EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52013IP0512

Resolutie van het Europees Parlement van 21 november 2013 over het Actieplan ondernemerschap 2020 — De ondernemingsgeest in Europa nieuw leven inblazen (2013/2532(RSP))

PB C 436 van 24.11.2016, p. 11–16 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

24.11.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 436/11


P7_TA(2013)0512

Actieplan ondernemerschap 2020 — De ondernemingsgeest in Europa nieuw leven inblazen

Resolutie van het Europees Parlement van 21 november 2013 over het Actieplan ondernemerschap 2020 — De ondernemingsgeest in Europa nieuw leven inblazen (2013/2532(RSP))

(2016/C 436/03)

Het Europees Parlement,

gezien de vraag aan de Commissie over het Actieplan ondernemerschap 2020 — De ondernemingsgeest in Europa nieuw leven inblazen (O-000110/2013 — B7-0520/2013),

gezien artikel 115, lid 5, en artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

I.    Ondernemingsgeest en opleiding voor ondernemers

1.

verwacht dat alle voorgestelde maatregelen ter bevordering van het ondernemerschap op nationaal en Europees niveau op alle ondernemingsvormen van toepassing zullen zijn, onder meer op vrije beroepen, coöperaties, ambachtelijke bedrijven en sociale ondernemingen;

2.

herinnert eraan dat zakelijke en voor het ondernemerschap noodzakelijke bekwaamheden en vaardigheden sleutelcompetenties zijn voor een leven lang leren, en dat er gezien de geringe economische groei en de hoge werkloosheidscijfers behoefte is aan krachtige maatregelen op de korte en middellange termijn om het ondernemerschap te promoten en te faciliteren, vooral onder jonge mensen;

3.

erkent dat de lidstaten bevoegd zijn voor onderwijs en opleiding op zakelijk, sociaal en ondernemingsgebied en dat opleidingsprogramma's vaak doelgerichter en kostenefficiënter zijn wanneer zij op lokaal en nationaal niveau worden georganiseerd; is van mening dat initiatieven van de EU de acties van de lidstaten op dit gebied op zinvolle wijze zouden kunnen en moeten aanvullen, met name door middel van samenwerking en uitwisseling van beste praktijken;

4.

onderstreept de noodzaak om stimulansen te geven aan werkgevers die laag- of ongeschoolde mensen (met inbegrip van Roma) een opleiding bieden en mogelijkheden om direct op de werkplek praktische ervaring op te doen;

5.

is verontrust over het feit dat in het huidige onzekere economische klimaat steeds minder EU-burgers overwegen voor zichzelf te beginnen; is van oordeel dat de EU en de lidstaten hun gecoördineerde inspanningen moeten opvoeren om het ondernemersklimaat in Europa te verbeteren en de mogelijkheid moeten onderzoeken om specifieke maatregelen en doelstellingen vast te stellen om ondernemerschap opnieuw aantrekkelijk te maken, ook voor hoogopgeleide werknemers met beroepservaring en inzonderheid in sectoren die voor de Unie van strategisch belang zijn; meent dat een duidelijk verband moet worden gelegd tussen dergelijke initiatieven en de industriebeleidsmaatregelen van de Commissie; meent dat dergelijke maatregelen acties moeten omvatten om de oprichting van ondernemingen te vergemakkelijken;

6.

neemt kennis van de door de Commissie voorgestelde maatregelen en initiatieven ten behoeve van de opleiding van ondernemers en roept de lidstaten op deze met spoed om te zetten, in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel; wijst in dit verband met name op het EU-initiatief „Nieuwe vaardigheden voor nieuwe banen”; verwelkomt de oproep aan de lidstaten om onderwijs en opleiding in ondernemerschap als sleutelcompetenties op te nemen in hun nationale programma's;

7.

vindt dat er initiatieven moeten worden ontplooid om strenge criteria op het gebied van duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen op te nemen in ondernemerschapsonderwijs om potentiële nieuwe ondernemers de vaardigheden bij te brengen om hun bedrijf te leiden op een manier die de positieve bijdrage ervan aan de maatschappij vergroot en tegelijkertijd de negatieve gevolgen voor de bevolking en het milieu minimaliseert;

8.

