Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52017XR1091

    Resolutie van het Europees Comité van de Regio's — de prioriteiten van het Europees Comité van de Regio's voor het werkprogramma van de Commissie voor 2018

    PB C 272 van 17.8.2017, p. 1–7 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    17.8.2017   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 272/1


    Resolutie van het Europees Comité van de Regio's — de prioriteiten van het Europees Comité van de Regio's voor het werkprogramma van de Commissie voor 2018

    (2017/C 272/01)

    HET EUROPEES COMITÉ VAN DE REGIO'S (CvdR)

    Gelet op:

    zijn resoluties van 4 juni 2015 over zijn prioriteiten voor 2015-2020 en van 8 december 2016 over het werkprogramma van de Europese Commissie voor 2017;

    het protocol betreffende de samenwerking met de Europese Commissie van februari 2012;

    1.

    wijst op de behoefte aan een Europese Unie die de burgers weer vertrouwen in het Europese project kan geven, die meer oog heeft voor hun leefwereld en streeft naar proportionele, effectieve en snelle oplossingen voor de grote problemen die steden, regio’s en landen alleen niet kunnen aanpakken;

    2.

    zal een bijdrage leveren aan het proces „Nadenken over de toekomst van Europa”, onder meer door middel van adviezen die voortbouwen op het Witboek over de toekomst van Europa en door „dialogen met de burger” te houden in lokale gemeenschappen;

    3.

    zal tijdens de uittreding van het VK uit de Europese Unie de aandacht vestigen op zaken die specifiek de lokale en regionale overheden in de 27 overblijvende lidstaten aangaan en vanuit een lokale en regionale invalshoek kijken naar kwesties die van belang zijn voor de toekomstige relatie van de EU met de gemeenten en regio’s en de gedecentraliseerde naties in het VK;

    Banen, groei, investeringen en cohesiebeleid

    4.

    wijst erop dat er grote behoefte is aan een langetermijnstrategie van de EU die de Europa 2020-strategie moet opvolgen, gericht moet zijn op slimme, duurzame en inclusieve, veerkrachtige en concurrerende groei en een koers moet uitzetten voor het Europees Semester, het meerjarig financieel kader van de EU en het EU-beleid;

    5.

    wijst erop dat rekening moet worden gehouden met de duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG's) uit de Agenda 2030, die door de Verenigde Naties goedgekeurd en door de Commissie aanvaard zijn, en dringt in dit verband aan op de herziening van het meerjarig financieel kader (MFK) om de Agenda 2030 en de Europa-2020 strategie met elkaar te combineren en de belangrijkste richtsnoeren te herzien met het oog op de nieuwe SDG's;

    6.

    wijst de Europese Commissie er nog eens op dat de EU behoefte heeft aan een Europese strategie op demografisch gebied waarmee op brede, gecoördineerde en geïntegreerde wijze wordt ingespeeld op de demografische veranderingen, en dat deze strategie op voldoende financiële middelen moet kunnen rekenen, zodat de uitdagingen ter zake het hoofd kan worden geboden;

    7.

    gaat ervan uit dat het voorstel voor het meerjarig financieel kader (MFK) voor de periode na 2020, dat vóór het eind van 2017 van de Commissie wordt verwacht, ervoor zal zorgen dat de EU-uitgaven op lange termijn voorspelbaar zijn, op een hervorming van de eigen middelen van de EU zal aansturen, de eenheid van de EU-begroting zal waarborgen, verdere vereenvoudigingsmaatregelen zal omvatten en een begrotingsperiode van 5 + 5 jaar zal behelzen, met een verplichte substantiële tussentijdse herziening na de eerste vijf jaar;

    8.

