het beroep tijdig in te dienen.

    2.

    Door een onjuiste uitlegging ervan is artikel 126 van het Reglement voor procesvoering van het Gerecht van 4 maart 2015 geschonden. Hoewel niet was voldaan aan de daarvoor gestelde voorwaarden heeft het Gerecht artikel 126 van het Reglement voor de procesvoering toegepast en het beroep van rekwirante zonder reden als kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen. De schending van artikel 126 van het Reglement voor procesvoering door het Gerecht was het onvermijdelijke en kennelijke gevolg van de schending van artikel 45 juncto 53 van het Statuut.

    3.

    Ten onrechte is vastgesteld dat rekwirante niet had aangetoond dat sprake was van toeval in de zin van artikel 45, lid 2, van het Statuut. Rekwirante heeft het bestaan van toeval aangetoond. Zij heeft voor dit toeval niet alleen meer bewijs overgelegd dan nodig was, maar ook alle bewijzen aangevoerd waarover zij maar kon beschikken. Rekwirante heeft alle zorgvuldigheid betracht die redelijkerwijze van haar mocht worden verwacht teneinde te garanderen dat de postzending met het beroep tijdig zou worden bezorgd. Vanaf het moment waarop rekwirante de postzending heeft afgegeven, had zij geen invloed meer op de bezorging ervan. Vanaf dat tijdstip lagen de omstandigheden die invloed hadden op het moment van bezorging immers geheel buiten rekwirantes bereik.

    4.

    Artikel 1, artikel 6, lid 1, en artikel 14 van het op 4 november 1950 in Rome ondertekende Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden zijn geschonden, aangezien het Gerecht de toegang tot zijn rechtsbedeling moeilijker heeft gemaakt en een partij op grond van haar woon- of vestigingsplaats heeft gediscrimineerd. Door voor alle lidstaten van de Europese Unie dezelfde termijnen wegens afstand vast te stellen, wordt de toegang tot het Gerecht bemoeilijkt voor een partij die ver van de zetel van het Gerecht haar woon- of vestigingsplaats heeft en in het bijzonder voor een partij die haar woon- of vestigingsplaats in de provincie van haar desbetreffende land heeft, en worden procespartijen dientengevolge gediscrimineerd op grond van hun woonplaats.


    Na vrh