Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52014IP0069(01)

    Resolutie van het Europees Parlement van 4 februari 2014 over een actieplan voor een concurrerende en duurzame staalindustrie in Europa (2013/2177(INI))

    PB C 93 van 24.3.2017, p. 59–67 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    24.3.2017   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 93/59


    P7_TA(2014)0069

    Staalindustrie in Europa

    Resolutie van het Europees Parlement van 4 februari 2014 over een actieplan voor een concurrerende en duurzame staalindustrie in Europa (2013/2177(INI))

    (2017/C 093/11)

    Het Europees Parlement,

    gezien artikel 173 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (oud artikel 157 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap) betreffende het industriebeleid van de EU, waarin o.a. het concurrentievermogen van de Europese industriesector wordt genoemd,

    gezien de mededeling van de Commissie van 11 juni 2013 over het actieplan staal getiteld „Actieplan voor een concurrerende en duurzame staalindustrie in Europa” (COM(2013)0407),

    gezien het rapport van 10 juni 2013 dat het Centrum voor Europese Beleidsstudies in opdracht van de Commissie heeft opgesteld, getiteld „Assessment of cumulative cost impact for the steel industry” (1),

    gezien zijn resolutie van 21 mei 2013 over regionale strategieën voor industriegebieden in de Europese Unie (2),

    gezien de mededeling van de Commissie van 27 maart 2013 getiteld „Groenboek — Een kader voor het klimaat- en energiebeleid voor 2030” (COM(2013)0169),

    gezien de aanbevelingen van de rondetafelbijeenkomst op hoog niveau over de toekomst van de staalindustrie van 12 februari 2013 (3),

    gezien zijn debat van 4 februari 2013, na de verklaring van de Commissie, over het herstel van de Europese industrie tegen de achtergrond van de huidige moeilijkheden (2013/2538(RSP)),

    gezien zijn resolutie van 13 december 2012 over de staalindustrie in de Europese Unie (4),

    gezien de mededeling van de Commissie van 10 oktober 2012 getiteld „Een sterkere Europese industrie om bij te dragen tot groei en economisch herstel — Actualisering van de mededeling over het industriebeleid” (COM(2012)0582),

    gezien zijn resolutie van 14 juni 2012 over de toekomst van de Single Market Act (5),

    gezien de mededeling van de Commissie van 30 mei 2012 getiteld „Actie voor stabiliteit, groei en werkgelegenheid” (COM(2012)0299),

    gezien de mededeling van de Commissie van 14 oktober 2011 getiteld „Het industriebeleid: het concurrentievermogen versterken” (COM(2011)0642),

    gezien zijn resolutie van 9 maart 2011 over een industriebeleid voor het tijdperk van de globalisering (6),

    gezien zijn resolutie van 11 maart 2010 over investeren in de ontwikkeling van koolstofarme technologieën (SET-plan) (7),

    gezien de mededeling van de Commissie van 29 februari 2012 getiteld „Grondstoffen beschikbaar maken voor het toekomstige welzijn van Europa; voorstel voor een Europees innovatiepartnerschap inzake grondstoffen” (COM(2012)0082),

    gezien het werkdocument van de diensten van de Commissie van 13 december 2011 getiteld „Materials Roadmap Enabling Low Carbon Energy Technologies” (SEC(2011)1609),

    gezien de mededeling van de Commissie van 8 maart 2011 getiteld „Routekaart naar een concurrerende koolstofarme economie in 2050” (COM(2011)0112),

    gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 11 december 2013 (8),

    gezien het advies van het Comité van de Regio's van 28 november 2013 (9),

    gezien de studie van Eurofund over de organisaties van sociale partners: de staalindustrie,

    gezien artikel 48 van zijn Reglement,

    gezien het verslag van de Commissie industrie, onderzoek en energie en de adviezen van de Commissie internationale handel, de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken en de Commissie regionale ontwikkeling (A7-0028/2014),

    A.

    overwegende dat, na het verstrijken van de looptijd van het EGKS-Verdrag, de kolen- en staalsector geregeld worden door de bepalingen van het EU-Verdrag;

    B.

    overwegende dat de Europese kolen- en staalsector historisch van aanzienlijk belang is geweest voor de Europese integratie en de basis is van de industriële toegevoegde productiewaarde in Europa;

    C.

    overwegende dat de Europese staalindustrie de op een na grootste staalproducent ter wereld is en van strategisch belang is voor diverse grote Europese bedrijfstakken, zoals land- en zeevervoer, de bouwsector, de machinebouw, de sector huishoudelijke apparaten, de energiesector en defensie;

    D.

    overwegende dat het aandeel van de EU in de mondiale staalproductie de afgelopen tien jaar is gehalveerd, terwijl China nu bijna 50 % van de wereldproductie voor zijn rekening neemt;

    E.

    overwegende dat verwacht wordt dat de mondiale vraag naar staal op de lange termijn zal stijgen en dat staal een belangrijk materiaal zal blijven voor de industriële waardeketens in Europa en overwegende dat instandhouding van de binnenlandse productie daarom in het belang van de Europese Unie is;

    F.

