Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52017XR0961

    Resolutie van het Europees Comité van de Regio's over de rechtsstaat in de EU vanuit lokaal en regionaal perspectief

    PB C 272 van 17.8.2017, p. 8–10 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    17.8.2017   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 272/8


    Resolutie van het Europees Comité van de Regio's over de rechtsstaat in de EU vanuit lokaal en regionaal perspectief

    (2017/C 272/02)

    HET EUROPEES COMITÉ VAN DE REGIO'S (CvdR)

    gezien de mededeling van de Europese Commissie van 11 maart 2014 getiteld „Een nieuw EU-kader voor het versterken van de rechtsstaat” (COM(2014) 158), de conclusies van de Raad van de EU en de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 16 december 2014 over het waarborgen van de eerbiediging van de rechtsstaat;

    gezien zijn advies van 12 februari 2015 over „Lokale en regionale overheden en de multilevel-bescherming van de rechtsstaat en de grondrechten in de EU”;

    gezien het rapport van het Europees Parlement van 25 oktober 2016 met aanbevelingen aan de Commissie betreffende de instelling van een EU-mechanisme voor democratie, rechtsstaat en grondrechten;

    gezien artikel 4, lid 3, en artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) aangaande de toepassing van de beginselen van subsidiariteit;

    1.

    is bezorgd over het feit dat een aantal ontwikkelingen van de laatste jaren in de Europese Unie en wereldwijd een probleem vormen voor de rechtsstaat, een fundamentele pijler van de democratie;

    2.

    wijst erop dat de Europese Unie is gegrondvest op een reeks gemeenschappelijke fundamentele waarden, waaronder de eerbiediging van de democratie en de rechtsstaat, zoals vastgelegd in artikel 2 van het VEU, het Handvest van de grondrechten van de EU en het Europees Verdrag voor de rechten van de mens (EVRM);

    3.

    verwacht dat de lidstaten hun verplichting tot eerbiediging van deze waarden nakomen, aangezien zij de basis vormen voor wederzijds vertrouwen tussen hen, tussen de lidstaten en de EU-instellingen, en met name tussen de burgers en alle bestuursniveaus;

    4.

    constateert dat de Commissie, de Europese Raad, het Europees Hof van Justitie, het Europees Hof voor de rechten van de mens en de Raad van Europa al vaker hebben bevestigd dat de rechtsstaat noopt tot respect voor ten minste de volgende beginselen: legaliteit, transparantie, verantwoording, machtenscheiding, een democratisch en pluralistisch wetgevingsproces, rechtszekerheid, verbod op arbitraire handelingen van de uitvoerende macht, onafhankelijke en onpartijdige gerechten, daadwerkelijke gerechtelijke herziening, respect voor grondrechten, gelijkheid voor de wet, vrijheid van meningsuiting en vrijheid van vergadering;

    5.

    wijst er echter op dat de bestaande instrumenten niet toereikend bleken met het oog op volledige toepassing en handhaving van deze beginselen;

    6.

    onderstreept derhalve dat de perceptie van de burgers van de rechtsstaat op lokaal en regionaal niveau net zo belangrijk is als hun perceptie op nationaal en Europees niveau;

    7.

    wijst er ook op dat er bijna honderdduizend subnationale overheden in de EU zijn, die in hoge mate verantwoordelijk zijn voor het waarborgen van de grondrechten en vrijheden in hun contacten met mensen in al hun diversiteit;

    8.

    is van mening dat er meer dan ooit op het spel staat nu de EU zich een efficiënt mechanisme voor de rechtsstaat moet verschaffen: tegen de achtergrond van een veranderend veiligheidsklimaat en de Brexit moet de Unie coherenter worden, en dat gebaseerd op het besef dat Europese solidariteit geen éénrichtingsverkeer is; vindt dat alle lidstaten en alle bestuursniveaus moeten voldoen aan hun wederzijdse verplichtingen en het Europees project als een op waarden gebaseerde entiteit moeten verdedigen tegen een toenemende pan-Europese beweging die aan de fundamentele Europese waarden knaagt;

    9.

    benadrukt dat, met het oog op de eerbiediging van de rechtsstaat en de fundamentele rechten, de deelname van actieve, onafhankelijke en pluralistische organisaties uit het maatschappelijk middenveld en ngo’s aan de democratische processen en het toezicht op de goede werking van de controlemechanismen van overheidsinstellingen en bevoegdheden van essentieel belang is;

    10.

    benadrukt dat, hoewel de op het kader van 2014 gebaseerde aanbevelingen betreffende de rechtsstaat nog altijd van kracht zijn, dit kader tot dusver niet heeft geleid tot tastbare resultaten. Het valt met name te betreuren dat het rechtsstaatskader richtsnoeren biedt voor „constructieve dialoog” tussen de Commissie en de betrokken lidstaat, maar niet in een zo vroeg mogelijk stadium de verschillende bestuursniveaus omvat, inclusief de lokale en regionale niveaus, en ook niet het maatschappelijk middenveld. Dit valt des te meer te betreuren omdat de EU-instellingen en de lidstaten steeds duidelijk moeten maken dat wanneer procedures tegen de regering van een lidstaat lopen, zij niet van plan zijn dat land te isoleren en nog steeds bereid zijn tot dialoog met de samenleving van die staat.

