EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62016TN0834

Zaak T-834/16: Beroep ingesteld op 29 november 2016 — QC/Europese Raad

PB C 38 van 6.2.2017, p. 36–37 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

6.2.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 38/36


Beroep ingesteld op 29 november 2016 — QC/Europese Raad

(Zaak T-834/16)

(2017/C 038/49)

Procestaal: Grieks

Partijen

Verzoekende partij: QC (Lesbos, Griekenland) (vertegenwoordiger: Ch. Ladis, advocaat)

Verwerende partij: Europese Raad

Conclusies

de „Verklaring EU-Turkije” van 18 maart 2016, diezelfde dag gepubliceerd bij persbericht nr. 144/16, nietig verklaren;

alle gevolgen ervan nietig verklaren;

de zaak in kort geding behandelen;

de onmiddellijke opschorting van de overeenkomst gelasten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij zeven middelen aan.

1.

Het eerste middel betreft schending van vormvoorschriften en rechtsnormen in de overeenkomst, die tezelfdertijd is aangetast door bevoegdheidsoverschrijding.

2.

Het tweede middel is ontleend aan de pertinente en onderbouwde rapporten van Amnesty International, die de aangehaalde schendingen bewijzen, maar ook de humanitaire crisis die door de overeenkomst is veroorzaakt.

De toepassing van de overeenkomst, die volgens de verzoekende partij een internationaal verdrag in eigenlijke zin is, heeft ertoe geleid tot het recht op asiel systematisch wordt ontzegd en dat de Conventie van Genève direct wordt geschonden.

3.

Het derde middel is ontleend aan de informatienota van de Europese parlementsleden van de Confederale Fractie Europees Unitair Links.

De overeenkomst heeft geleid en leidt tot een „ernstige en voortdurende schending” van de waarden van de EU.

4.

Het vierde middel is ontleend aan de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie.

Het beroepsschrift gaat bovendien in op de stelling, die op internationaal vlak wordt onderschreven, dat Turkije geen „veilig land” is, gelet op het gebruik van foltering en de vele veroordelingen voor schending van de mensenrechten.

5.

Het vijfde middel betreft het VWEU.

In het beroepsschrift wordt aangevoerd dat de verklaring, die aldus verkeerd wordt benoemd, een uitdrukkelijke schending van Deel Vijf, Titel V, VWEU, inzake de „internationale overeenkomsten” vormt.

6.

Het zesde middel is ontleend aan het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

De overeenkomst schendt bovendien het internationale recht van de mensenrechten, met inbegrip van de bepalingen van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie: van de menselijke waardigheid tot het categorieke verbod op „gezamenlijke terugkeeroperaties”. In het beroepsschrift wordt meer bepaald de nadruk gelegd op de ongemerkte schending, of de bewuste niet-toepassing, van uitdrukkelijk vernoemde richtlijnen, die een geschikt antwoord van de EU eisen op de „massieve toestroom” van personen aan haar grenzen, vooral wanneer zij kwetsbaar zijn, en van de richtlijnen die de procedures voor de erkenning van de internationale bescherming en het recht op asiel regelen.

7.

Het zevende middel is ontleend aan documenten van internationale organisaties en andere gezaghebbende instellingen.

In het beroepsschrift wordt bovendien opgemerkt dat de EU bij de bestreden overeenkomst, zowel in Griekenland als in Turkije, een enorme toestroom van personen heeft veroorzaakt, die in erbarmelijke omstandigheden overleven en zonder enige rechten, om nog maar te zwijgen van het feit dat zij al het slachtoffer van mishandelingen door de ordediensten kunnen geweest zijn.

Het beroep baseert zich ten slotte op de vaststelling dat de EU, geconfronteerd met een rampzalige humanitaire en sociale toestand, duidelijk haar Unierechtelijke en internationaalrechtelijke plichten niet is nagekomen.


Top