    overwegende dat de Europese Unie een beleid dient te bevorderen dat erop gericht is de industriële productie in alle lidstaten te ontwikkelen, om zo de werkgelegenheid in de EU te vrijwaren en ervoor te zorgen dat het aandeel van het bbp, dat momenteel 15,2 % bedraagt, tegen 2020 stijgt tot minstens 20 %;

    G.

    overwegende dat de staalindustrie in de EU een belangrijke werkgever is, die 350 000 mensen rechtstreeks werk biedt en nog miljoenen anderen in aanverwante bedrijfstakken, waaronder de toeleveringsketen voor recycling; overwegende dat elke vorm van herstructurering een enorme impact heeft op het geografische gebied in kwestie;

    H.

    overwegende dat de arbeidsverhoudingen in de staalindustrie, vergeleken met andere sectoren, worden gekenmerkt door een hoge organisatiegraad; overwegende dat dit tot uiting komt in een hoog percentage werknemers dat lid is van een vakbond, een sterke aanwezigheid en grote dichtheid van werkgeversorganisaties en een zeer groot aantal werknemers dat onder een collectieve arbeidsovereenkomst valt; overwegende dat dit wordt weerspiegeld op Europees niveau, waar de staalindustrie een voortrekkersrol heeft gespeeld bij de ontwikkeling van de arbeidsverhoudingen en de relaties tussen sociale partners (10);

    I.

    overwegende dat ondanks de voortdurende inspanningen van de Europese staalindustrie op het gebied van onderzoek en ontwikkeling en de investeringen om milieueffecten te verminderen en hulpbronnenefficiëntie te optimaliseren, haar mondiale concurrentievermogen in gevaar is door een combinatie van factoren:

    de vraag naar staal is als gevolg van de financiële en economische crisis en structurele veranderingen in sommige staalverwerkende sectoren aanzienlijk teruggelopen;

    de bedrijfskosten zijn aanzienlijk hoger dan die van concurrenten;

    er is sterke concurrentie vanuit derde landen, waar bedrijven niet werken in het kader van dezelfde soort strenge wetgevende normen als in de EU;

    J.

    overwegende dat uit de resultaten van de cumulatieve kostenanalyse van de staalsector blijkt dat staalproducenten in de EU een aanzienlijk deel van hun winstmarge kwijt zijn aan de naleving van EU-verordeningen;

    K.

    overwegende dat het milieu- en energiebeleid van de EU een moeilijk bedrijfsklimaat creëert voor de ijzer- en staalindustrie, met name doordat het de energieprijzen doet stijgen en de concurrentiepositie van de productie in de EU op de mondiale markt onderuithaalt;

    L.

    overwegende dat de energiekosten tot 40 % van de totale operationele kosten uitmaken en dat de elektriciteitsprijzen voor eindgebruikers uit de Europese industrie het concurrentievermogen van het Europese bedrijfsleven in een gemondialiseerde markt beperken;

    M.

    overwegende dat de staalindustrie, en met name de productie van speciaal staal, een volledig gemondialiseerde sector is en Europa geconfronteerd wordt met sterke concurrentie uit derde landen, terwijl de productiekosten in de EU hoger zijn als gevolg van eenzijdige lastenverzwaringen in de EU in het kader van energie- en klimaatbeleid, hetgeen heeft geleid tot een situatie waarin de gasprijzen in de EU drie tot vier keer zo hoog zijn als in de VS en de elektriciteitsprijzen twee keer zo hoog zijn als in de VS;

    N.

    overwegende dat er meer schroot door de EU wordt uitgevoerd dan ingevoerd, waardoor de EU een belangrijk volume van deze waardevolle secundaire grondstof verliest, vaak ten voordele van de staalproductie in landen waar de milieuwetgeving achterligt op de EU-milieuwetgeving; overwegende dat de staalindustrie in de EU afhankelijk is van de invoer van grondstoffen, terwijl wereldwijd 40 % van de industriële grondstoffen aan uitvoerrestricties is gebonden, en Europa grote hoeveelheden staalschroot uitvoert terwijl veel landen de uitvoer ervan beperken;

    O.

    overwegende dat de vooruitzichten voor de werkgelegenheid in de staalsector aanleiding geven tot ernstige bezorgdheid, omdat de afgelopen jaren meer dan 65 000 banen in Europa verloren zijn gegaan als gevolg van capaciteitsinkrimpingen of bedrijfssluitingen;

    P.

    overwegende dat de huidige crisis enorme sociale problemen veroorzaakt voor de getroffen werknemers en regio's en overwegende dat bedrijven die herstructureren, dit moeten doen volgens de beginselen van maatschappelijk verantwoord ondernemen omdat uit ervaring blijkt dat succesvol herstructureren niet mogelijk is zonder een toereikende sociale dialoog;

    Q.

    overwegende dat de huidige crisis heeft geleid tot een wereldwijde overproductie van staal; overwegende echter dat het gebruik van staal en andere basismetalen in 2050 naar verwachting twee tot drie keer zo hoog zal liggen als nu, en dat de Europese staalindustrie de komende jaren deze „doodsvallei” moet zien te overleven, moet investeren en haar concurrentiekracht moet vergroten;

    R.