    is sterk gekant tegen scenario’s voor de EU27 in 2025, zoals dat in het Witboek over de toekomst van Europa, waarbij de maatregelen van de EU op het gebied van het cohesiebeleid omlaag worden geschroefd; verzoekt de Commissie daarentegen met een breed opgezet wetgevingsvoorstel te komen voor een krachtig en effectief cohesiebeleid na 2020, en heeft er al eerder op gewezen dat het 7e Cohesieverslag een nieuw hoofdstuk zou moeten bevatten over de uitvoering van maatregelen voor territoriale cohesie; Het wetgevingsvoorstel zou gebaseerd moeten worden op het subsidiariteitsbeginsel, het partnerschapsbeginsel en het principe van multilevel governance, rekening moeten houden met de behoeften en mogelijkheden van de lokale en regionale overheden, de uitkomst van het vereenvoudigingsproces moeten weerspiegelen, één enkel stel regels als basis moeten hebben en recht moeten doen aan het uitgebreide overleg met alle belanghebbenden; vraagt de Commissie een grondige analyse te maken van de territoriale impact van de voorgestelde wetgeving, waaraan het graag zijn medewerking wil verlenen; de voorstellen voor het cohesiebeleid na 2020 zouden plaats moeten inruimen voor de harmonisatie van de procedures voor het beheer van de ESIF, zodat de regio’s tegenover de Commissie als beheersautoriteiten kunnen optreden;

    9.

    verzoekt de Commissie om voortdurend de toegevoegde waarde van het Europees Fonds voor Strategische Investeringen (EFSI), en de bijdrage die het levert aan de cohesie, in het oog te houden en om de kernindicatoren voor prestaties en monitoring uit te splitsen naar begunstigden en regio’s op NUTS II-niveau en te publiceren. Lokale en regionale overheden hebben dringend behoefte aan meer duidelijkheid en adviezen over hoe zij het EFSI kunnen combineren met andere EU-regelingen zoals de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF). Zij zouden met name meer bij het beheer van het EFSI moeten worden betrokken, in het bijzonder via de oprichting van financiële platforms op regionaal of multiregionaal niveau, mede in synergie met de maatregelen van het cohesiebeleid; is er echter in principe tegen dat middelen worden overgeheveld van het cohesiebeleid naar centraal aangestuurde programma’s;

    10.

    dringt er bij de Commissie op aan met een voorstel te komen voor een verbeterde versie van de Connecting Europe Facility (CEF) voor de periode na 2020; dat moet stimulerend werken voor initiatieven om het uitgebreide netwerk aan te leggen en voor verbindingen van het TEN-T-netwerk in grensregio’s te zorgen, de verbinding met perifere gebieden verbeteren en de aandacht vestigen op de zogenoemde ontbrekende grensoverschrijdende schakels; zou graag zien dat de „snelwegen op zee” ook zorgen voor verbindingen met afgelegen gebieden, vooral tussen eilanden en regionale centra; er moet worden gezorgd voor synergie tussen de financiële middelen van het EFSI, de CEF-fondsen en de ESIF, zodat alle EU-financiering zo goed mogelijk wordt gebruikt;

    11.

    dringt er opnieuw op aan om het opstellen van de territoriale visie 2050 op te nemen in het werkprogramma van de Commissie voor 2018; wijst daarnaast op de noodzaak van een nieuwe territoriale visie, aangezien de overeenkomst betreffende het Europees Ruimtelijk Ontwikkelingsperspectief van 1999 aan actualisering toe is;

    12.

    wijst op de noodzaak van een follow-up van de uitvoering van de stedelijke agenda voor de EU om de resultaten van de thematische partnerschappen te systematiseren, elementen van betere governance in kaart te brengen en deze geschikt te maken voor de komende voorstellen voor het meerjarig financieel kader na 2020; Deze aanpak zou als input moeten dienen bij het opstellen van het cohesiebeleid voor na 2020 en de strategie die de Europa 2020-strategie moet opvolgen;

    13.

    verwacht in dit verband dat het stedelijke partnerschap voor huisvesting een specifieke follow-up krijgt. Die follow-up zou de vorm kunnen aannemen van een Europese huisvestingsagenda voor de horizontale coördinatie van huisvestingskwesties die tot nu alleen zijn aangepakt via sectorspecifieke maatregelen in het kader van bijvoorbeeld de stedelijke agenda, duurzame ontwikkeling, cohesiebeleid, mededingingsbeleid of sociale initiatieven, zoals de Europese pijler van sociale rechten;

