This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62015CN0274
Case C-274/15: Action brought on 8 June 2015 — European Commission v Grand Duchy of Luxembourg
Zaak C-274/15: Beroep ingesteld op 8 juni 2015 — Europese Commissie/Groothertogdom Luxemburg
Zaak C-274/15: Beroep ingesteld op 8 juni 2015 — Europese Commissie/Groothertogdom Luxemburg
PB C 270 van 17.8.2015, p. 17–18
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
Zaak C-274/15: Beroep ingesteld op 8 juni 2015 — Europese Commissie/Groothertogdom Luxemburg
Beroep ingesteld op 8 juni 2015 — Europese Commissie/Groothertogdom Luxemburg
(Zaak C-274/15)
2015/C 270/22Procestaal: FransPartijen
Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: F. Dintilhac, C. Soulay, gemachtigden)
Verwerende partij: Groothertogdom Luxemburg
Conclusies
— |
vaststellen dat het Groothertogdom, doordat de btw-regeling voor zelfstandige groeperingen van personen geldt zoals neergelegd in artikel 44, lid 1, onder y), van de wet van 12 februari 1979 op de btw, in de artikelen 1 tot en met 4 van de verordening van het Groothertogdom van 21 januari 2004 betreffende de btw-vrijstelling voor diensten die door zelfstandige groeperingen van personen worden verricht voor hun leden, in circulaire nr. 707 van 29 januari 2004 voor zover zij de artikelen 1 tot en met 4 van de verordening van het Groothertogdom toelicht, en in de nota van 18 december 2008 die door de werkgroep binnen het Comité d'Observation des Marchés (Cobma) is opgesteld met instemming van de Administration de l’Enregistrement et des Domaines, niet heeft voldaan aan de verplichtingen die op hem rusten ingevolge de btw-richtlijn ( 1 ), inzonderheid de artikelen 2, lid 1, onder c), en 132, lid 1, onder f), de artikelen 1, lid 2, tweede alinea, 168, onder a), en 178, onder a), en de artikelen 14, lid 2, onder c), en 28 van die richtlijn; |
— |
het Groothertogdom Luxemburg verwijzen in de kosten. |
Middelen en voornaamste argumenten
Volgens artikel 132, lid 1, onder f), van de btw-richtlijn verlenen de lidstaten vrijstelling van btw voor „diensten verricht door zelfstandige groeperingen van personen die een activiteit uitoefenen welke is vrijgesteld of waarvoor zij niet belastingplichtig zijn, teneinde aan hun leden de diensten te verlenen die direct nodig zijn voor de uitoefening van voornoemde activiteit, wanneer die groeperingen van hun leden enkel terugbetaling vorderen van hun aandeel in de gezamenlijke uitgaven, mits deze vrijstelling niet tot verstoring van de mededinging kan leiden”.
Volgens de Commissie strekt de btw-vrijstelling zich onder de Luxemburgse voorschriften niet enkel uit tot door de zelfstandige groepering van personen verrichte diensten die direct nodig zijn voor niet aan btw onderworpen of vrijgestelde activiteiten van haar leden.
Bovendien is de Commissie van oordeel dat onder de in Luxemburg geldende regeling de leden van een zelfstandige groepering van personen die belastbare activiteiten verrichten voor een deel van hun omzet, op de door hen verschuldigde btw in mindering kunnen brengen de btw die aan de zelfstandige groepering van personen in rekening wordt gebracht voor de goederen en diensten die zij van derden betrekt, ofschoon volgens artikel 168 van de btw-richtlijn aftrek van voorbelasting enkel is toegestaan indien de belastingplichtige goederen en diensten verwerft waarop btw rust en deze direct gebruikt ten behoeve van zijn belaste handelingen.
Tot slot merkt de Commissie op dat het nationale recht indruist tegen de artikelen 14, lid 2, onder c) en 28 van de btw-richtlijn, voor zover is bepaald dat ingeval een lid van een groepering van zelfstandige personen goederen en diensten van een derde betrekt in eigen naam, maar voor rekening van de groepering, de handeling waarbij dat lid de betrokken uitgaven aan de groepering toewijst niet aan btw is onderworpen.
( 1 ) Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347, blz. 1).