beschouwt het netwerk van mkb-gezanten als een potentieel centraal forum voor de uitwisseling van beste praktijken en de beoordeling van vooruitgang bij de omzetting;

9.

steunt de ambitie achter de geplande invoering van de jongerengarantie en de bereidheid om hiervoor voldoende financiële middelen uit te trekken; ziet dit als een belangrijke maatregel om de lidstaten te helpen de effecten van de massale jeugdwerkloosheid, met name in landen die ernstig zijn getroffen door de crisis, te beperken; onderstreept de betekenis van de geplande maatregelen voor de bevordering van het ondernemerschap en de opleiding van ondernemers, daar zij op duurzame werkgelegenheid gericht zijn en nauwelijks een meeneem-effect hebben; verzoekt de Commissie en de lidstaten andere maatregelen, zoals belastingvrijstellingen, te overwegen om kmo's aan te moedigen jongeren in dienst te nemen;

10.

verzoekt de Commissie om de via intermediaire organisaties uitgevoerde maatregelen ter begeleiding, advisering en ondersteuning van ondernemingen, en in het bijzonder van zeer kleine ondernemingen, te versterken en programma's op te stellen om oudere ondernemers die de rol van mentor of begeleider op zich willen nemen, ertoe aan te moedigen jonge ondernemers die pas een bedrijf hebben opgestart of een bedrijf in moeilijkheden hebben overgenomen op de goede weg te helpen en te begeleiden door hun knowhow en ervaring ter beschikking te stellen;

11.

verzoekt de Commissie om de oprichting van clusters te bevorderen, zoals bedrijfsnetwerken en ondernemingsverenigingen die concurrentievoordelen helpen ontwikkelen, het mogelijk maken profijt te trekken van een gemeenschappelijk beheer van personele middelen en leiden tot een toename van het concurrentievermogen;

12.

wijst erop dat kleine en middelgrote ondernemingen die gebruik maken van informatie- en communicatietechnologieën (ICT) twee tot drie keer sneller groeien; vraagt daarom de Commissie maatregelen te bevorderen die de ondernemers in staat stellen alle door de digitale interne markt geboden kansen te benutten;

13.

roept de Commissie en de lidstaten op om het Erasmus-programma voor jonge ondernemers verder te ontwikkelen en het aantal nationale contactpunten waar nodig uit te breiden; stelt voor om vaker gebruik te maken van de structuren van de Enterprise Europe Networks; acht een streefdoel van 10 000 uitwisselingen per jaar noodzakelijk, met een groei van minimaal 10 % per jaar tot dat streefdoel is bereikt;

14.

ziet veel mogelijkheden in de uitbreiding van het Leonardo-uitwisselingsprogramma voor leerlingen en benadrukt dat zogenaamde intermediaire organisaties het mkb bij de organisatie hiervan (bv. zoeken naar geschikte partners in het buitenland, onderdak enz.) moeten ondersteunen; wijst nadrukkelijk op de mogelijkheden voor het ondernemerschap van afgestudeerden van een duale opleiding (leerlingstelsel);

15.

stelt voor dat de lidstaten voor kortetermijnmaatregelen zoals steun en advies bij het oprichten of overnemen van een bedrijf ook middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering en het Europees Sociaal Fonds moeten kunnen aanvragen, zolang deze inderdaad voor kortetermijnmaatregelen worden gebruikt en niet om de verdere verplaatsing van ondernemingen te rechtvaardigen;

16.

stelt voor de bestaande en toekomstige instrumenten ter bevordering van het ondernemerschap in sterkere mate onderling te coördineren teneinde op nationaal, regionaal en lokaal niveau stimulansen en synergie te creëren;

17.

verwacht dat de komende Commissie de bevordering van het ondernemerschap en de opleiding voor ondernemers voor zover die onder haar bevoegdheden valt tot een van de hoofdthema's verklaart en een Europees partnerschap in het leven roept waarin de vooruitgang in de lidstaten kan worden gemeten, onder meer aan de hand van de volgende criteria:

a)

de opneming van ondernemerschapsonderwijs in de nationale schoolprogramma's, in het bijzonder praktijkgerichte elementen zoals bedrijfsprojecten op school en verplichte stages vóór het eind van de middelbare school,

b)

de omvang van de voor de bevordering van de opleiding voor ondernemers opgevraagde financiële middelen uit de structuurfondsen,

c)

het aantal personen dat deelneemt aan maatregelen ten behoeve van ondernemers in het kader van de jongerengarantie of aan mobiliteitsprogramma's voor nieuwe ondernemers, met name jongeren;

d)

het aantal personen dat na deelname aan deze initiatieven een eigen bedrijf wil oprichten;

