EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62014CA0074

Zaak C-74/14: Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 21 januari 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Lietuvos vyriausiasis administracinis teismas — Litouwen) — „Eturas” UAB e.a./Lietuvos Respublikos konkurencijos taryba (Prejudiciële verwijzing — Mededinging — Mededingingsregelingen — Onderling afgestemde feitelijke gedraging — Reisbureaus die deelnemen aan het gemeenschappelijke geautomatiseerde systeem voor reisaanbiedingen — Automatische beperking van de kortingspercentages voor de aankoop van reizen via internet — Mededeling van de systeembeheerder over die beperking — Stilzwijgende instemming die als onderling afgestemde feitelijke gedraging kan worden aangemerkt — Bestanddelen van een overeenkomst en een onderling afgestemde feitelijke gedraging — Beoordeling van de bewijzen en bewijsstandaard — Procedurele autonomie van de lidstaten — Doeltreffendheidsbeginsel — Vermoeden van onschuld)

PB C 98 van 14.3.2016, p. 3–4 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

14.3.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 98/3


Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 21 januari 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Lietuvos vyriausiasis administracinis teismas — Litouwen) — „Eturas” UAB e.a./Lietuvos Respublikos konkurencijos taryba

(Zaak C-74/14) (1)

((Prejudiciële verwijzing - Mededinging - Mededingingsregelingen - Onderling afgestemde feitelijke gedraging - Reisbureaus die deelnemen aan het gemeenschappelijke geautomatiseerde systeem voor reisaanbiedingen - Automatische beperking van de kortingspercentages voor de aankoop van reizen via internet - Mededeling van de systeembeheerder over die beperking - Stilzwijgende instemming die als onderling afgestemde feitelijke gedraging kan worden aangemerkt - Bestanddelen van een overeenkomst en een onderling afgestemde feitelijke gedraging - Beoordeling van de bewijzen en bewijsstandaard - Procedurele autonomie van de lidstaten - Doeltreffendheidsbeginsel - Vermoeden van onschuld))

(2016/C 098/03)

Procestaal: Litouws

Verwijzende rechter

Lietuvos vyriausiasis administracinis teismas

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen:„Eturas” UAB, „AAA Wrislit” UAB, „Baltic Clipper” UAB, „Baltic Tours Vilnius” UAB, „Daigera” UAB, „Ferona” UAB, „Freshtravel” UAB, „Guliverio kelionės” UAB, „Kelionių akademija” UAB, „Kelionių gurmanai” UAB, „Kelionių laikas” UAB, „Litamicus” UAB, „Megaturas” UAB, „Neoturas” UAB, „TopTravel” UAB, „Travelonline Baltics” UAB, „Vestekspress” UAB, „Visveta” UAB, „Zigzag Travel” UAB, „ZIP Travel” UAB

Verwerende partij: Lietuvos Respublikos konkurencijos taryba

in tegenwoordigheid van:„Aviaeuropa” UAB, „Grand Voyage” UAB, „Kalnų upė” UAB, „Keliautojų klubas” UAB, „Smaragdas travel” UAB, „700LT” UAB, „Aljus ir Ko” UAB, „Gustus vitae” UAB, „Tropikai” UAB, „Vipauta” UAB, „Vistus” UAB

Dictum

Artikel 101, lid 1, VWEU moet aldus worden uitgelegd dat, wanneer de beheerder van een informatiesysteem dat bedoeld is om reisbureaus in staat te stellen volgens een uniforme wijze van boeking via hun internetsite reizen te verkopen, naar die marktdeelnemers via een persoonlijke elektronische brievenbus de mededeling verzendt dat de kortingen op via dat systeem verkochte producten voortaan beperkt zijn en in het betrokken systeem na de verspreiding van die mededeling de noodzakelijke technische wijzigingen worden aangebracht om die maatregel ten uitvoer te leggen, die marktdeelnemers vanaf het moment dat zij op de hoogte waren van de door de beheerder van het systeem verzonden mededeling, kunnen worden vermoed te hebben deelgenomen aan een onderling afgestemde feitelijke gedraging in de zin van die bepaling, indien zij zich niet publiekelijk hebben gedistantieerd van die gedraging, die gedraging niet hebben aangegeven bij de administratieve entiteiten of ter weerlegging van dat vermoeden geen andere bewijzen hebben aangevoerd, zoals het bewijs van een systematische toepassing van een korting die de betrokken bovengrens overschrijdt.

Het staat aan de verwijzende rechter om aan de hand van de nationale voorschriften inzake de beoordeling van de bewijzen en de bewijsstandaard na te gaan of, in het licht van alle aan hem voorgelegde omstandigheden, de verzending van een mededeling als in het hoofdgeding afdoende kan bewijzen dat de ontvangers ervan op de hoogte waren van de inhoud van die mededeling. Het vermoeden van onschuld verzet zich ertegen dat de verwijzende rechter oordeelt dat de loutere verzending van die mededeling afdoende kan bewijzen dat de ontvangers ervan noodzakelijkerwijs op de hoogte moesten zijn van de inhoud van die mededeling.


(1)  PB C 142 van 12.5.2014.


Top