    overwegende dat de herstructurering, om economisch succesvol en sociaal verantwoord te zijn, moet worden opgenomen in een strategie op lange termijn die erop gericht is de duurzaamheid en het concurrentievermogen van de onderneming op lange termijn te waarborgen en te versterken;

    1.

    is verheugd over het actieplan van de Commissie voor de staalindustrie in Europa, omdat dit een belangrijk element is bij het voorkomen van een verdere verplaatsing van de staalindustrie naar locaties buiten Europa;

    2.

    is verheugd over de benadering van de Commissie die gericht is op voortzetting van de dialoog tussen de EU-instellingen, de directies van de staalondernemingen en de vakbonden in een permanente structuur van rondetafelbijeenkomsten op hoog niveau over staal en de Europese comités voor de sectorale sociale dialoog;

    3.

    is ingenomen met de oprichting van de Groep op hoog niveau voor de staalindustrie, maar betreurt dat deze groep slechts eenmaal per jaar bijeenkomt; acht het absoluut noodzakelijk dat de regionale en plaatselijke instanties nauw betrokken zijn bij dit proces, om zo de deelname van de Europese regio's waar de staalbedrijven gevestigd zijn, aan de werkzaamheden van de Groep op hoog niveau voor de staalindustrie te bevorderen en te stimuleren en de samenwerking en de uitwisseling van informatie en beste praktijken tussen de grootste belanghebbenden in de lidstaten te bevorderen;

    4.

    benadrukt dat de bestaande Europese regelgeving inzake concurrentie en staatssteun een stabiele omgeving voor de staalsector schept; roept de Commissie op concurrentieverstoring verder daadkrachtig te vervolgen en te bestraffen;

    I.    Verbetering van de Randvoorwaarden

    I.1.   Vraagstimulering

    5.

    benadrukt dat duurzame groei afhankelijk is van een sterke Europese industrie en dringt er daarom bij de Commissie en de lidstaten op aan dat zij de strategische ontwikkeling van cruciale staalverwerkende sectoren ondersteunen, door de investeringsvoorwaarden te verbeteren, onder meer voor onderzoek en innovatie en de ontwikkeling van vaardigheden, door stimulansen voor efficiënte en eerlijke productieprocessen te creëren (bijvoorbeeld door middel van beleid inzake normalisering en overheidsopdrachten), door de interne markt te versterken en door Europese infrastructuurprojecten sneller uit te voeren in overleg met alle relevante actoren;

    6.

    is van mening dat de bouw een van de belangrijkste staalverwerkende sectoren is en dat het om de sector te ondersteunen bijgevolg noodzakelijk is om een grondige studie te verrichten in de EU naar een verhoging van het aantal overheidsopdrachten, niet alleen voor communicatie- en vervoersinfrastructuur, maar ook in sectoren als het onderwijs, cultuur en openbaar bestuur en op het gebied van duurzame bouw en energie-efficiëntie;

    7.

    onderstreept het belang en de wenselijkheid van een trans-Atlantisch handels- en investeringspartnerschap om de handel in en de vraag naar staal in cruciale sectoren te bevorderen en benadrukt dus dat het noodzakelijk is onderhandelingen te voeren zonder afbreuk te doen aan het industrieel concurrentievermogen van de EU in deze sectoren;

    8.

    verzoekt de Commissie met een instrument te komen waarmee de staalmarkt diepgaand kan worden geanalyseerd en nauwkeurige informatie kan worden verkregen over de vraag- en aanbodsituatie van staal en recyclage in Europa en wereldwijd, waarbij het onderscheid moet worden gemaakt tussen de structurele en de cyclische componenten van de ontwikkeling van deze markt; is van mening dat toezicht op de staalmarkt in aanzienlijke mate kan bijdragen aan de transparantie van de staal- en schrootmarkt en waardevolle gegevens kan opleveren als basis voor corrigerende en proactieve maatregelen, die onvermijdelijk zijn wegens het cyclische karakter van de staalindustrie;

    9.

    verzoekt de Commissie om deze marktanalyse-instrumenten te gebruiken om te anticiperen op de risico's en te onderzoeken hoe de sluiting van fabrieken het herstel van de sector beïnvloedt;

    I.2.   Werkgelegenheid

    10.

