Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62017TN0815

    Zaak T-815/17: Beroep ingesteld op 11 december 2017 — Správa železniční dopravní cesty / Commissie en Uitvoerend Agentschap voor Innovatie en Netwerken (INEA)

    PB C 63 van 19.2.2018, p. 15–16 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    19.2.2018   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 63/15


    Beroep ingesteld op 11 december 2017 — Správa železniční dopravní cesty / Commissie en Uitvoerend Agentschap voor Innovatie en Netwerken (INEA)

    (Zaak T-815/17)

    (2018/C 063/20)

    Procestaal: Tsjechisch

    Partijen

    Verzoekende partij: Správa železniční dopravní cesty, státní organizace (Praag, Tsjechië) (vertegenwoordiger: F. Korbel, advocaat)

    Verwerende partijen: Europese Commissie en Uitvoerend Agentschap voor Innovatie en Netwerken (INEA)

    Conclusies

    nietigverklaring van besluit C(2014) 8572, INEA/ASI/MZ apr Ares(2017) van de Europese Commissie van 11 oktober 2017.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster drie middelen aan.

    1.

    Het eerste middel is ontleend aan een onjuiste beoordeling van het verband tussen de overheidsopdrachten „Technische en milieuanalyse van de nieuwe spoorwegverbinding Lovosice-Dresden in Tsjechië”, „Projectbeoordeling betreffende de nieuwe spoorwegverbinding Praag-Dresden in Tsjechië” en „Nieuwe spoorlijn Litoměřice-Ústí nad Labem-Duitse grens”.

    Volgens het bestreden besluit zijn deze overheidsopdrachten nauw met elkaar verbonden en hadden zij, aangezien de minimumdrempel werd overschreden, gezamenlijk moeten worden geplaatst. Deze conclusie is gebaseerd op een onjuiste juridische beoordeling van de zaak. Inhoudelijk waren deze openbare aanbestedingen van elkaar te onderscheiden en voor de uitvoering ervan waren steeds andere beroepskwalificaties vereist.

    2.

    Het tweede middel is eraan ontleend dat de in het besluit gegeven motivering omtrent het verband tussen de overheidsopdrachten niet specifiek genoeg is en in het bijzonder

    geen gedetailleerde onderbouwing geeft voor het ten onrechte afgeleide technische verband tussen de overheidsopdrachten;

    niet aangeeft welke nationale en Europese regelgeving, of welke bepalingen daarvan, specifiek zijn geschonden;

    nergens op toetsbare wijze ingaat op de vraag hoe verweerster tot haar besluit over het volgens haar onacceptabele huidige bedrag is gekomen en wat zij daarbij wel en niet in overweging heeft genomen.

    3.

    Het derde middel is eraan ontleend dat in het besluit inzake financiële steun waaraan verzoekster moest voldoen, op bladzijde 13 duidelijk werd gepreciseerd dat „in het geval van de Tsjechische begunstigde drie opdrachten zijn voorzien: voor project nr. 4 (eerste deel — technisch onderzoek), voor projecten nr. 2, 3, 5 en 6, alsook voor projecten nr. 1, 4 (tweede deel — economisch onderzoek) en 7”.

    Bij de inhoudelijke afbakening van deze overheidsopdrachten heeft verzoekster rekening gehouden met deze bepalingen en mocht zij het gewettigd vertrouwen hebben dat de bij het besluit betreffende financiële steun vastgestelde benadering nadien niet als onjuist zou worden aangemerkt.

    In het betwiste besluit staat thans evenwel te lezen dat „de hele (technische) inhoud van de overheidsopdracht in één enkele overeenkomst kan worden opgenomen”, waardoor het gewettigd vertrouwen dat verzoekster had en mocht hebben, is geschonden.


    Top