    14.

    verwacht van de Commissie dat zij nog dit jaar met voorstellen komt voor het volgende kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, dat zou moeten voortbouwen op Horizon 2020 en zaken die de toekomst van Europa betreffen strategisch zou moeten benaderen, dus zonder begrotingsmaatregelen voor de korte termijn, en, gezien de huidige maatschappelijke vraagstukken, om de innovatiekloof te dichten in evenredige mate gericht zou moeten zijn op topkwaliteit en cohesie;

    15.

    wijst op het voorbeeld van het Platform voor kennisuitwisseling, dat de verspreiding en de impact van de resultaten van met overheidsgeld gefinancierd onderzoek moet vergroten;

    16.

    wijst er eens te meer op dat er een gezamenlijk kader voor de erkenning van informeel en niet-formeel onderwijs zou moeten komen om de totstandbrenging van relevante nationale procedures te vergemakkelijken;

    17.

    levert graag een bijdrage aan 2018 als het Europese jaar van het cultureel erfgoed door verbanden te leggen met lokale en regionale culturen en toerismestrategieën;

    18.

    roept de Commissie op om met concrete maatregelen te komen om belemmeringen voor investeringen aan te pakken en de investeringskloof te dichten; overheidsinvesteringen — waarvan steden en regio’s ruim de helft voor hun rekening nemen — blijven tegenvallen, onder meer door de budgettaire beperkingen op Europees en nationaal niveau; ook is het zaak dat de Commissie maatregelen opstelt die het stabiliteits- en groeipact meer op economische groei en op langetermijn- en strategische investeringen richten, waarbij regionale/nationale cofinanciering niet zou moeten worden meegeteld bij de berekeningen in het kader van het stabiliteits- en groeipact, teneinde voor een coherente en dringend noodzakelijke afstemming te zorgen op de regels die gelden voor de financiële middelen uit de structuurfondsen, aangezien met beide instrumenten dezelfde doelstellingen worden beoogd; dringt er verder nogmaals bij de Commissie op aan om het effect te beoordelen van de nieuwe ESA 2010-regels op het investeringsvermogen van lokale en regionale overheden en meer duidelijkheid te verschaffen over de behandeling die publiek-private partnerschappen te beurt valt conform de Eurostat-regels;

    19.

    pleit, conform de Verklaring van Cork 2.0, nogmaals voor een witboek over een plattelandsagenda voor de EU, dat als uitgangspunt moet dienen voor het plattelandsontwikkelingsbeleid na 2020, en dringt het aan op praktische maatregelen om EU-beleidsmaatregelen te toetsen op hun gevolgen voor het platteland; Plattelandsgebieden moeten erkend worden als ontwikkelings- en innovatiecentra die de nagestreefde territoriale cohesie dichterbij brengen;

    20.

    zou graag zien dat het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) voor na 2020 het creëren van groei en banen op het platteland weer een impuls helpt geven en de kwaliteit, zekerheid en veiligheid van voedingsmiddelen in Europa op peil helpt houden, beter aansluit op de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling en een antwoord biedt op de kloof tussen stad en platteland; het is in dit verband van belang dat het GLB vereenvoudigd wordt, met een flexibeler beheer en minder lasten voor producenten, en daarbij meer toegespitst wordt op innovatie en concurrentievermogen, met gerichte steun voor jonge landbouwers; bepleit dat wordt vastgehouden aan een aparte aanpak van de ultraperifere regio’s binnen het GLB, omdat op die manier specifieke maatregelen kunnen worden genomen die nodig zijn voor de ontwikkeling van agrarische bedrijfstakken in deze regio’s;

    21.

    verwacht van de Commissie dat zij de lidstaten en hun lokale en regionale overheden helpt in hun streven om de (organisatie van de) gezondheidszorg te moderniseren, en dat zij hierbij Europese samenwerking stimuleert, bijvoorbeeld met een naar het Erasmus-programma gemodelleerd programma voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg;