    11.

    Daarom steunt het CvdR het rapport van het Europees Parlement van 25 oktober 2016 met aanbevelingen aan de Commissie betreffende de instelling van één EU-mechanisme voor democratie, rechtsstaat en grondrechten waarin de bestaande instrumenten een plaats krijgen, en zou het graag zien dat het op alle bestuursniveaus van toepassing zal zijn.

    12.

    Het benadrukt dat een dergelijk mechanisme objectief moet zijn en dient te worden gebaseerd op feiten, bewijzen, faire beoordeling en het beginsel van gelijke behandeling voor alle lidstaten, en moet stroken met de beginselen subsidiariteit en evenredigheid;

    13.

    Het Comité verwacht dat het mechanisme enerzijds lokale overheden volledig betrekt bij de dialoog tussen de Commissie en de lidstaten, en anderzijds die overheden de mogelijkheid biedt om zich rechtstreeks tot de Commissie te wenden wanneer zij vaststellen dat de rechtsstaat in het gedrang dreigt te raken.

    14.

    De verplichtingen die in het kader van de criteria van Kopenhagen op de kandidaat-lidstaten rusten, blijven na toetreding tot de EU op grond van artikel 2 VEU van toepassing op die landen. Daarom zouden alle bestuurslagen in alle lidstaten voortdurend via het mechanisme moeten worden beoordeeld ten einde te bekijken of zij de grondwaarden van de EU betreffende eerbiediging van de grondrechten, de democratische instellingen en de rechtsstaat permanent naleven.

    15.

    Verder ondermijnen georganiseerde misdaad en corruptie de democratie en de rechtsstaat en werken zij ernstige economische, sociale en politieke verstoringen in de hand. Het nieuwe mechanisme moet zorgen voor een betere uitvoering en handhaving van de internationale en de EU-normen en voor het aanpakken van lacunes en belemmeringen voor de bestrijding van corruptie en georganiseerde misdaad op alle overheidsniveaus. Een vergaande betrokkenheid van de lokale, regionale en nationale autoriteiten is essentieel voor concrete maatregelen ter bestrijding van corruptie en om inspanningen op het gebied van corruptiebestrijding duurzaam en onomkeerbaar te maken. Anti-corruptiewetgeving moet gelijkelijk van toepassing zijn op iedereen en op elk niveau worden gehandhaafd, opdat de burgers, het maatschappelijk middenveld en de overheden vertrouwen hebben in de rechtsstelsels van de lidstaten.

    16.

    Het stemt tot zorg dat de aanbevelingen voor de rechtsstaat ertoe zouden kunnen aanzetten om beleidsvoorwaarden te introduceren. Het Comité is streng gekant tegen het idee dat de lokale en regionale overheden in een wurggreep van nationaal beleid geraken. Dat zou kunnen resulteren in opschorting van EU-financiering voor regio’s en steden. Wel steunt het de bepalingen in de partnerschapsovereenkomsten op grond waarvan financiering kan worden ingehouden wanneer die overheden de rechtsstaat schenden.

    17.

    Voorts hebben de inperking van de persvrijheid en de pluriformiteit en de manipulatie van informatie, die gemakkelijker is geworden door de ontwikkeling van moderne technologie en sociale media, negatieve gevolgen voor een democratische gang van zaken op alle bestuursniveaus. De lopende herziening van de richtlijn audiovisuele mediadiensten (avmd-richtlijn) is daarom zeer belangrijk. Zoals het CvdR aangeeft, moet die herziening:

    ervoor zorgen dat de Europese audiovisuele mediawetgeving er zich met name door onderscheidt dat de nationale reguleringsinstanties onafhankelijk opereren van overheidsinstanties, van spelers in de audiovisuele sector en van politieke partijen; de onvoorwaardelijke waarborging van deze onafhankelijkheid is de taak van elke lidstaat en vormt zowel op Europees, nationaal, regionaal als lokaal niveau de belangrijkste garantie voor veelzijdige berichtgeving en een pluriforme mediamarkt;

    transparantie over de eigendom van media garanderen;

    de rol van platformaanbieders definiëren in zowel de richtlijn audiovisuele mediadiensten als de richtlijn elektronische handel;

    algemene richtsnoeren en aanbevelingen opleveren voor sociale media en andere openbare platforms om de verspreiding van valse of onbetrouwbare informatie uit onbevestigde bronnen en „valse berichtgeving” en „alternatieve feiten” tegen te gaan, aangezien deze een bedreiging vormen voor de democratische processen, met name in de aanloop naar verkiezingen.

    18.

    Het Comité draagt zijn voorzitter op om deze resolutie toe te sturen aan de Commissie, het Europees Parlement, de Raad, de voorzitter van de Europese Raad, het Maltese voorzitterschap van de Raad van de EU en het Congres van lokale en regionale overheden van de Raad van Europa.

    Brussel, 24 maart 2017.

    De voorzitter van het Europees Comité van de Regio's

    Markku MARKKULA


    Top