    is van mening dat de Commissie, de lidstaten, de bedrijfstak en de vakbonden gezamenlijk in actie moeten komen om gekwalificeerde werknemers, getalenteerde, zeer bekwame wetenschappers en managers voor de staalsector te behouden en aan te trekken, en om jong talent aan te trekken via leerovereenkomsten, om zo voor een dynamisch, innovatief personeelsbestand te zorgen; herinnert aan de rol van regionale universiteiten en instituten voor industrieel onderzoek, die over topcompetenties beschikken die van groot belang zijn voor het creëren van de regionale voorwaarden voor een concurrerende staalindustrie; dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan onmiddellijke maatregelen te nemen om te voorkomen dat deskundigheid verloren gaat en om het banenverlies tot een minimum te beperken; vraagt de planning en het beheer van verandering te verbeteren door opleiding bevorderen, vaardigheden verder te ontwikkelen en omscholing te ondersteunen; is bezorgd over het gebrek aan systematische oplossingen voor de generatiewisseling, die in de toekomst onder meer een tekort aan vaardigheden en verlies van knowhow en competenties met zich mee zal brengen, en benadrukt de noodzaak om de beroepsbevolking en hun vaardigheden die van cruciaal belang zijn voor het toekomstig concurrentievermogen van de sector, te behouden en te ontwikkelen; dringt er bij de Commissie op aan de „allianties voor sectorspecifieke vaardigheden” te bevorderen aan de hand van de programma's Erasmus voor iedereen en Erasmus voor ondernemers, waarbij deze allianties op basis van gegevens over de nood aan vaardigheden en de ontwikkeling daarvan worden gewijd aan de uitwerking en realisatie van gemeenschappelijke opleidingsprogramma's en methoden, ook op het gebied van leren op het werk; verzoekt maatregelen te nemen om de interventie-instrumenten voor de werknemers en de bevordering van hun beroepsopleiding te versterken, teneinde de professionele heroriëntering van de werknemers in de bedrijfstak die voortvloeit uit bedrijfsreorganisaties, te bevorderen en te begeleiden;

    11.

    is van mening dat het ontbreken van een passend industriebeleid verlies van het duurzame concurrentievoordeel van de Europese industrie veroorzaakt als gevolg van de veel hogere energiekosten; de hoge energiekosten en de hoge grondstofkosten zijn niet alleen het gevolg van het feit dat energie moet worden geïmporteerd uit derde landen, maar ook van interne oorzaken; is het eens met de Commissie dat de huidige herstructurering van de staalindustrie nadelige sociale gevolgen heeft veroorzaakt door de daling van het aantal arbeidsplaatsen;

    12.

    wenst dat bij de vaststelling van de nieuwe Europese strategie voor de gezondheid en veiligheid op het werk alsook in beleidsdocumenten over pensioenen en andere sociale voordelen rekening wordt gehouden met de door het productieproces bepaalde zwaarte en stress van het werk in de staalsector voor de werknemers en onderaannemers (11); onderstreept dat werknemers in de staalsector een hoger risico lopen op werkstress omdat ze zijn blootgesteld aan fysieke risico's en als gevolg van hun werkzaamheden eerder dan de gemiddelde werknemer in de EU-28 te kampen krijgen met gezondheidsproblemen;

    13.

    is ingenomen met de lopende sociale dialoog met de vertegenwoordigers van de werknemers en de aanvullende (formele en informele) structuren voor een sociale dialoog, zoals werkgroepen, stuurcomités enz., die een intensievere dialoog tussen werknemers en de werkgever bevorderen;

    14.

    wijst erop dat om de sociale dialoog in de Europese staalsector verder te stimuleren, bijzondere aandacht moet worden geschonken aan de specifieke eigenschappen van de sector, zoals het zware werk in de staalproductie, de kenmerken van de arbeidskrachten, milieuoverwegingen, de verspreiding van technologische innovatie en de grondige herstructurering van de Europese staalsector;

    15.

    onderstreept dat bij de uitvoering van het actieplan ook moet worden bekeken wat de gevolgen van de economische crisis op korte termijn zijn voor het aantal werknemers in en het concurrentievermogen van de sector en verzoekt de Commissie capaciteitinkrimpingen en bedrijfssluitingen in Europa van nabij te volgen; is van mening dat EU-middelen niet mogen worden gebruikt om bedrijfsactiviteiten of bepaalde installaties in stand te houden, aangezien dit de concurrentie tussen staalfabrikanten in de EU zou verstoren, maar alleen om de gevolgen van sluitingen of inkrimpingen voor de betrokken werknemers te verzachten en de jeugdwerkgelegenheid in de sector te bevorderen;

    16.

    benadrukt dat de krimpende vraag niet mag leiden tot oneerlijke concurrentie tussen de lidstaten van de EU om banen; roept in dit verband op tot een gezamenlijke oplossing voor de hele EU;

    17.

    verzoekt de Commissie initiatieven te bevorderen die gericht zijn op het behoud van de staalproductie in Europa en op het waarborgen van de werkgelegenheid in de sector, evenals initiatieven ter voorkoming en bestrijding van de sluiting van fabrieken in Europa;

    18.

    verzoekt de Commissie onmiddellijk en ten volle EU-middelen in te zetten om de sociale gevolgen van de industriële herstructurering te verminderen; stelt dat het met name wenselijk is om het Europees Sociaal Fonds (ESF) en het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) ten volle te benutten;

    19.

    is ervan overtuigd dat participatie van de werknemers aan innovatie- en hervormingsmaatregelen de beste garantie voor economisch succes is;

    20.

    wijst op de noodzaak van gekwalificeerde en bekwame mensen om de overgang naar een duurzamer productieproces en duurzamere producten in goede banen te leiden en verzoekt om een Europese opleidings- en onderwijsstrategie; is ingenomen met het project inzake technisch beroepsonderwijs en technische beroepsopleiding op het gebied van vergroening in de staalsector (12), waarbij staalbedrijven, onderzoeksinstellingen en de sociale partners gezamenlijk onderzoek hebben gedaan naar de vaardigheden die nodig zijn om milieuduurzaamheid te bereiken; verzoekt de Commissie om de uitvoering van de resultaten van dit project verder te ondersteunen;

