This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62017CN0336
Case C-336/17 P: Appeal brought on 6 June 2017 by HB and Others against the judgment of the General Court (First Chamber) delivered on 5 April 2017 in Case T-361/14, HB and Others v European Commission
Zaak C-336/17 P: Hogere voorziening ingesteld op 6 juni 2017 door HB e.a. tegen het arrest van het Gerecht (Eerste kamer) van 5 april 2017 in zaak T-361/14, Europese Commissie/HB e.a.
Zaak C-336/17 P: Hogere voorziening ingesteld op 6 juni 2017 door HB e.a. tegen het arrest van het Gerecht (Eerste kamer) van 5 april 2017 in zaak T-361/14, Europese Commissie/HB e.a.
PB C 283 van 28.8.2017, p. 22–23
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
28.8.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 283/22 |
Hogere voorziening ingesteld op 6 juni 2017 door HB e.a. tegen het arrest van het Gerecht (Eerste kamer) van 5 april 2017 in zaak T-361/14, Europese Commissie/HB e.a.
(Zaak C-336/17 P)
(2017/C 283/31)
Procestaal: Duits
Partijen
Rekwiranten: HB e.a. (vertegenwoordiger: Dr. P. Brockmann, Rechtsanwalt)
Andere partij in de procedure: Europese Commissie
Conclusies
Rekwiranten verzoeken het Hof van Justitie:
1. |
het arrest van het Gerecht van de Europese Unie in zaak T-361/14, HB e.a./Commissie, van 5 april 2017, waarbij het beroep ongegrond is verklaard en verzoekers zijn verwezen in de kosten, te vernietigen en de zaak naar het Gerecht van de Europese Unie terug te verwijzen voor een nieuwe mondelinge behandeling, in voorkomend geval |
2. |
ingeval het Hof van oordeel is dat het voldoende is voorgelicht, de zaak zelf af te doen en vast te stellen dat de psychologische interactie tussen mens en dier binnen de bevoegdheid van de Unie valt; |
3. |
in elk geval, de Europese Commissie te verwijzen in de kosten. |
Middelen en voornaamste argumenten
Eerste middel in hogere voorziening: procedurefout bestaande in schending van het recht om te worden gehoord, doordat
— |
de advocaten van de verzoekers en de rechters geen kennis hebben kunnen nemen van het feit dat verzoekster in eerste aanleg tijdig was verschenen voor de mondelinge behandeling van 27 september 2016 als gevolg van het feit dat een personeelslid van het Gerecht de minderjarige dochter van die verzoekster de toegang heeft geweigerd omdat de oppas van het kind te laat was komen opdagen, waardoor ook verzoekster in eerste aanleg de toegang is ontzegd en, anders dat dit personeelslid zegt, aan de rechters of aan de vertegenwoordigers van die verzoekers niet is meegedeeld dat zij aanwezig was; |
— |
aan de andere verzoekers evenmin is meegedeeld dat zij hun aanwezigheid in de zittingszaal actief moesten aanmelden, aangezien zij weliswaar vóór het begin van de zitting, maar na het in de oproepingsbrief vermelde tijdstip, waren aangekomen, |
waardoor verzoekers niet als getuigen konden worden gehoord ofschoon zij daar schriftelijk om hadden verzocht, wat volgens rekwiranten heeft geleid tot een onjuist juridisch oordeel, namelijk de vaststelling dat het beroep ongegrond was.
Tweede middel in hogere voorziening: procedurefout bestaande in een vooruitlopende beoordeling van de bewijzen doordat
— |
alle bewijsaanbiedingen zonder motivering en ten onrechte zijn afgewezen; |
— |
in het bijzonder met betrekking tot interdisciplinaire vraagstukken geen toelichting door deskundigen is toegestaan; |
— |
aan de partijen geen schriftelijke of mondelinge vragen zijn gesteld, |
wat volgens rekwiranten noodzakelijkerwijze tot een onjuist oordeel, namelijk ongegrondheid, heeft geleid.
Derde middel in hogere voorziening: Ingeval het Hof zou oordelen dat ethiek hoe dan ook een kwestie is die verband houdt met van de mensenrechten en een belangrijk integratievereiste is, zou zaak op basis van de stukken ten gronde kunnen worden afgedaan.