Este documento é um excerto do sítio EUR-Lex
Documento 62016CN0624
Case C-624/16 P: Appeal brought on 25 November 2016 by the European Commission against the judgment of the General Court (Eighth Chamber) of 15 September 2016 in Case T-219/13, Ferracci v Commission
Zaak C-624/16 P: Hogere voorziening ingesteld op 25 november 2016 door de Europese Commissie tegen het arrest van het Gerecht (Achtste kamer) van 15 september 2016 in zaak T-219/13, Ferracci/Commissie
Zaak C-624/16 P: Hogere voorziening ingesteld op 25 november 2016 door de Europese Commissie tegen het arrest van het Gerecht (Achtste kamer) van 15 september 2016 in zaak T-219/13, Ferracci/Commissie
PB C 38 van 6.2.2017, p. 17—18
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
6.2.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 38/17 |
Hogere voorziening ingesteld op 25 november 2016 door de Europese Commissie tegen het arrest van het Gerecht (Achtste kamer) van 15 september 2016 in zaak T-219/13, Ferracci/Commissie
(Zaak C-624/16 P)
(2017/C 038/23)
Procestaal: Italiaans
Partijen
Rekwirante: Europese Commissie (vertegenwoordigers: P. Stancanelli, D. Grespan, F. Tomat, gemachtigden)
Andere partijen in de procedure: Pietro Ferracci, Italiaanse Republiek
Conclusies
— |
het bestreden arrest vernietigen voor zover het beroep in eerste aanleg daarbij ontvankelijk is verklaard in de zin van artikel 263, vierde alinea, laatste zinsnede, VWEU; |
— |
het beroep in eerste aanleg niet-ontvankelijk verklaren in de zin van artikel 263, vierde alinea, tweede en laatste zinsnede, VWEU, en het bijgevolg volledig te verwerpen; |
— |
P. Ferracci verwijzen in de kosten die de Commissie in de procedure voor het Gerecht zijn opgekomen en in die welke haar in de onderhavige procedure zullen zijn opgekomen. |
Middelen en voornaamste argumenten
De Commissie voert een enkel, uit drie delen bestaand, middel aan, waarin zij stelt dat het Gerecht artikel 263, vierde alinea, laatste zinsnede, VWEU onjuist heeft uitgelegd en toegepast door op grond van die bepaling het door verzoeker in eerste aanleg ingestelde beroep ontvankelijk te hebben verklaard. Het Gerecht zou in het bijzonder blijk hebben gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat de bestreden handeling een regelgevingshandeling was die verzoeker in eerste aanleg rechtstreeks raakte en geen uitvoeringsmaatregelen met zich meebracht.