Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62015CA0559

    Zaak C-559/15: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 27 april 2017 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Consiglio di Stato — Italië) — Onix Asigurări SA/Istituto per la Vigilanza Sulle Assicurazioni (IVASS) (Prejudiciële verwijzing — Richtlijn 73/239/EEG — Richtlijn 92/49/EEG — Beginsel van één enkele vergunning — Beginsel van toezicht door de lidstaat van herkomst — Artikel 40, lid 6 — Begrip „onregelmatigheden” — Reputatie van de aandeelhouders — Verbod voor een in een lidstaat gevestigde verzekeringsmaatschappij om nieuwe overeenkomsten te sluiten op het grondgebied van een andere lidstaat)

    PB C 202 van 26.6.2017, p. 4–4 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    26.6.2017   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 202/4


    Arrest van het Hof (Derde kamer) van 27 april 2017 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Consiglio di Stato — Italië) — Onix Asigurări SA/Istituto per la Vigilanza Sulle Assicurazioni (IVASS)

    (Zaak C-559/15) (1)

    ((Prejudiciële verwijzing - Richtlijn 73/239/EEG - Richtlijn 92/49/EEG - Beginsel van één enkele vergunning - Beginsel van toezicht door de lidstaat van herkomst - Artikel 40, lid 6 - Begrip „onregelmatigheden” - Reputatie van de aandeelhouders - Verbod voor een in een lidstaat gevestigde verzekeringsmaatschappij om nieuwe overeenkomsten te sluiten op het grondgebied van een andere lidstaat))

    (2017/C 202/05)

    Procestaal: Italiaans

    Verwijzende rechter

    Consiglio di Stato

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: Onix Asigurări SA

    Verwerende partij: Istituto per la Vigilanza Sulle Assicurazioni (IVASS)

    Dictum

    Richtlijn 92/49/EEG van de Raad van 18 juni 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en houdende wijziging van de richtlijnen 73/239/EEG en 88/357/EEG (derde richtlijn „schadeverzekering”), in het bijzonder artikel 40, lid 6, ervan, moet in die zin worden uitgelegd dat zij zich ertegen verzet dat de toezichthoudende autoriteiten van een lidstaat in dringende gevallen jegens een onderneming die in het kader van het vrij verrichten van diensten op het grondgebied van deze lidstaat werkzaam is in het verzekeringsbedrijf anders dan de levensverzekeringsbranche, ter bescherming van de belangen van de verzekerden en van de andere personen die in aanmerking komen voor dekking door afgesloten verzekeringen, maatregelen, zoals het verbod om op het grondgebied van deze staat nieuwe verzekeringsovereenkomsten te sluiten, treffen op grond van het discretionaire oordeel dat van meet af aan niet was voldaan, of thans niet meer wordt voldaan, aan een subjectief vereiste voor het verlenen van de vergunning om verzekeringswerkzaamheden te verrichten, zoals het reputatievereiste. Deze richtlijn verzet zich echter niet ertegen dat deze lidstaat in het kader van de uitoefening van de bevoegdheden die hij in dringende gevallen heeft, uitmaakt of bepaalde tekortkomingen of onzekerheden betreffende de goede reputatie van de bestuurders van de betrokken verzekeringsonderneming wijzen op een daadwerkelijk en dreigend gevaar dat onregelmatigheden worden begaan ten nadele van de belangen van de verzekerden of van de andere personen die voor dekking door afgesloten verzekeringen in aanmerking komen, en indien dat het geval is, onmiddellijk passende maatregelen treft, zoals in voorkomend geval, het opleggen van een verbod om op zijn grondgebied nieuwe overeenkomsten te sluiten.


    (1)  PB C 38 van 1.2.2016.


    Top