Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52015IP0304

    Niet-wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 9 september 2015 over het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van het Protocol tot wijziging van de Overeenkomst van Marrakesh tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (06040/2015 — C8-0077/2015 — 2015/0029(NLE) — 2015/2067(INI))

    PB C 316 van 22.9.2017, p. 120–123 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    22.9.2017   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 316/120


    P8_TA(2015)0304

    Protocol tot wijziging van de Overeenkomst van Marrakesh tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (resolutie)

    Niet-wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 9 september 2015 over het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van het Protocol tot wijziging van de Overeenkomst van Marrakesh tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (06040/2015 — C8-0077/2015 — 2015/0029(NLE) — 2015/2067(INI))

    (2017/C 316/12)

    Het Europees Parlement,

    gezien het ontwerp van besluit van de Raad (06040/2015),

    gezien het verzoek om goedkeuring dat de Raad heeft ingediend krachtens artikel 207, lid 4 en artikel 218, lid 6, tweede alinea, onder a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (C8-0077/2015),

    gezien zijn resolutie van 21 november 2013 over de stand van zaken van de Doha-ontwikkelingsagenda (DDA) en de voorbereidingen voor de negende Ministeriële Conferentie van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) (1),

    gezien de resolutie van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU over regionale integratie en modernisering van de douane met het oog op duurzame ontwikkeling in de ACS-landen, in samenwerking met de EU (2),

    gezien de mededeling van de Commissie getiteld „Een wereldwijd partnerschap voor armoedebestrijding en duurzame ontwikkeling na 2015” (3),

    gezien de resultaten van de negende WTO-ministerconferentie in Indonesië in december 2013 en de overeenkomst inzake handelsfacilitatie die daar is bereikt (4),

    gezien de verklaring van de Algemene Raad van de Wereldhandelsorganisatie van 27 november 2014 (5),

    gezien het OESO-verslag van februari 2014 getiteld „De WTO-Overeenkomst inzake handelsfacilitatie — Mogelijke impact op de handelskosten”,

    gezien zijn wetgevingsresolutie van 9 september 2015 (6) over het ontwerp van besluit van de Raad,

    gezien artikel 99, lid 1, tweede alinea, van zijn Reglement,

    gezien het verslag van de Commissie internationale handel en het advies van de Commissie ontwikkelingssamenwerking (A8-0238/2015),

    A.

    overwegende dat het faciliteren van de handel primair de taak van de nationale autoriteiten is, maar dat multilaterale samenwerking op veel gebieden voor winst kan zorgen en kosten kan verminderen;

    B.

    overwegende dat de handelsfacilitatieovereenkomst (TFA/overeenkomst) pas in werking kan treden als zij door twee derde van de WTO-leden is geratificeerd; overwegende dat het alle WTO-leden in dit verband verzoekt ervoor te zorgen dat de overeenkomst zo spoedig mogelijk en vóór de tiende WTO-ministerconferentie (MC10) in Nairobi in december 2015 in werking kan treden;

    C.

    overwegende dat sommige van de grote opkomende economieën zoals China, Brazilië en India niet om technische bijstand zullen verzoeken; overwegende dat dit moet worden toegejuicht omdat het toont dat de beschikbare bijstand zal gaan naar wie die het meest nodig heeft;

    D.

    overwegende dat de EU actief streeft naar samenhang tussen haar verschillende beleidsterreinen (handel, samenwerking, humanitaire hulp enz.) en dat deze beleidsterreinen horizontaal moeten zijn en geëvalueerd moeten worden op basis van effectbeoordelingen;

    E.

    overwegende dat de EU gecommitteerd is aan de bevordering van vrije, eerlijke en open handel, die evenwichtig is en aan iedereen ten goede komt; overwegende dat de WTO het voor de hand liggende kader is om deze principes voort te zetten en opnieuw te bevestigen;

    F.

    overwegende dat de EU en haar lidstaten de grootste donoren van ontwikkelingshulp ter wereld zijn; overwegende dat financiële bijstand voor de tenuitvoerlegging van de TFA deel uitmaakt van het „hulp voor handel”-initiatief en geen invloed mag hebben op het aandeel van het meerjarig financieel kader (MFK) voor officiële ontwikkelingshulp (ODA);

    1.

    verwelkomt de resultaten van de negende WTO-ministerconferentie in december 2013, waar de onderhandelingen tussen de 160 WTO-leden over de TFA werden afgerond; beschouwt de TFA als een belangrijke mijlpaal, aangezien het de eerste multilaterale overeenkomst is sinds de oprichting van de WTO in 1995 en model zal staan voor de modernisering van de douane onder de 161 WTO-leden;