    22.

    verzoekt de Commissie het beginsel van rampenbestendig investeren in haar beleid en fondsen te integreren, zodat de veerkrachtige en duurzame ontwikkeling van onze economieën niet in gevaar komt;

    23.

    pleit voor een duurzaam EU-voedselbeleid met uitgebreide aandacht voor voedselkwaliteit, voedselproductie, landbouw, visserij, plattelandsontwikkeling, milieu, volksgezondheid, voeding, werkgelegenheid en consumentenbeleid, dat gericht is op duurzamere productie en consumptie;

    24.

    verzoekt de Commissie de toerismestrategie van 2010 te herzien, een geïntegreerd toerismebeleid voor de EU met een meerjarig werkprogramma op touw te zetten en te zorgen voor een speciale begrotingspost voor Europese toerismeprojecten na 2020; herinnert in dit verband aan zijn voornemen om een interinstitutionele contactgroep voor toerisme op te richten, onder meer om regionale platforms voor investeringen in het toerisme te helpen opzetten met behulp waarvan toeristische bestemmingen en kleine en middelgrote ondernemingen aldaar gemakkelijker aan financiering voor hun projecten en activiteiten kunnen komen;

    25.

    dringt er bij de Commissie op aan om de nodige ambitie aan de dag te leggen voor de blauwe economie en het duurzame beheer van de oceanen en de door het Maltese voorzitterschap goed te keuren Verklaring vertaalt in beleidsrichtsnoeren; toegang tot financiering blijft van groot belang voor opkomende mariene bedrijfssectoren, die in heel Europa voor banen en economische groei kunnen zorgen; herinnert in dit verband aan zijn pleidooi voor de oprichting van een kennis- en innovatiegemeenschap die het overdragen van ideeën uit het mariene onderzoek naar het bedrijfsleven zou moeten stimuleren;

    26.

    steunt de oproep voor een nieuwe alcoholstrategie van de EU, die betrekking zou moeten hebben op zaken als consumentenvoorlichting, marketing en veiligheid op de weg; acht het daarnaast ook noodzakelijk om gezamenlijke actieplannen uit te breiden en/of een nieuw actieplan op te stellen voor kinderen en jongeren;

    Weer aansluiting krijgen met Europese jongeren

    27.

    acht handhaving en versterking van de Jongerengarantie en de oprichting van een Europees solidariteitskorps een goede zaak, en de territoriale dimensie van beide initiatieven is van groot belang; het is ook belangrijk dat het bedrijfsleven wordt betrokken bij de opzet en financiering van dergelijke regelingen, zodat de vaardigheden van jongeren beter kunnen worden afgestemd op de behoeften van de arbeidsmarkt;

    28.

    verzoekt de Commissie om haar middelen voor de communicatie met jongeren te verbeteren en gelijk te schakelen met die van de overige instellingen; het is belangrijk dat lokale en regionale overheden worden betrokken bij de geplande herziening van de Europese jeugdstrategie voor na 2018;

    Economische en Monetaire Unie

    29.

    acht het zaak dat de economische governance en coördinatie in de EU aan efficiëntie en legitimiteit winnen en met meer verantwoordelijkheidsgevoel worden benaderd; op basis van het voorstel van het CvdR zou de Commissie samen met het EP en de Raad een gedragscode moeten uitwerken voor de inbreng van lokale en regionale overheden in het Europees semester;

    30.

    verzoekt de Commissie om het CvdR op structurele wijze te betrekken bij de follow-up van die onderdelen van het Witboek over de toekomst van de EU die betrekking hebben op de verdere integratie van de Economische en Monetaire Unie;

    31.

    wijst er eens te meer op dat de EU en de Economische en Monetaire Unie een sterkere sociale dimensie moeten krijgen; verwacht dat een wetgevingsvoorstel voor een Europese pijler van sociale rechten ervoor zal zorgen dat arbeidsrechten en arbeidsmobiliteit op een veranderende arbeidsmarkt de nodige aandacht krijgen, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel; deze voorgestelde wetgeving zou niet slechts een vorm van „soft law” moeten zijn die het acquis aanvult, maar een even krachtig karakter moeten hebben als de maatregelen voor de Economische en Monetaire Unie; op die manier zou de EU een meer sociale indruk op de burgers maken, als een entiteit die in staat is om hun problemen op te lossen;

