This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62015CA0548
Case C-548/15: Judgment of the Court (Sixth Chamber) of 10 November 2016 (request for a preliminary ruling from the Hoge Raad der Nederlanden — Netherlands) — J.J. de Lange v Staatssecretaris van Finaciën (Reference for a preliminary ruling — Social policy — Principles of equal treatment and of non-discrimination on grounds of age — Directive 2000/78/EC — Equal treatment in employment and occupation — Articles 2, 3 and 6 — Scope — Difference in treatment on grounds of age — National legislation capping deductions of training costs incurred after a certain age — Access to vocational training)
Zaak C-548/15: Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 10 november 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden — Nederland) — J. J. de Lange/Staatssecretaris van Financiën (Prejudiciële verwijzing — Sociale politiek — Beginselen van gelijke behandeling en non-discriminatie op grond van leeftijd — Richtlijn 2000/78/EG — Gelijke behandeling in arbeid en beroep — Artikelen 2, 3 en 6 — Werkingssfeer — Verschil in behandeling op grond van leeftijd — Nationale wettelijke regeling die voorziet in een bovengrens voor de aftrek van scholingskosten die vanaf een bepaalde leeftijd zijn gemaakt — Toegang tot beroepsopleiding)
Zaak C-548/15: Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 10 november 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden — Nederland) — J. J. de Lange/Staatssecretaris van Financiën (Prejudiciële verwijzing — Sociale politiek — Beginselen van gelijke behandeling en non-discriminatie op grond van leeftijd — Richtlijn 2000/78/EG — Gelijke behandeling in arbeid en beroep — Artikelen 2, 3 en 6 — Werkingssfeer — Verschil in behandeling op grond van leeftijd — Nationale wettelijke regeling die voorziet in een bovengrens voor de aftrek van scholingskosten die vanaf een bepaalde leeftijd zijn gemaakt — Toegang tot beroepsopleiding)
Information about publishing Official Journal not found, p. 15–16
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
16.1.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 14/15 |
Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 10 november 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden — Nederland) — J. J. de Lange/Staatssecretaris van Financiën
(Zaak C-548/15) (1)
((Prejudiciële verwijzing - Sociale politiek - Beginselen van gelijke behandeling en non-discriminatie op grond van leeftijd - Richtlijn 2000/78/EG - Gelijke behandeling in arbeid en beroep - Artikelen 2, 3 en 6 - Werkingssfeer - Verschil in behandeling op grond van leeftijd - Nationale wettelijke regeling die voorziet in een bovengrens voor de aftrek van scholingskosten die vanaf een bepaalde leeftijd zijn gemaakt - Toegang tot beroepsopleiding))
(2017/C 014/19)
Procestaal: Nederlands
Verwijzende rechter
Hoge Raad der Nederlanden
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: J. J. de Lange
Verwerende partij: Staatssecretaris van Financiën
Dictum
1) |
Artikel 3, lid 1, onder b), van richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep moet aldus worden uitgelegd dat een belastingregeling zoals aan de orde in het hoofdgeding, op grond waarvan de fiscale behandeling van scholingsuitgaven die door een persoon zijn gedaan, verschillend is naargelang van diens leeftijd, binnen de materiële werkingssfeer van deze richtlijn valt, voor zover deze regeling de toegang van jongeren tot een opleiding beoogt te bevorderen. |
2) |
Artikel 6, lid 1, van richtlijn 2000/78 moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een belastingregeling zoals aan de orde in het hoofdgeding, op grond waarvan personen die de leeftijd van 30 jaar nog niet hebben bereikt, onder bepaalde voorwaarden de scholingsuitgaven volledig op hun belastbare inkomen in aftrek kunnen brengen, terwijl dit recht op aftrek beperkt is voor personen die deze leeftijd reeds hebben bereikt, voor zover ten eerste die regeling objectief en redelijk wordt gerechtvaardigd door een legitiem doel op het gebied van werkgelegenheids- en arbeidsmarktbeleid, en ten tweede de middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn. Het staat aan de verwijzende rechter om na te gaan of dit in het hoofdgeding het geval is. |