    21.

    roept de Europese Commissie op een herstructureringsplan op te stellen dat degelijke banen en een industriële toegevoegde productiewaarde in de Europese regio's behoudt en creëert:

    II.    Maatregelen ter verbetering van het concurrentievermogen van de Europese staalindustrie

    II.1.   Veilige energievoorziening tegen betaalbare prijzen

    22.

    stelt vast dat, doordat Europa een continent met beperkte hulpbronnen is, de energieprijzen in de EU de voorbije jaren sterk zijn gestegen, wat heeft geleid tot een aanzienlijke vermindering van het concurrentievermogen van de EU-industrie op het mondiale speelveld; beseft dat de energieprijzen de belangrijkste kostenpost voor de staalindustrie en andere energie-intensieve sectoren vormen; is van mening dat de efficiënte werking van de interne energiemarkt, met name op grond van doorzichtigheid van de prijzen, de noodzakelijke voorwaarde is om de staalindustrie van veilige en duurzame energie tegen betaalbare prijzen te kunnen voorzien; wijst erop dat ontbrekende grensoverschrijdende koppelingen moeten worden voltooid en dat de bestaande wetgeving volledig moet worden uitgevoerd om van de voordelen van een interne Europese energiemarkt te kunnen profiteren; steunt de toezegging van de Commissie dat de inspanningen zullen worden opgevoerd om de kloof tussen de energieprijzen en -kosten tussen de EU-industrie en haar belangrijkste concurrenten te verminderen, waarbij rekening wordt gehouden met de strategieën van de afzonderlijke lidstaten, zodat zij kunnen inspelen op de nationale omstandigheden; is van mening dat de Commissie binnen twaalf maanden met concrete voorstellen ter zake moet komen;

    23.

    benadrukt dat de Commissie concretere en meer gedetailleerde actie moet ondernemen tegen het weglekken van CO2, dat de doelstellingen van het klimaat- en energiebeleid voor 2030 technisch en economisch haalbaar moeten zijn voor EU-industrieën en dat de best presterende ondernemingen niet mogen worden geconfronteerd met directe of indirecte aanvullende kosten als gevolg van het klimaatbeleid; benadrukt dat de bepalingen inzake koolstoflekkage een 100 % kosteloze toewijzing van technisch haalbare benchmarks dienen te omvatten zonder reductiefactor voor sectoren waar koolstoflekkage zich voordoet;

    24.

    spoort de Commissie ertoe aan om strategieën te ontwikkelen voor de uitrol van koolstofarme energiebronnen met het oog op de bevordering van een snelle integratie van deze energiebronnen op de elektriciteitsmarkt;

    25.

    is van mening dat er steun dient te worden verleend voor investeringen in technologie die ervoor zorgt dat de energie-input en -terugwinning optimaal worden benut, bijvoorbeeld door het gebruik van procesgassen en restwarmte voor stoom- en elektriciteitsopwekking te optimaliseren;

    26.

    acht het noodzakelijk langetermijnovereenkomsten tussen elektriciteitsmaatschappijen en consumenten in de industrie te bevorderen, de kosten voor energie te drukken en internationale verbindingen te bevorderen, aangezien zij van essentieel belang zijn voor de perifere regio's van de EU; is van mening dat zo tevens kan worden vermeden dat activiteiten worden verplaatst naar derde landen of van de ene lidstaat naar de andere; onderstreept dat het afsluiten van langlopende energiecontracten het risico van instabiele energieprijzen kan ondervangen en kan bijdragen tot lagere elektriciteitsprijzen voor consumenten in de industrie; verzoekt de Commissie te adviseren ten aanzien van de concurrentieaspecten van langlopende overeenkomsten inzake energielevering;

    27.

    spoort de Commissie ertoe aan om strategieën te ontwikkelen om koolstofluwe energiebronnen op een kosteneffectieve manier in te zetten en de subsidies geleidelijk aan af te schaffen om zo de snelle integratie van deze energiebronnen op de elektriciteitsmarkt te stimuleren; is van mening dat het in tussentijd mogelijk moet zijn om de kosten voor energie-intensieve sectoren van de algemene heffingen op elektriciteit te compenseren als het gaat om kosten die concurrenten buiten de EU niet hoeven te dragen;

    28.

    benadrukt dat een gegarandeerde energievoorziening een belangrijk vereiste voor de staalindustrie is; verzoekt de lidstaten het derde energiepakket volledig uit te voeren; verzoekt de lidstaten voor een veilige energievoorziening te zorgen door de nodige projecten op het gebied van de energie-infrastructuur te ontwikkelen en de gepaste stimulansen te bieden om investeerders ertoe aan te zetten om voor een lagere afhankelijkheid van ingevoerde fossiele brandstoffen te kiezen; moedigt de Commissie aan om de diversificatie van de aardgasbronnen en de transportroutes te bevorderen en het voortouw te nemen bij de coördinatie en ondersteuning van het veiligstellen van de routes voor de bevoorrading met vloeibaar aardgas; verzoekt de Commissie een alomvattende beoordeling uit te voeren van de toereikendheid van de stroomopwekking en advies te geven over de wijze waarop de flexibiliteit van de stroomnetten kan worden gehandhaafd;