    Internemarktstrategie, mkb, concurrentie, industrie en de digitale interne markt

    32.

    pleit voor een verdere vereenvoudiging van de staatssteunregels, vooral die voor diensten van algemeen economisch belang, door middel van een grondige herziening van het besluit en het bijbehorende kader (het „Almuniapakket”); ook zou de algemene groepsvrijstellingsverordening een grotere werkingssfeer moeten krijgen, vooral waar het gaat om de toegang van het midden- en kleinbedrijf tot financiering en om de steun voor micro-ondernemingen en startende bedrijven;

    33.

    dringt aan op een grondige evaluatie van de toepassing van de wetgeving voor overheidsopdrachten, met inbegrip van de rechtsmiddelenrichtlijn; dat zou kunnen leiden tot een aangepaste en eenvoudigere wetgeving die, zonder gevaar voor de rechtszekerheid, beter is afgestemd op datgene waar kleine lokale en regionale overheden behoefte aan hebben;

    34.

    herhaalt zijn pleidooi om de „Small Business Act” (SBA) voor Europa te herzien en te versterken en zal zijn toezegging gestand doen om de uitvoering ervan te promoten met zijn project „Ondernemende regio van Europa” (ORE) en het starters- en opschalingsinitiatief; dringt in dit verband aan op minder administratieve lasten en op slimme regelgeving;

    35.

    zal binnen het pas opgerichte breedbandplatform samenwerken met de Commissie om toezicht te houden op de uitrol van betere en snellere breedband in alle Europese regio’s, met name landelijke en dunbevolkte gebieden, om in een vroeg stadium na te gaan welke extra maatregelen nodig zijn om de digitale kloof te dichten en om de extra kosten van ultraperifere regio’s voor de aansluiting op breedbandnetwerken op te heffen;

    36.

    verzoekt de Commissie aan te geven in hoeverre de dienstenrichtlijn van toepassing is op de deeleconomie, kijkt uit naar Commissievoorstellen ter bescherming van de rechten van werknemers in de nieuwe vormen van werkgelegenheid die kenmerkend zijn voor de deeleconomie en vindt dat de Commissie een „Forum van deeleconomie-steden” zou moeten helpen opzetten met het CvdR als prominente belanghebbende partij;

    EU-handelsbeleid

    37.

    vraagt de Commissie ervoor te zorgen dat bij onderhandelingen over nieuwe handelsovereenkomsten ook wordt gekeken naar de lokale en regionale dimensie van de beleidsvorming op het gebied van de EU-handel en zou via de voor de TTIP-onderhandelingen ingestelde leeskamerprocedure graag toegang blijven houden tot relevante onderhandelingsdocumenten;

    Energie-unie, klimaatbeleid en milieu

    38.

    zou graag zien dat de Commissie zich schaart achter zijn verzoek om de rol van lokale en regionale bestuurslagen in de wereldwijde klimaatgovernance door middel van formele afspraken met het UNFCCC-secretariaat een steeds institutioneler karakter te verlenen;

    39.

    verzoekt de Commissie rekening te houden met de mogelijke impact en territoriale gevolgen van de uitvoering van het EU-handelsbeleid voor de werkgelegenheid en het milieu in regio's, provincies en gemeenten en vraagt daarom bij de uitwerking van het toekomstige handelsbeleid nauwer te worden betrokken;

    40.

    verzoekt de Commissie te zorgen voor samenhang tussen de meest recente en de komende voorstellen voor klimaat- en energiebeleid, de Overeenkomst van Parijs en de bevordering van energie-efficiëntie en duurzame energie; de aandacht zou meer moeten uitgaan naar initiatieven of campagnes die steunen op de inbreng van lokale en regionale overheden en een belangrijke bijdrage leveren aan de verwezenlijking van de doelstellingen ter vermindering van de broeikasgasemissies;

