Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62015CN0490

    Zaak C-490/15 P: Hogere voorziening ingesteld op 18 september 2015 door Ori Martin SA tegen het arrest van het Gerecht (Zesde kamer) van 15 juli 2015 in de gevoegde zaken T-389/10 en T-419/10

    PB C 406 van 7.12.2015, p. 19–20 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    7.12.2015   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 406/19


    Hogere voorziening ingesteld op 18 september 2015 door Ori Martin SA tegen het arrest van het Gerecht (Zesde kamer) van 15 juli 2015 in de gevoegde zaken T-389/10 en T-419/10

    (Zaak C-490/15 P)

    (2015/C 406/19)

    Procestaal: Italiaans

    Partijen

    Rekwirante: Ori Martin SA (vertegenwoordigers: G. Belotti, P. Ziotti, avvocati)

    Andere partij in de procedure: Europese Commissie

    Conclusies

    1)

    Primair: vernietiging van het arrest van het Gerecht van de Europese Unie voor zover dit daarbij haar beroep in zaak T-419/10 heeft verworpen voor zover betrekking hebbend op haar verzoek om nietigverklaring van het litigieuze besluit omdat rekwirantes hoofdelijke aansprakelijkheid op onrechtmatige wijze was uitgebreid tot feiten die door haar dochteronderneming SLM zijn gepleegd; vernietiging van het arrest wegens schending van artikel 47 van het Handvest van de grondrechten of, subsidiair, toekenning van passende genoegdoening aan verzoekster.

    2)

    Subsidiair: herziening van het bestreden arrest, met definitieve afdoening van de zaak, en verlaging van de opgelegde geldboete in de uitoefening van de volledige rechtsmacht, rekening houdend met (i) de feitelijke vaststellingen in eerste aanleg, (ii) de boeterichtsnoeren die ten tijde van de vermeende feiten van kracht waren, (iii) de in de tijd beperkte deelname aan het kartel, die wat SLM/ORI betreft niet eerder kan zijn aangevangen dan eind 1999, de enige datum waarvoor in het dossier voldoende samenhangende aanwijzingen zijn te vinden om die te kunnen onderbouwen.

    In elk geval: verwijzing van de Europese Commissie in de kosten.

    Middelen en voornaamste argumenten

    ORI voert in wezen vier middelen aan, die moeten aantonen dat het Gerecht:

    a)

    de aan rekwirante opgelegde geldboete opnieuw heeft vastgesteld op een wijze die onevenredig is en niet in overeenstemming met de feitelijke vaststellingen, waardoor het Gerecht artikel 49, lid 3, van het Handvest van de grondrechten en vaste beginselen van het Unierecht op het punt van de evenredigheid van de geldboete in kartelzaken en de motiveringsplicht heeft geschonden;

    b)

    het Unierecht heeft geschonden op het punt van het beginsel van persoonlijke aansprakelijkheid, waarop het mededingingsrecht van de Unie is gestoeld, door de hoofdelijke aansprakelijkheid onterecht uit te breiden tot rekwirante, die geheel buiten de vermeende feiten staat;

    c)

    het Unierecht heeft geschonden op het punt van het verbod van terugwerkende kracht van strafwetgeving die voor de betrokkene nadelig is, meer bepaald artikel 49, lid 1, van het Handvest van de grondrechten;

    d)

    zijn rechterlijk toezicht niet volledig heeft uitgeoefend, waardoor de feitelijke vaststellingen kennelijk onjuist zijn behandeld en de motivering gebreken vertoont;

    e)

    artikel 47 van het Handvest van de grondrechten heeft geschonden omdat het de zaak niet binnen een redelijke termijn heeft onderzocht.


    Top