    29.

    verzoekt de Commissie om een verslag op te stellen waarin de ontwikkelingen in ondernemingen waarvan de integriteit bedreigd wordt, in de gaten worden gehouden, zoals gevraagd in de resolutie van het Europees Parlement van 13 december 2012 over de staalindustrie in de Europese Unie;

    II.2.   Klimaatbescherming, hulpbronnenefficiëntie en milieueffect

    30.

    herinnert eraan dat de totale uitstoot van de Europese staalindustrie sinds 1990 met ongeveer 25 % is afgenomen; merkt op dat staal volledig kan worden gerecycleerd zonder kwaliteitsverlies; erkent dat staalproducten een belangrijke rol kunnen spelen voor de overgang naar een koolstofarme kenniseconomie met een efficiënt gebruik van hulpbronnen; wijst op het belang van inspanningen om de totale uitstoot van de staalindustrie verder te beperken;

    31.

    is van mening dat de Europese staalproductie moet worden in stand gehouden door een duurzaam staalproductiemodel; dringt er bij de Commissie op aan Europese duurzaamheidsnormen, zoals Steel Construction Products Mark (SustSteel), op te stellen en te promoten;

    32.

    wijst op het belang van de logistieke kosten, met name van het vervoer over zee, de toelevering van grondstoffen, de continuïteit van de voorziening en de economische groei waarmee de ontwikkeling van havens gepaard gaat;

    33.

    is van mening dat de Europese Unie de toegang tot en de distributie van grondstoffen moet diversifiëren, aangezien dit van essentieel belang is om te vermijden dat de Europese staalsector afhankelijk wordt van één enkele haven van binnenkomst voor grondstoffen; is van mening dat er een distributiehub voor ertsen moet worden gecreëerd voor de distributie ervan naar Zuid- en Oost-Europa;

    34.

    erkent de belangrijke rol van de primaire staalproductie in de EU in het licht van de toenemende wereldwijde productie van staal en met het oog op de productie van specifieke hoeveelheden die nodig zijn in verschillende Europese waardeketens; benadrukt dat de vervaardiging van staal uit schroot de energie-input met 75 % vermindert en de input van grondstoffen met 80 %; dringt er derhalve bij de Commissie op aan om te zorgen voor een efficiënte werking van de Europese markt voor staal en schroot en de werking van de markten van secundair metaal te verbeteren door de illegale uitvoer van schroot waarbij waardevolle grondstoffen verloren gaan voor de Europese economie, te bestrijden en door de capaciteit van de lidstaten om in het kader van de verordening inspecties uit te voeren met betrekking tot de overbrenging van afvalstoffen te vergroten; moedigt de verdere ontwikkeling van recycling van schroot aan door ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk schroot wordt opgehaald en dat het schroot van betere kwaliteit is, als een manier om de toegang tot grondstoffen te garanderen, energieafhankelijkheid te verminderen, uitstoten te reduceren en een kringloopeconomie te bevorderen; steunt het initiatief van de Commissie om het vervoer van afval te inspecteren en te controleren teneinde de illegale uitvoer van schroot te voorkomen, die vaak plaatsvindt naar landen met een milieuwetgeving die niet vergelijkbaar is met de Europese milieuwetgeving;

    35.

    dringt er bij de Commissie op aan een holistische benadering van klimaatsverandering, milieu, energie en concurrentiebeleid aan te nemen en rekening te houden met sectorspecifieke kenmerken; is van mening dat de Commissie bij regelgevend werk op zoek moet gaan naar synergieën die de verwezenlijking van de klimaat- en energiedoelstellingen mogelijk maken, tegelijkertijd de doelstellingen van mededinging en werkgelegenheid ondersteunen en het risico op koolstoflekkage en -verplaatsing tot een minimum beperken;

    36.

    roept de Commissie op bij de volgende herziening van de koolstoflekkagelijst gebruik te maken van een open en transparante methodologie, rekening te houden met de potentieel verlichtende rol van in Europa geproduceerd staal en met de onrechtstreekse impact van de elektriciteitsprijzen op het concurrentievermogen; dringt er bij de Commissie op aan ervoor te zorgen dat bepalingen over koolstoflekkage doeltreffend blijven door de staalindustrie op de koolstoflekkagelijst te houden;

    37.

    benadrukt dat in het klimaatkader voor 2030 rekening moet worden gehouden met sectorale verschillen, technologische haalbaarheid en economische levensvatbaarheid en dat het klimaatkader in beginsel geen extra kosten mag opleveren voor de meest efficiënte industriële installaties;

    38.

    is bezorgd over de impact die het recente besluit van de Commissie betreffende de nationale uitvoeringsmaatregelen van de lidstaten voor de derde emissiehandelsperiode vanwege de toepassing van de sectoroverschrijdende correctiefactor kan hebben op de industrie, wat erop wijst dat het streefdoel voor de industrie niet langer haalbaar is, zelfs met de best beschikbare technologieën die momenteel in Europa worden toegepast, waardoor zelfs de meest efficiënte installaties in Europa kunnen worden geconfronteerd met extra kosten;