    2.

    onderstreept dat de EU erop blijft aandringen dat alle WTO-leden de besluiten van het Balipakket volledig en nauwgezet uitvoeren, zodat de aandacht kan worden verschoven naar de succesvolle afronding van de onderhandelingen in het kader van de Doha-ontwikkelingsagenda;

    3.

    erkent de voordelen die de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst zal brengen voor ontwikkelingslanden door bij te dragen tot een bedrijfsvriendelijker klimaat, met name voor kmo's; onderstreept met name dat de overeenkomst, indien volledig uitgevoerd, de onzekerheid over de voorwaarden voor markttoegang en de kosten van de handel (volgens ramingen zoals die van de OESO) met 12,5 tot 17,5 % zou doen afnemen, waardoor consumenten toegang zouden krijgen tot een ruimer en goedkoper aanbod aan producten en bedrijven toegang zouden krijgen tot nieuwe markten en hun concurrentiepositie zouden kunnen versterken door de efficiëntie te verhogen en onnodige administratieve beslommeringen en de daarbij horende kosten te verminderen;

    4.

    benadrukt dat de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst, vooral wat de ontwikkelingslanden betreft, tot een harmonisering en vereenvoudiging van de met handel verbonden procedures zal leiden; wijst erop dat de overeenkomst nieuwe mogelijkheden voor het gebruik van innoverende technologieën en elektronische systemen kan verspreiden, zoals elektronische betalingssystemen, nationale handelsportals en éénloketsystemen;

    5.

    verzoekt alle WTO-leden met klem onverwijld een oplossing te vinden om het Balipakket in al zijn aspecten, inclusief de beperking van handelsverstorende subsidies, ten uitvoer te leggen, zodat de DDA op de tiende WTO-ministerconferentie kan worden afgesloten;

    6.

    wijst op het belang dat deze overeenkomst heeft voor de ontwikkeling, rekening houdend met het feit dat de ontwikkelingslanden en de minst ontwikkelde landen kunnen rekenen op een specifieke en gedifferentieerde behandeling, waarbij zij zelf kunnen beslissen wanneer de verschillende bepalingen ten uitvoer worden gelegd, en voor welke daarvan technische bijstand noodzakelijk is;

    7.

    benadrukt dat de mate en de termijnen van tenuitvoerlegging van de overeenkomst bepalend zullen zijn voor de voordelen die eruit voortvloeien; meent dat een volledige en nauwgezette tenuitvoerlegging, waarin de prioriteiten en bezorgdheden van ontwikkelingslanden in het kader van de DDA naar behoren worden weerspiegeld, zeer gunstig zal zijn voor alle ondertekenaars;

    8.

    benadrukt dat de overeenkomst dwingende bepalingen en niet-dwingende richtsnoeren bevat; vraagt alle leden van de WTO het mogelijke te doen om beide soorten bepalingen ten uitvoer te leggen om de handelskosten zoveel mogelijk te verminderen;

    9.

    wijst erop dat een aantal vereisten op grond van de overeenkomst, met name betreffende transparantie en de automatische boeking en betaling van rechten, krachtige middelen kunnen vormen ter bestrijding van grenscorruptie; pleit voor betere samenwerking tussen douaneautoriteiten en benadrukt dat meer transparantie zal bijdragen tot verhoogde veiligheid en een sterke stimulans zal zijn om de handel te intensiveren, alsook voor efficiëntere douanecontroles zal zorgen;

    10.

    ondersteunt ten volle het initiatief van de EU om over een periode van vijf jaar 400 miljoen euro uit te trekken voor de ondersteuning van handelsfacilitatiehervormingen en projecten zoals de verbetering van het douanestelsel van de ontwikkelingslanden en de minst ontwikkelde landen; herinnert eraan dat deze financiering, die grotendeels via de toewijzingen van de regionale indicatieve programma's voor regionale economische integratie zal worden verstrekt, deel uitmaakt van het veel ruimere „hulp voor handel”-initiatief (3,5 miljard euro EU-steun in 2013) en wenst dat het Europees Parlement en de lidstaten hierover regelmatig worden geïnformeerd;

    11.

    wijst er echter op dat deze steun naar behoren moet worden gecoördineerd met de financiering van andere internationale donors zoals de UNCTAD, de WTO en de Wereldbank; onderstreept dat overlappingen moeten worden voorkomen, net als buitensporige bureaucratische beslommeringen voor de verzoekende landen, omdat dit ontmoedigend zou kunnen zijn voor wie bijstand nodig heeft;