    41.

    zou graag zien dat aanpassing aan de klimaatverandering een vast onderdeel wordt van bestaande beleidsterreinen en financieringsinstrumenten, en bij de herziening van de EU-strategie over aanpassing aan de klimaatverandering zou de Commissie regio’s en steden de mogelijkheid moeten geven om werk te maken van hun medeverantwoordelijkheid voor de uitvoering ervan; blijft bereid om het concept van op lokaal en regionaal niveau vastgestelde bijdragen samen met de Commissie verder uit te werken om zo een impuls te geven aan lokale en regionale maatregelen tegen klimaatverandering;

    42.

    verzoekt de Commissie om, gelet op het voorstel voor een verordening over de governance van de energie-unie, de lidstaten ertoe aan te zetten om voor het opstellen van hun nationale klimaat- en energieplannen overleg tussen de nationale, regionale en lokale overheden te institutionaliseren;

    43.

    kijkt uit naar nauwe samenwerking voor de evaluatie van de tenuitvoerlegging van het milieubeleid (EIR), mede via het gezamenlijke Technische Platform voor milieusamenwerking, en dringt aan op een grotere rol voor lokale en regionale overheden in het komende overleg tussen de Commissie en de lidstaten; het zou graag een bijdrage leveren aan de fitness-checks en de beoordeling van door de Commissie in 2018 te publiceren voorstellen voor essentiële milieurichtlijnen, onder meer in de vorm van een verkennend advies;

    44.

    zal actief bijdragen aan het actieplan voor een betere uitvoering van de natuurrichtlijnen; dringt er bij de Commissie op aan om het actieplan en de maatregelen in de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2020 tijdig uit te voeren en om in 2018 met een voorstel te komen voor een wettelijk en financieel kader voor een trans-Europees netwerk van groene infrastructuur (TEN-G);

    45.

    bepleit dat bij de uitvoering van het pakket circulaire economie preventie- en ook recyclingdoelstellingen worden vastgesteld voor commercieel en industrieel afval, naast die voor vast stedelijk afval;

    46.

    verzoekt de Commissie om bij de herziening van de drinkwaterrichtlijn en de richtlijn inzake de behandeling van stedelijk afvalwater op basis van het voorzorgsbeginsel, het beginsel dat de vervuiler betaalt en het wetsvoorstel inzake hergebruik van water flexibel en gedifferentieerd te werk te gaan;

    47.

    waarschuwt de Commissie dat de globalisering van het Burgemeestersconvenant er niet toe mag leiden dat de essentiële inbreng van lokale en regionale overheden en de noodzakelijke ontwikkeling van de doelstellingen en de methodologie van het convenant, zowel binnen als buiten de EU, ondergesneeuwd raken; dringt er daarom bij de Commissie op aan om de vertegenwoordiging van verschillende subnationale bestuurslagen van uiteenlopende omvang in de opzet van het convenant te waarborgen en pal te staan voor het partnerschaps- en multilevel governance-beginsel; kijkt ernaar uit om een actieve rol te gaan spelen in de Founders' Council van het Burgemeestersconvenant voor klimaat en energie;

    48.

    acht het van groot belang dat de groep van CvdR-ambassadeurs bij het Burgemeestersconvenant en het Politiek bestuur van het Europese Burgemeestersconvenant nauw met elkaar samenwerken;

    Justitie, veiligheid, grondrechten en migratie

    49.

    steunt het rapport van het Europees Parlement van 25 oktober 2016 met aanbevelingen aan de Commissie betreffende de instelling van één EU-mechanisme voor democratie, de rechtsstaat en grondrechten waarin de bestaande instrumenten een plaats krijgen, en zou graag zien dat het op alle bestuursniveaus van toepassing zal zijn;

    50.