18.

moedigt de lidstaten aan om zo spoedig mogelijk nationale, regionale en lokale strategieën vast te stellen waarmee opleiding voor ondernemers in het onderwijsprogramma (lager en middelbaar onderwijs, beroeps- en universitaire opleidingen alsook volwassenenonderwijs) wordt geïntegreerd; verwacht dat deze strategieën betrekking hebben op alle soorten ondernemingen en ook de sociale en ecologische impact van het ondernemerschap omvatten; onderstreept de betekenis van praktijkgerichte en interactieve elementen in de sociale, zakelijke en op ondernemerschap gerichte opleiding;

19.

is van mening dat beroepsonderwijs en -opleiding (BOO) de vaardigheden, kennis en competenties kan bijbrengen die nodig zijn op de arbeidsmarkt, met name ten aanzien van werklozen, alsook gepersonaliseerd advies kan bieden bij het zoeken naar een baan; roept de Commissie en de lidstaten op het aanbieden van BOO in Europa te versterken ter bevordering van de transparantie, erkenning en kwaliteit van competenties en kwalificaties, en aldus de mobiliteit van lerenden en werknemers te vergemakkelijken;

20.

benadrukt dat voor het effectief leiden van een bedrijf kennis over het functioneren van de markt, de economie en financieringsstelsels onontbeerlijk is en dat dit daarom ook als onderdeel in het nationale basisonderwijs en de EU-onderwijsprogramma's moet worden opgenomen; verzoekt de Commissie en de lidstaten onverwijld financieel onderwijs in hun onderwijsprogramma's op te nemen;

21.

benadrukt het belang van opleidingsplaatsen voor jongeren in economische sectoren met goede vooruitzichten, die een waardevolle stap vormen in de overgang van het onderwijs naar het beroepsleven;

22.

is ingenomen met het concept van de kennis- en innovatiegemeenschappen (KIC's) die met hun focus op ondernemerschap aan de hand van het integreren van de kennisdriehoek onderzoek, hoger onderwijs en innovatie een belangrijke aanjager zijn van innovatie op het gebied van grote maatschappelijke vraagstukken, en derhalve een belangrijk instrument zijn voor het creëren van groei en werkgelegenheid in Europa; onderstreept derhalve dat alle KIC's ondernemerschap moeten opnemen in hun structuur en in hun aanpak op het gebied van onderzoek, innovatie en opleiding; onderstreept dat KIC's beste praktijken in verband met het gebruik van innovatieve opleidingsconcepten en -technologieën moeten overnemen en delen; beveelt voorts een evaluatie op de langere termijn aan met het oog op de oprichting van een KIC om dergelijke innovatieve opleidingsconcepten verder te ontwikkelen, waarbij bijzondere aandacht moet uitgaan naar ondernemerschapsonderwijs;

II.    Ondernemingsklimaat en randvoorwaarden

23.

roept de Commissie en de EIB-groep op meer te doen op het gebied van voorlichting, om samen met de mkb-organisaties meer informatie te geven over de financieringsmogelijkheden binnen het mkb;

24.

benadrukt dat de invoering van flexibelere financieringsalternatieven van het allergrootste belang is voor de oprichting van nieuwe bedrijven; onderstreept dat het fiscaal onderscheid tussen eigen kapitaal en vreemd kapitaal moet worden afgeschaft en dat er een investeringsaftrek zou moeten worden ingevoerd; benadrukt dat bankkredieten tot de belangrijkste financieringsvormen voor het mkb behoren en dat daarom moet worden gezorgd voor een betrouwbare kredietvoorziening en bovendien moet worden gestreefd naar meer aandelenfinanciering door betere randvoorwaarden voor particulier vermogen en durfkapitaal, met inbegrip van steun voor mkb-fondsen en crowdfunding zonder dure prospectuskosten; vraagt dat een belastingvrijstelling voor participatie van particuliere beleggers zou worden ingevoerd;

