Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62014CN0598

    Zaak C-598/14 P: Hogere voorziening ingesteld op 22 december 2014 door het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) tegen het arrest van het Gerecht (Eerste kamer) van 21 oktober 2014 in zaak T-453/11, Szajner/BHIM

    PB C 96 van 23.3.2015, p. 4–5 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    23.3.2015   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 96/4


    Hogere voorziening ingesteld op 22 december 2014 door het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) tegen het arrest van het Gerecht (Eerste kamer) van 21 oktober 2014 in zaak T-453/11, Szajner/BHIM

    (Zaak C-598/14 P)

    (2015/C 096/06)

    Procestaal: Frans

    Partijen

    Rekwirant: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: A. Folliard-Monguiral, gemachtigde)

    Andere partijen in de procedure: Gilbert Szajner, Forge de Laguiole

    Conclusies

    Rekwirant verzoekt het Hof:

    het bestreden arrest te vernietigen,

    de verzoekende partij in de procedure voor het Gerecht te verwijzen in de kosten van het Bureau.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Rekwirant onderbouwt zijn hogere voorziening met twee middelen die zijn ontleend aan, ten eerste, schending van artikel 65 van verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het gemeenschapsmerk (1) en, ten tweede, schending van artikel 8, lid 4, van deze verordening, gelezen in samenhang met artikel L 711-4 van de Code français de propriété intellectuelle (Frans wetboek intellectuele eigendom).

    Volgens rekwirant kan het Gerecht de beslissing van de kamer van beroep enkel vernietigen of herzien indien deze beslissing, op het tijdstip waarop zij is vastgesteld, mank gaat aan een van de gronden voor vernietiging of herziening die in artikel 65, lid 2, van verordening (EG) nr. 207/2009 zijn opgesomd. Het Gerecht heeft artikel 65, lid 2, van deze verordening onjuist opgevat doordat het de grenzen van zijn rechterlijke toetsing heeft overschreden, welk toezicht beperkt dient te zijn tot de gegevens rechtens (daaronder begrepen de op de datum van de vaststelling van de beslissing bestaande rechtspraak) en de feitelijke gegevens die aan de kamer van beroep ter kennis zijn gebracht. Het Gerecht heeft niet aangetoond dat de kamer van beroep een fout heeft gemaakt bij de vaststelling van haar beslissing. Het heeft zijn eigen beoordeling in de plaats gesteld van die van de kamer van beroep en is overgegaan tot het onderzoek van het arrest van de Cour de cassation française (Franse Hof van Cassatie) van 10 juli 2012, waarover deze kamer geen standpunt heeft kunnen innemen.

    Bovendien heeft het Gerecht dat arrest van de Cour de cassation française van 10 juli 2012 volgens rekwirant onjuist opgevat waar het heeft verklaard dat het in dit arrest „vermelde beginsel ondubbelzinnig [is] op het punt van de omvang van de aan een handelsnaam verleende bescherming en [...] dit algemeen [moet] worden toegepast” en doordat het dit arrest een draagwijdte heeft toegekend die het, gelet op de andere stukken van het dossier, duidelijk niet heeft in de context van artikel L 711-4 van de Code de la propriété intellectuelle français.

    Ten slotte heeft het Gerecht blijk gegeven van een onjuiste opvatting door de economische sectoren waarin de onderneming Forge de Laguiole actief is, af te bakenen aan de hand van de specifieke criteria van het merkenrecht. Het Gerecht had de economische activiteitsectoren van de onderneming Forge de Laguiole moeten vaststellen op basis van de bestemming en het gebruik van de door deze onderneming verkochte producten, en niet louter op basis van de aard van het product.


    (1)  PB L 78, blz. 1.


    Top