    39.

    benadrukt het belang van een doeltreffende en betrouwbare infrastructuur voor de ontwikkeling van de staalindustrie en herinnert eraan dat 65 % van de wereldwijde staalproductie nog steeds op erts gebaseerd is; om deze reden zijn investeringen in een adequate infrastructuur voor de volledige keten, met inbegrip van onder meer de mijnbouw, de staalfabrieken en de exportmarkten, van groot belang voor het concurrentievermogen, in het bijzonder voor de dunst bevolkte landen;

    II.3.   Internationaal gelijke spelregels

    40.

    is van mening dat er handelsonderhandelingen dienen te worden gevoerd om de economische en strategische belangen van de Unie en haar lidstaten te bevorderen en dat daarbij een wederzijdse benadering moet worden gevolgd waarbij rekening wordt gehouden met overwegingen als de toegang tot nieuwe markten, de toegang tot grondstoffen, het risico op koolstof- en investeringlekkage, gelijke spelregels en het verlies van knowhow; is van mening dat in de strategieën de verschillen dienen door te klinken tussen ontwikkelde en grote opkomende economieën enerzijds en minst ontwikkelde landen anderzijds; benadrukt dat de toegang tot nieuwe exportmarkten in groeiende economieën waar Europees staal zonder handelsbelemmeringen kan worden verkocht van doorslaggevend belang zal zijn voor het groei- en ontwikkelingspotentieel van de Europese staalindustrie; betreurt het feit dat een aantal van onze handelspartners oneerlijke, beperkende maatregelen toepassen, zoals beperkingen op investeringen en een voorkeursbeleid bij het verlenen van overheidsopdrachten waarbij binnenlandse staalindustrieën worden beschermd, waardoor de staaluitvoer van de EU ten onrechte wordt gehinderd betreurt tevens het feit dat sinds het begin van de wereldcrisis in 2008 de protectionistische maatregelen die door vele derde landen worden aangewend ter ondersteuning van hun staalindustrie, steeds intensiever zijn geworden;

    41.

    verzoekt de Commissie dringend om bij toekomstige handelsovereenkomsten te waarborgen dat de exportmogelijkheden en de toegang tot de markt voor Europees staal en op staal gebaseerde producten duidelijk verbeterd worden;

    42.

    steunt het voorstel van de Commissie dat ook voor staal een effectbeoordeling moet worden uitgevoerd vóór de ondertekening van vrijhandelsovereenkomsten en dat daarbij rekening moet worden gehouden met de waardeketen van de Europese productie en met de Europese industrie in de mondiale context; verzoekt de Commissie regelmatig een evaluatie uit te voeren van het cumulatieve effect van de overeenkomsten die al van kracht zijn en die waarover nog wordt onderhandeld, aan de hand van specifieke, vastgestelde criteria, waaronder de rol die aan de belanghebbende partijen wordt toebedeeld;

    43.

    dringt er bij de Commissie op aan te waarborgen dat alle toezeggingen die worden aangegaan in bestaande en toekomstige handelsbesprekingen en -overeenkomsten daadwerkelijk worden nagekomen; roept de Commissie op oneerlijke concurrentie vanuit derde landen te bestrijden door op evenredige en doeltreffende wijze gebruik te maken van de gepaste maatregelen die zij ter beschikking heeft, waaronder het handelsbeschermingsinstrument en het mechanisme voor geschillenbeslechting van de WTO; roept de Commissie op oneerlijk protectionisme door derde landen te bestrijden om zo de toegang tot de markt en tot grondstoffen te waarborgen voor Europese ondernemingen;

    44.

    wijst erop dat de staalindustrie de grootste gebruiker van handelsbeschermingsinstrumenten is; uit zijn bezorgdheid over de termijn — gemiddeld twee jaar — die de Commissie nodig heeft om antidumpingmaatregelen te nemen, terwijl deze periode in het geval van de VS slechts zes maanden bedraagt; roept de Commissie op maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de EU over effectieve handelsbeschermingsinstrumenten beschikt die snel kunnen worden ingezet en die haar in staat stellen sneller te reageren op gevallen van dumping, hetgeen nodig is door de felle concurrentie waarmee de Europese industrie te kampen heeft in een gemondialiseerde economie;

    45.

    spoort de Commissie aan te controleren of het „Surveillance 2”-systeem ten minste dezelfde garanties biedt inzake bewaking van en toezicht op oneerlijke subsidies en dumping als het systeem van voorafgaand toezicht op de invoer van bepaalde ijzer- en staalproducten, als vastgelegd in Verordening (EU) nr. 1241/2009;

    46.

    benadrukt dat er slechts sprake kan zijn van een eerlijker handel in staalproducten indien werknemersrechten en milieunormen in acht worden genomen;

    47.

    is van mening dat de EU-normen inzake maatschappelijk verantwoord ondernemerschap (MVO) en medezeggenschap van werknemers ook door Europese bedrijven in derde landen ten uitvoer moeten worden gelegd, en dat regionale ontwikkeling moet worden bevorderd;

    48.

    moedigt de Commissie aan de voorgestelde maatregelen uit te voeren teneinde de toegang tot cokeskool te garanderen;