25.

herinnert eraan dat administratieve lasten nog steeds als een van de grootste belemmeringen voor het starten of voortzetten van een onderneming worden gezien; acht het van het grootste belang dat de vermindering van onnodige administratieve lasten als hoogste punt op de politieke agenda blijft staan en verwacht dat de volgende Commissie concrete voorstellen doet voor beleid en maatregelen voor de periode tot 2020 in het kader van de prioriteiten van de Small Business Act, die concrete, kwantitatieve doelstellingen kunnen behelzen (bv. vermindering van de administratieve lasten door EU-wetgeving met 25 % tot 2020);

26.

is ingenomen met de door de Commissie voor deze actiepijler voorgestelde maatregelen en herinnert aan de opmerkingen die het Parlement ter zake heeft geformuleerd in zijn resoluties van 23 oktober 2012 over het midden- en kleinbedrijf: concurrentievermogen en zakelijke kansen en van 5 februari 2013 over de verbetering van de toegang tot financiering (1) voor kmo's (2);

27.

is ingenomen met de hernieuwde oproepen van de Commissie aan de lidstaten om de kosten en de tijd die gepaard gaan met de oprichting van een onderneming te verminderen; wijst op de beperkte vorderingen die sinds de Small Business Act zijn geboekt en roept de lidstaten op hun inspanningen op dit gebied op te voeren;

28.

benadrukt dat de verschillende ondernemingsvormen, zoals onder meer familiebedrijven en coöperatieve ondernemingen, in aanmerking moeten worden genomen bij het creëren van een bedrijfsvriendelijk klimaat aan de hand van passende bedrijfsondersteunende diensten;

29.

wijst erop dat de steunmaatregelen van de EU voor het mkb nog altijd onevenwichtig zijn en dat vele lidstaten bij de uitwerking van wetgeving nog altijd geen rekening houden met de bijzondere kenmerken van kleine ondernemingen;

30.

benadrukt dat de toegang tot financiering een van de meest significante belemmeringen blijft voor de ontwikkeling van het mkb; dringt er bij de Commissie op aan uitgebreid te onderzoeken of financieringsinstrumenten die gericht zijn op het mkb, zoals het Progress-microfinancieringsinstrument, de toegang van het mkb tot financiering daadwerkelijk vergemakkelijken, met name gezien het feit dat bij de financieringsinstrumenten van een aantal lidstaten te strenge eisen worden gesteld voor het verlenen van krediet aan het mkb;

31.

verwelkomt de inspanningen van de Commissie om de lidstaten te helpen de fiscale en administratieve voorwaarden bij de overdracht van ondernemingen te verbeteren; acht het noodzakelijk om de fiscale behandeling van innoverende financieringsvormen zoals groepsfinanciering, durfkapitaalfinanciering en financiering door business angels te verbeteren; verzoekt de lidstaten om hun steun voor de overdracht van ondernemingen te vergroten aan de hand van nationale financiële instrumenten, met name door middel van garanties op leningen en andere financieringsvormen zoals groepsfinanciering of financiering door business angels, en verwelkomt de aandacht van de Commissie voor crowdfundingsplatforms; meent dat de overdracht van ondernemingen ook moet worden bevorderd via passende opleidingsinitiatieven op het gebied van managementvaardigheden, met name wanneer bedrijven worden overgedragen aan werknemers;

32.

merkt op dat ingewikkelde btw-regels al lang een van de grootste belemmeringen vormen voor ondernemers om het potentieel van de interne markt te benutten; roept de Commissie op de geplande voorstellen om de regels op elkaar af te stemmen en de kosten van het nakomen van de btw-verplichtingen terug te dringen door te werken met één enkele aangifte, zo snel mogelijk in te dienen, zodat ze tijdens de huidige zittingsperiode kunnen worden aangenomen;

33.