    12.

    pleit tevens voor nauwe samenwerking met gespecialiseerde organisaties zoals de Werelddouaneorganisatie (WDO), die in concrete gevallen nuttige praktische en technische expertise kunnen aandragen voor de ontwikkeling en versterking van de capaciteiten op dit vlak; onderstreept dat met name de minst ontwikkelde landen ten volle kunnen profiteren van de door de TFA geboden handelsmogelijkheden;

    13.

    onderstreept de sleutelrol die EU-delegaties overal ter wereld kunnen spelen door op het terrein samen te werken met de ontwikkelingslanden en minst ontwikkelde landen en vraagt dat deze delegaties zo nauw mogelijk bij het verlenen van technische bijstand worden betrokken;

    14.

    verzoekt de Commissie al het mogelijke te doen om de ontwikkelingslanden en minst ontwikkelde landen te helpen hun verplichtingen na te komen, rekening houdend met de nodige flexibiliteit bij het toepassen van de verplichtingen in het kader van de overeenkomst; benadrukt dat de financiële middelen voor capaciteitsopbouw op de ontvanger moeten worden afgestemd en gebaseerd moeten zijn op behoorlijke behoefteanalyses;

    15.

    wenst dat internationale organisaties en partners van de ontwikkelingslanden en minst ontwikkelde landen nauw samenwerken bij de uitvoering van de bepalingen van categorie C, zodat deze zo spoedig mogelijk worden toegepast;

    16.

    erkent de brede kloof die nog altijd bestaat tussen de grensprocedures in industrie- en in ontwikkelingslanden, en dat slechte infrastructuur, ondoeltreffend douanebeheer, gevallen van corruptie en overmatige bureaucratie de handel vertragen; erkent dat de TFA en het proces van liberalisering van de handel beide ten doel hebben de handelskosten te beperken teneinde de economische activiteit te bevorderen;

    17.

    herinnert eraan dat handelsfacilitatie voor veel ontwikkelingslanden de voornaamste bron van winst in de DDA zal zijn; is verheugd over de uitgebreide bepalingen over speciale en gedifferentieerde behandeling van ontwikkelingslanden en minst ontwikkelde landen; stelt voor om de nieuwe aanpak waarbij verbintenissen en het tijdschema voor de naleving ervan worden afgestemd op de capaciteiten van de landen in kwestie, tot criterium voor toekomstige overeenkomsten te maken;

    18.

    erkent dat de kennis van de particuliere sector een centrale rol kan spelen bij de bevordering van handelsfacilitatiemaatregelen en de verlening van bijstand en ondersteuning voor de tenuitvoerlegging van de overeenkomst in ontwikkelingslanden; neemt kennis van een gepland initiatief van USAID voor een partnerschap tussen de publieke en de particuliere sector hiertoe; verzoekt de Commissie de deelname van de particuliere sector te bevorderen en de mogelijkheden voor partnerschappen met Europese ondernemingen te onderzoeken ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van de overeenkomst;

    19.

    erkent dat de tenuitvoerlegging van de handelsfacilitatiehervormingen bredere ontwikkelingsvoordelen heeft; wijst in dit verband op de sleutelrol die de douane kan spelen bij de facilitatie van vlotte verplaatsingen van zendingen van goederen voor rampenbestrijding; benadrukt dat humanitaire noodhulp het onderwerp moet zijn van vereenvoudigde douaneprocedures om de hulpverstrekking te versnellen, en verder vrij moet zijn van invoerrechten en belastingen;

    20.

    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en parlementen van de lidstaten, alsmede aan de Wereldhandelsorganisatie.


    (1)  Aangenomen teksten van die datum, P7_TA(2013)0511.

    (2)  PB C 345 van 2.10.2014, blz. 28.

    (3)  Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's van donderdag 5 februari 2015 (COM(2015)0044).

    (4)  Ministeriële verklaring van Bali (WT/MIN(13)/DEC); ministerieel besluit van Bali over de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie (WT/MIN(13)/36 of WT/L/911 van 11 december 2013). https://www.wto.org/english/thewto_e/minist_e/mc9_e/balipackage_e.htm

    (5)  Protocol tot wijziging van de Overeenkomst van Marrakesh tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie, WT/L/940 van 28 november 2014.

    (6)  Aangenomen teksten van die datum, P8_TA(2015)0303.


    Top