    49.

    vraagt de Commissie vooruitgang te boeken met de hervorming van het wetgevingskader voor financiële markten teneinde prijsvolatiliteit ten gevolge van speculatie te voorkomen, een transparante prijsstelling te verzekeren en de continuïteit van de voorziening van zowel staal als grondstoffen te verbeteren;

    50.

    dringt er bij de Commissie op aan het Europese staal te beschermen aan de hand van wetgevingsinstrumenten die gericht zijn op de certificatie van het eindverbruik van roestvrij staal en de chemisch-fysische samenstelling ervan, waarbij onder andere een kwaliteitscertificaat wordt ingesteld voor de aan staal verwante producten, zodat de Europese staalproductie kan worden beschermd tegen niet-gecertificeerde producten;

    51.

    steunt het voorstel van de Commissie voor maatregelen ter bestrijding van illegale markten in staalproducten; dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan mogelijke maatregelen ter bestrijding van btw-ontwijking te onderzoeken;

    II.4.   Onderzoek, ontwikkeling en innovatie

    52.

    merkt op dat de algemene verspreiding van baanbrekende technologieën essentieel is voor de naleving van de in het Energiestappenplan 2050 bedoelde CO2-reductiedoelstelling; is verheugd over de doelstelling van het Ulcos-programma, namelijk innovatieve technologieën voor de productie van staal met een ultralage koolstofemissie identificeren en ontwikkelen, alsmede het SPIRE-programma en andere programma's voor de ontwikkeling van nieuwe staalkwaliteiten, productie- en recyclageprocessen en zakenmodellen die de waarde, efficiëntie en duurzaamheid verbeteren, wat het concurrentievermogen van de Europese staalindustrie ten goede komt;

    53.

    roept de Commissie op een ambitieus innovatiebeleid in te voeren, dat kansen schept voor hoogwaardige, energie-efficiënte en innovatieve producten en ervoor zorgt dat de EU haar mannetje kan staan in de toenemende mondiale concurrentie;

    54.

    is ingenomen met de resultaten van de specifieke instrumenten voor de kolen- en staalsector, zoals het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal, en spoort de Commissie aan om de sinds 2002 toegepaste regeling voort te zetten;

    55.

    acht het noodzakelijk de steun voor innovatie uit te breiden naar alle activiteiten die verband houden met de staalsector; is van mening dat in het kader van Horizon 2020 daarom financieringsmechanismen van de EIB moeten worden toegepast om de samenwerking op het gebied van onderzoek, ontwikkeling en innovatie tussen staalbedrijven en de regio's waar zij gevestigd zijn, te bevorderen, om zo de economische activiteit te stimuleren en in stand te houden;

    56.

    is het er met de Commissie over eens dat in het kader van Horizon 2020 de nadruk moet worden gelegd op demonstratie- en pilootprojecten voor nieuwe technologieën en schonere technologieën die efficiënter zijn qua hulpbron- en energiegebruik;

    57.

    meent dat stimulansregelingen moeten worden ingevoerd om grote multinationale ondernemingen aan te zetten tot investeringen in onderzoek en ontwikkeling in de gebieden waarin zij hun industriële activiteiten uitvoeren, ter ondersteuning van de werkgelegenheid en de ontwikkeling van de betrokken gebieden;

    58.

    erkent dat aan de ontwikkeling, schaalvergroting, demonstratie en inzet van baanbrekende technologieën hoge financiële risico's zijn verbonden; steunt de oprichting van clusters, onderzoekssamenwerking en publiek-private partnerschappen, zoals SPIRE en EMIRI; moedigt het gebruik van innovatieve financiële instrumenten, zoals financieringsfaciliteiten met risicodeling, aan, die met voorrang toegang verlenen aan de in crisis verkerende staalindustrie; roept de Europese Investeringsbank en de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling op een langetermijnfinancieringskader voor staalprojecten te ontwerpen;

    59.

    vraagt de Commissie het Europees innovatiepartnerschap inzake grondstoffen verder uit te voeren, met betrekking tot de staalindustrie en langsheen de grondstoffenwaardeketen, in het bijzonder recyclagemethoden en nieuwe bedrijfsmodellen;

    o

    o o

    60.

    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie en aan de Raad, alsmede aan de regeringen en de parlementen van de lidstaten.


    (1)  http://ec.europa.eu/enterprise/sectors/metals-minerals/files/steel-cum-cost-imp_en.pdf

    (2)  Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0199.

    (3)  http://ec.europa.eu/enterprise/sectors/metals-minerals/files/high-level-roundtable-recommendations_en.pdf

    (4)  Aangenomen teksten, P7_TA(2012)0509.

    (5)  PB C 332 E van 15.11.2013, blz. 72.

    (6)  PB C 199 E van 7.7. 2012, blz. 131.

    (7)  PB C 349 E van 22.12.2010, blz. 84.

    (8)  Nog niet in het Publicatieblad verschenen.

    (9)  Nog niet in het Publicatieblad verschenen.

    (10)  Eurofound (2009).

    (11)  Eurofound (januari 2014, verschijnt binnenkort).

    (12)  http://www.gt-vet.com/?page_id=18


    Top