beschouwt de voorgestelde maatregelen om de administratieve lasten (waaronder mogelijk ook onnodige of buitensporige lasten ingevolge de regelgeving) en bureaucratische lasten te verminderen als een aanvulling op de beginselen van de Small Business Act; betreurt dat bepaalde belangrijke initiatieven in het actieplan niet aan de orde komen, zoals bijvoorbeeld maatregelen voor het uitvoeren van de kmo-test op nationaal niveau, betreffende de toekomstige rol van de groep op hoog niveau ter vermindering van administratieve lasten of betreffende de vaststelling van een jaarlijkse ranglijst van administratieve lasten in de EU en de lidstaten; dringt er bij de Commissie op aan om onder leiding van haar mkb-gezant een routekaart op te stellen voor de evaluatie en herziening van de top tien van bezwaarlijke EU-maatregelen teneinde onnodige of buitensporige lasten te verminderen; bevestigt dat een dergelijke vermindering in geen geval afbreuk mag doen aan de fundamentele sociale en milieunormen;

34.

roept de lidstaten op beginnende ondernemingen voor een periode van uitstel van betaling van socialeverzekeringsbijdragen en van alle „on account” belastingen te verlenen, zodat ondernemingen in de eerste jaren slechts belasting betalen over de werkelijke winst; is van mening dat dit systeem volledig transparant moet zijn, om misbruik te voorkomen;

35.

onderstreept het belang van kennisoverdracht tussen kenniscentra, zoals onderzoeksinstituten en expertisecentra, en kmo's, voor het succes van deze laatste; onderstreept dat de wijze waarop kennisoverdracht in de praktijk wordt omgezet en de manier waarop succesvolle ondernemingsclusters ervan profiteren, duidelijk moet worden omschreven;

36.

steunt de door de Commissie geformuleerde ambitie om eerlijke ondernemers na een faillissement een tweede kans te geven en om de regeldruk die op ondernemers rust te verminderen;

37.

onderstreept de betekenis van de vrije beroepen voor het ondernemerschap in Europa; is ingenomen met de aankondiging van de Commissie dat er een werkgroep zal worden opgericht die de bijzondere kenmerken en behoeften van de vrije beroepen onderzoekt; vraagt de Commissie met de conclusies van deze werkgroep rekening te houden bij de effectbeoordeling van wetgevingsvoorstellen, alsook bij het toezicht op de maatregelen in verband met de Small Business Act; stelt voor dat deze werkzaamheden kunnen leiden tot de opstelling van een Europees handvest van de vrije beroepen;

38.

benadrukt het belang van de ontwikkeling van innovatiecompetenties in het algemeen en de ondersteuning van door werknemers gestuurde innovatie zowel in nieuwe als bestaande ondernemingen; benadrukt voorts dat de meest succesvolle ondernemingen vaak spin-offs zijn van bestaande bedrijven waar werknemers binnen een veilig kader en ondersteund door voldoende middelen de mogelijkheid hebben om hun ideeën te laten rijpen; benadrukt tevens dat vele ondernemers een achtergrond als vakkracht hebben of ongeschoold zijn en dat maatregelen voor ondernemers niet uitsluitend op academici gericht mogen zijn; wijst erop dat beroeps- en praktijkgerichte opleidingen ook een belangrijke rol spelen bij het promoten van ondernemerschap en innovatie;

39.

benadrukt het belang van de ontwikkeling van positieve prikkels die werknemers stimuleren om in deeltijd hun eigen onderneming te beginnen;

40.

pleit ervoor gebruik te maken van de flexibiliteitsbepalingen in het meerjarig financieel kader (MFK) voor het COSME-programma, met name voor de financiële instrumenten daarvan; dringt erop aan dat de programma's voor microfinanciering (bijvoorbeeld Progress en JASMINE) in het MFK worden voortgezet;

41.

benadrukt dat de invoering van flexibele financieringsalternatieven van het allergrootste belang is voor de oprichting van nieuwe bedrijven en voor kmo's teneinde hun toegang tot financiering te vergemakkelijken; onderkent dat voor verschillende bedrijfsmodellen verschillende verhoudingen tussen vreemd kapitaal, eigen kapitaal en hybride kapitaal passend kunnen zijn en roept de lidstaten op het fiscaal onderscheid tussen eigen kapitaal en vreemd kapitaal af te schaffen en om de invoering van een belastingaftrek voor investeringen in de reële economie te overwegen teneinde duurzame groei te bevorderen en banen te creëren; roept de Commissie op de voordelen van de securitisatie van microkredieten te beoordelen;

