Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52014DP0052

    Besluit van het Europees Parlement van 4 februari 2014 over het verzoek om verdediging van de immuniteit en de voorrechten van Lara Comi (2014/2014(IMM))

    PB C 93 van 24.3.2017, p. 157–158 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    24.3.2017   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 93/157


    P7_TA(2014)0052

    Verzoek om verdediging van de parlementaire immuniteit van Lara Comi

    Besluit van het Europees Parlement van 4 februari 2014 over het verzoek om verdediging van de immuniteit en de voorrechten van Lara Comi (2014/2014(IMM))

    (2017/C 093/29)

    Het Europees Parlement,

    gezien het verzoek van Lara Comi om verdediging van haar immuniteit in het kader van de rechtszaak in behandeling bij de rechtbank van Ferrara, dat op 16 oktober 2013 werd ingediend,

    na Lara Comi op 5 november 2013 te hebben gehoord, overeenkomstig artikel 7, lid 3, van zijn Reglement,

    gezien de artikelen 8 en 9 van protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, en artikel 6, lid 2, van de Akte van 20 september 1976 betreffende de verkiezing van de leden van het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen,

    gezien de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 12 mei 1964, 10 juli 1986, 15 en 21 oktober 2008, 19 maart 2010 en 6 september 2011 (1),

    gezien zijn besluit van 14 januari 2014 over het verzoek om verdediging van de immuniteit en de voorrechten van Lara Comi,

    gezien artikel 6, lid 3, en artikel 7 van zijn Reglement,

    gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A7-0067/2014),

    A.

    overwegende dat Lara Comi, lid van het Europees Parlement, verzocht heeft om verdediging van haar parlementaire immuniteit in verband met een dagvaarding van de rechtbank van Ferrara die zij op 1 oktober 2013 heeft ontvangen en die betrekking heeft op een schadevergoeding die van haar geëist wordt wegens uitspraken die zij gedurende een politiek televisiedebat had gedaan;

    B.

    overwegende dat Lara Comi al op 30 juli 2013 had verzocht om verdediging van haar parlementaire immuniteit in verband met een door het openbaar ministerie van Ferrara ingestelde rechtszaak naar aanleiding van een aanklacht wegens smaad met verzwarende omstandigheden vanwege dezelfde verklaringen waarop ook dit besluit betrekking heeft;

    C.

    overwegende dat in artikel 8 van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, waarop Lara Comi zich in haar verzoek om verdediging uitdrukkelijk beroept, wordt bepaald dat tegen de leden van het Europees Parlement geen opsporing kan plaatsvinden en dat zij niet kunnen worden aangehouden of vervolgd op grond van de mening of de stem, die zij in de uitoefening van hun ambt hebben uitgebracht;

    D.

    overwegende dat het Parlement bij de uitoefening van zijn bevoegdheden met betrekking tot voorrechten en immuniteiten in de eerste plaats streeft naar handhaving van zijn integriteit als democratische wetgevende vergadering en naar waarborging van de onafhankelijkheid van zijn leden bij de uitvoering van hun functies;

    E.

    overwegende dat het Parlement beschikt over een ruime discretionaire bevoegdheid met betrekking tot de richting die het wil geven aan een besluit naar aanleiding van een verzoek van een van zijn leden tot verdediging van de parlementaire immuniteit;

    F.

    overwegende dat het Hof heeft geoordeeld dat een verklaring die een Europees afgevaardigde buiten het gebouw van het Europees Parlement aflegt een mening kan vormen die is uitgebracht in de uitoefening van zijn ambt als parlementariër in de zin van artikel 8 van het Protocol, waarbij niet de plaats waar een dergelijke verklaring is afgelegd van belang is, maar de aard en de inhoud ervan;

    G.

    overwegende dat de immuniteit tegen rechtsvervolging die de leden van het Europees Parlement genieten, ook voor civielrechtelijke zaken geldt;

    H.

    overwegende dat Lara Comi voor de televisie-uitzending in kwestie was uitgenodigd als lid van het Europees Parlement en niet als nationaal vertegenwoordiger van een partij, die overigens al vertegenwoordigd was door een andere gast, teneinde het in Italië wettelijk vereiste evenwicht tussen de verschillende politieke stromingen te waarborgen bij televisiedebatten die in verkiezingstijd plaatsvinden, zoals ook in deze zaak het geval was;

    I.

    overwegende dat het politieke debat in moderne democratieën niet louter in het parlement plaatsvindt maar ook via de diverse communicatiemedia, variërend van de pers tot internet;

    J.

    overwegende dat Lara Comi in de bewuste televisie-uitzending als lid van het Europese Parlement heeft deelgenomen aan een discussie over politieke aangelegenheden zoals openbare aanbestedingen en georganiseerde misdaad, een thema waarmee zij zich sinds jaar en dag in Europees verband bezighoudt;

    K.

    overwegende dat Lara Comi een dag later de klager haar excuses heeft aangeboden en dat zij die excuses heeft herhaald tijdens een andere nationale televisie-uitzending;

    L.

    overwegende dat het in het onderhavige geval om dezelfde verklaringen gaat waarvoor het Europees Parlement in zijn besluit van 14 januari 2014 al besloten had de immuniteit van Lara Comi te verdedigen in het kader van een voor dezelfde rechtbank van Ferrara dienende procedure;

    1.

    besluit de immuniteit en de voorrechten van Lara Comi te verdedigen;

    2.

    verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en het verslag van zijn bevoegde commissie onmiddellijk te doen toekomen aan bevoegde autoriteiten van de Italiaanse Republiek en aan Lara Comi.


    (1)  Arrest van 12 mei 1964 in zaak 101/63, Wagner/Fohrmann en Krier (Jurispr. 1964, blz. 407); arrest van 10 juli 1986 in zaak 149/85, Wybot/Faure e.a. (Jurispr. 1986, blz. 2391); arrest van 15 oktober 2008 in zaak T-345/05, Mote/Parlement (Jurispr. 2008, blz. II-2849); arrest van 21 oktober 2008 in gevoegde zaken C-200/07 en C-201/07, Marra/De Gregorio en Clemente (Jurispr. 2008, blz. I-7929); arrest van 19 maart 2010 in zaak T-42/06, Gollnisch/Parlement (Jurispr. 2010, blz. II-1135); arrest van 6 september 2011 in zaak C-163/10, Patriciello (Jurispr. 2011, blz. I-7565).


    Top