    geeft zijn volle steun aan het streven van de EU naar een volledige en efficiënte hervorming van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel; wat asiel en de integratie van asielzoekers betreft is er behoefte aan een holistische aanpak waarbij duurzaam beleid wordt bevorderd, voor de EU-instellingen, de lidstaten en hun lokale en regionale overheden een rol is weggelegd en het solidariteits- en het wederkerigheidsbeginsel de grondslag vormen;

    51.

    roept de Commissie op wetgevingsmaatregelen voor te stellen voor de invoering van aanvullende legale manieren voor mensen om naar de EU te komen voor bijvoorbeeld internationale bescherming, noodhuisvesting, werk, onderwijs, onderzoek of investeringsmogelijkheden. Legale migratie is een van de vier pijlers van migratiebeheer overeenkomstig de EU-agenda voor migratie van 2015 en bedoelde maatregelen zouden niet alleen helpen om op langere termijn economische, sociale en demografische problemen en tekorten aan arbeidskrachten in de EU aan te pakken, maar zijn ook belangrijk in de strijd tegen mensenhandel;

    52.

    verzoekt de Commissie te zorgen voor nog eenvoudigere en snellere financieringsprocedures en regio’s en steden rechtstreeks toegang te verlenen tot de financiële middelen die bedoeld zijn voor humanitaire crises en de integratie van onderdanen van derde landen;

    53.

    roept de Commissie op om de goede praktijken voor de deradicalisering van terugkerende strijders en het voorkomen van nieuwe radicalisering, die het CvdR in kaart heeft gebracht, te helpen verspreiden;

    54.

    is van mening dat de programma’s van het Fonds voor asiel, migratie en integratie voornamelijk door lokale en regionale overheden zouden moeten worden uitgevoerd, en daartoe is betere samenwerking met de nationale beheersautoriteiten geboden;

    55.

    vraagt de Commissie om de financiering uit het Trustfonds van de EU voor Afrika verder op te voeren en de operationele samenwerking met partners in Noordafrika op het gebied van migratiebeheer te intensiveren;

    Stabiliteit en samenwerking buiten de Europese Unie

    56.

    wijst erop dat het via zijn werkgroepen en gemengde raadgevende comités met (potentiële) kandidaat-lidstaten een concrete bijdrage levert aan datgene waar de Commissie met haar uitbreidingsbeleid naar streeft, namelijk meer stabiliteit en welvaart; zou graag samen met de Commissie de jaarlijkse Dag van de uitbreiding blijven organiseren;

    57.

    verzoekt de Commissie om verdere vooruitgang te boeken in de kwestie van niet-begeleide minderjarige migranten, die gewoonlijk onder de bevoegdheid van de regio's valt, en om zich tegenover de lidstaten sterk te maken voor een solidaire verdeling van de lasten en verantwoordelijkheden tussen het Europese, nationale en regionale niveau. Het Comité kijkt dan ook reikhalzend uit naar de nieuwe overkoepelende strategie die als opvolger van het actieplan inzake niet-begeleide minderjarigen (2010-2014) uitgebracht zal worden en waarmee de situatie van verdwenen of niet-begeleide kinderen in aanmerking genomen zal worden;

    58.

    benadrukt de duidelijke rol die bij de bestrijding van corruptie en de verankering van democratie en het rechtstaatsbeginsel in de samenleving voor lokale en regionale overheden is weggelegd; in dat verband moet er meer steun worden verleend aan decentralisering, de opbouw van capaciteit en de hervorming van het lokale bestuur in de buurlanden;

    59.

    dringt er bij de Commissie op aan om samenwerking van onderaf verder te steunen met voldoende administratieve en financiële middelen en herhaalt dat er nieuwe instrumenten moeten komen voor capaciteitsopbouw in de toetredings- en ENB-landen, aangezien de vroegere Local Administration Facility dringend aan vervanging toe is;

    60.

    zou graag zien dat de Commissie de samenwerking opvoert met de Euromediterrane vergadering van regionale en lokale overheden (ARLEM), de Conferentie van regionale en lokale overheden van het Oostelijk partnerschap (CORLEAP) en de Taskforce Oekraïne van het CvdR, vooral voor de uitvoering van regionale programma's en nieuwe initiatieven;