42.

spoort de lidstaten aan de opdeling van overheidsopdrachten in kavels te bevorderen om het voor kmo's makkelijker te maken om deel te nemen aan openbare aanbestedingen, bijvoorbeeld door het „pas toe of leg uit”-beginsel in het nationale aanbestedingsrecht op te nemen;

43.

betreurt dat in een aantal lidstaten nog altijd hoge eisen aan het oprichten van een bedrijf worden gesteld; dringt er bij de Commissie op aan ervoor te zorgen dat de lidstaten de benodigde tijd om licenties en vergunning te verlenen die nodig zijn voor het starten van ondernemingsactiviteiten terugbrengen tot een maand;

44.

benadrukt het belang van speciale vestigingssubsidies voor afgestudeerden die tijdens hun opleiding speciale ondernemerstrajecten hebben doorlopen;

45.

dringt er bij de lidstaten op aan centrale loketten op te richten waarin alle ondersteunende diensten voor ondernemingen zijn samengevoegd, onder andere op het gebied van de toegang tot verschillende financieringsbronnen, advies over het opstarten van een bedrijf en informatie over zakelijke kansen binnen en buiten de EU;

46.

roept de lidstaten op in hun nationaal recht een evenwichtige aanpak inzake kwijting en schuldvereffening op te nemen om eerlijke ondernemers die failliet zijn gegaan een tweede kans te bieden en de risico's voor schuldeisers te minimaliseren;

III.    Ondernemers als voorbeeld — bereiken van specifieke doelgroepen

47.

steunt de invoering van een Europese dag van het ondernemerschap die de aandacht — inzonderheid van de media — moet vestigen op succesverhalen op het gebied van ondernemerschap; is van mening dat de nadruk met name moet worden gelegd op voorbeelden van ondernemers die economische meerwaarde kunnen creëren en tegelijk de kernbeginselen van de EU op het gebied van duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen naleven; pleit voor de deelname van scholen en onderwijsinstellingen aan dit evenement door middel van ontmoetingen met ondernemers en bedrijfsbezoeken;

48.

wijst op het grote potentieel van vrouwen als ondernemers en roept de Commissie op betrouwbare gegevens te presenteren om de bestaande wetgeving beter te kunnen evalueren en eventuele hindernissen voor vrouwelijke ondernemers beter uit de weg te kunnen ruimen;

49.

benadrukt het potentieel van coöperaties en sociale ondernemingen als instrumenten voor het creëren van banen, met name voor jongeren, gezien de rol die zij zowel op economisch als op maatschappelijk en arbeidsgebied spelen in duurzame plaatselijke ontwikkeling;

50.

benadrukt dat ICT van doorslaggevend belang is voor de prestaties van ondernemingen en dringt er bij de lidstaten op aan programma's ter ontwikkeling van ICT-kwalificaties, met name voor jongeren en vrouwen, te ontwikkelen en te bevorderen;

51.

acht het noodzakelijk dat in het bijzonder aandacht wordt besteed aan andere groepen die in de ondernemerswereld ondervertegenwoordigd zijn, zoals jongeren, ouderen, mensen met een handicap en migranten;

52.

is van mening dat de demografische ontwikkelingen een bredere strategie vereisen, waarin het scheppen van werkgelegenheid en het inspelen op nieuwe en opkomende behoeften op de Europese arbeidsmarkt worden gecombineerd; meent in dit verband dat meer vooruitgang moet worden gemaakt om de mobiliteit van EU-werknemers, met inbegrip van onderzoekers en andere vakmensen, te verbeteren teneinde de belemmeringen binnen de interne markt van de EU weg te werken;

53.

onderstreept dat de ontbrekende erkenning van buitenlandse onderwijs- en beroepsdiploma’s een belangrijke belemmering vormt voor migranten die een bedrijf willen oprichten; dringt dan ook aan op een snel akkoord over de richtlijn inzake erkenning van beroepen;

o

o o

54.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  Aangenomen teksten, P7_TA(2012)0387.

(2)  Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0036.


Top