EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62014CN0613

Zaak C-613/14: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Supreme Court (Ierland) op 30 december 2014 — James Elliott Construction Limited/Irish Asphalt Limited

PB C 96 van 23.3.2015, p. 5–6 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

23.3.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 96/5


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Supreme Court (Ierland) op 30 december 2014 — James Elliott Construction Limited/Irish Asphalt Limited

(Zaak C-613/14)

(2015/C 096/07)

Procestaal: Engels

Verwijzende rechter

Supreme Court

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: James Elliott Construction Limited

Verwerende partij: Irish Asphalt Limited

Prejudiciële vragen

1)

 

(a)

Wanneer de voorwaarden van een privaatrechtelijke overeenkomst een partij verplichten een product te leveren dat is vervaardigd in overeenstemming met een nationale norm die de omzetting vormt van een Europese norm die is vastgesteld overeenkomstig een door de Commissie uit hoofde van de bouwproductenrichtlijn (89/106/EEG) (1) verstrekt mandaat, is de uitlegging van die norm dan een aangelegenheid waarover het Hof van Justitie van de Europese Unie om een prejudiciële beslissing kan worden verzocht krachtens artikel 267 VWEU?

(b)

Indien vraag 1(a) bevestigend wordt beantwoord: schrijft de norm EN13242:2002 dan voor dat de naleving of niet-naleving van de bedoelde norm uitsluitend kan worden vastgesteld aan de hand van onderzoek op basis van de (buiten het verstrekte mandaat) door het CEN (Comité Européen de Normalisation) vastgestelde normen waarnaar in de norm EN13242:2002 wordt verwezen, en dat dergelijk onderzoek moet worden uitgevoerd tijdens de productie of bij levering; of kan de niet-naleving van de norm (en dus de niet-nakoming van de overeenkomst) worden vastgesteld op basis van later onderzoek indien uit de resultaten daarvan logischerwijs moet worden geconcludeerd dat het product niet in overeenstemming is met de norm?

2)

Indien bij een nationale rechter een privaatrechtelijke vordering is ingesteld wegens niet-nakoming van een overeenkomst met betrekking tot een product dat is vervaardigd volgens een Europese norm die krachtens een mandaat van de Commissie in het kader van de bouwproductenrichtlijn is vastgesteld, is die rechter dan gehouden de voorschriften van aanvullend nationaal recht inzake voorwaarden met betrekking tot gebruikelijke handelskwaliteit, geschiktheid voor gebruik of andere kwaliteitsaspecten, buiten toepassing te laten op grond dat door de wettelijke bepalingen of de toepassing ervan normen worden opgesteld of technische specificaties of vereisten worden vastgesteld die niet in overeenstemming met de richtlijn technische normen (richtlijn 98/34/EG) (2) zijn aangemeld?

3)

Indien bij een nationale rechter een vordering aanhangig is gemaakt wegens niet-nakoming van een privaatrechtelijke overeenkomst als gevolg van vermeende niet-nakoming van een (krachtens de wet impliciet deel van de overeenkomst uitmakende en door de partijen niet gewijzigde of uitgesloten) voorwaarde betreffende de gebruikelijke handelskwaliteit of de geschiktheid voor gebruik van een in overeenstemming met de norm EN13242:2002 vervaardigd product, is die rechter dan verplicht uit te gaan van het vermoeden dat het product van deugdelijke handelskwaliteit en geschikt voor gebruik is, en zo ja, kan een dergelijk vermoeden alleen worden weerlegd door het bewijs van niet-naleving met de norm EN13242:2002 aan de hand van onderzoek dat in overeenstemming met de in de norm EN13242:2002 genoemde tests en protocollen bij levering van het product is uitgevoerd?

4)

Indien zowel vraag 1(a) als vraag 3 bevestigend wordt beantwoord, geldt dan ingevolge of krachtens EN13242:2002 een grenswaarde voor het totale zwavelgehalte van toeslagmaterialen, zodat nakoming van die grenswaarde onder meer een vereiste zou zijn om het vermoeden met betrekking tot de handelskwaliteit of de geschiktheid voor gebruik te schragen?

5)

Indien zowel vraag 1(a) als vraag 3 bevestigend wordt beantwoord, moet het product dan aantoonbaar van de CE-markering zijn voorzien om een beroep te kunnen doen op de veronderstelling bedoeld in bijlage ZA bij EN13242:2002 en/of artikel 4 van de bouwproductenrichtlijn (89/106/EEG)?


(1)  Richtlijn 89/106/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake voor de bouw bestemde producten (PB L 40, blz. 12).

(2)  Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PB L 204, blz. 37).


Top