    61.

    acht het een goede zaak dat de Commissie steun geeft aan het Nicosia-initiatief, het op capaciteitsopbouw gerichte CvdR-project dat de sociaaleconomische situatie van Libische gemeenten door middel van samenwerking met Europese lokale en regionale overheden moet verbeteren;

    62.

    verzoekt de Commissie om de toenemende rol van lokale en regionale overheden als actieve partijen en partners bij ontwikkelingssamenwerking nog verder te ontwikkelen, met name in het licht van het voorstel voor een nieuwe Europese consensus over ontwikkeling en met het oog op de toekomst van de partnerschapsovereenkomst tussen de EU en Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan;

    63.

    is ingenomen met het voorgestelde plan voor externe investeringen voor Afrika en de landen van het EU-nabuurschap, dat erop gericht is om investeringen te stimuleren en om werkgelegenheid in de partnerlanden te scheppen, en verzoekt de Commissie om als de stem van de lokale en regionale overheden in de EU betrokken te worden bij het opstellen van dit plan;

    64.

    herhaalt zijn pleidooi voor een volwaardige EU-strategie voor internationale culturele betrekkingen en wijst er in dit verband op dat het voorrang geven aan de verdere ontwikkeling van culturele diplomatie, met als doel om hiervan een onderdeel te maken van het buitenlands beleid van de EU, een toegevoegde waarde heeft;

    Burgerschap, governance en beter wetgeven

    65.

    zou graag volledig worden betrokken bij de discussies — die met de publicatie van het Witboek over de toekomst van Europa van start zouden moeten gaan — over de vraag hoe de democratische governance en de efficiëntie van de Europese Unie verbeterd kunnen worden; wijst er nogmaals op dat lokale en regionale overheden via het CvdR betrokken moeten worden bij eventuele formele stappen om de EU-Verdragen te hervormen;

    66.

    wijst er eens te meer op dat er op alle beleidsterreinen van de Europese Commissie geijverd moet blijven worden voor een gelijke behandeling van mannen en vrouwen;

    67.

    acht het een goede zaak dat de Commissie heeft toegezegd om in de hele EU een voorlichtings- en bewustmakingscampagne op touw te zetten en initiatieven voor te stellen die burgers moeten helpen om te stemmen en om zich kandidaat te stellen bij de verkiezingen voor het Europees Parlement van 2019;

    68.

    dringt eens te meer aan op herziening van het rechtskader van het Europees burgerinitiatief (EBI) om het toegankelijker en gebruikersvriendelijker te maken en vooral om de bepalingen inzake de follow-up van succesvolle EBI’s te verbeteren, zodat dit instrument ter mobilisering van de burgers ten volle benut kan worden;

    69.

    herinnert eraan dat de „betere regelgeving”-agenda in de geest van multilevel governance moet worden uitgevoerd; op een reeks gebieden die de invloed van EU-regelgeving ondergaan spelen lokale en regionale overheden een duidelijke rol, en zij zijn het ook die deze regelgeving uitvoeren en EU-fondsen beheren; benadrukt dat zij door hun specifieke verantwoordelijkheden goed in staat zijn om bestaande regelgeving te evalueren en eventuele veranderingen in kaart te brengen;

    70.

    verzoekt de Commissie om, in het bredere kader van agenda voor betere regelgeving, bij de effectbeoordeling van wetgeving met mogelijk asymmetrische territoriale gevolgen standaard een territoriale effectbeoordeling uit te voeren;

    71.

    verwacht bij het toezicht op de naleving van het subsidiariteitsbeginsel steeds nauwer met de Commissie en het Europees Parlement te zullen samenwerken;

    72.

    draagt zijn voorzitter op om deze resolutie aan de Europese Commissie, het Europees Parlement, het Maltese voorzitterschap van de Raad van de EU en de voorzitter van de Europese Raad toe te sturen;

    Brussel, 22 maart 2017.

    De voorzitter van het Europees Comité van de Regio's

    Markku MARKKULA


    Top