Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62012CA0314

    Zaak C-314/12: Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 27 maart 2014 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberste Gerichtshof — Oostenrijk) — UPC Telekabel Wien GmbH/Constantin Film Verleih GmbH, Wega Filmproduktionsgesellschaft GmbH (Prejudiciële verwijzing — Harmonisatie van wetgevingen — Auteursrecht en naburige rechten — Informatiemaatschappij — Richtlijn 2001/29/EG — Website waarop cinematografische werken voor publiek beschikbaar worden gesteld zonder toestemming van houders van naburig rechten — Artikel 8, lid 3 — Begrip „tussenpersonen wier diensten door derde worden gebruikt om inbreuk te maken op auteursrechten of naburige rechten”  — Internetprovider — Beschikking voor internetprovider houdende verbod om zijn klanten toegang tot website te verschaffen — Afweging van grondrechten)

    PB C 151 van 19.5.2014, p. 2–3 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    19.5.2014   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 151/2


    Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 27 maart 2014 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberste Gerichtshof — Oostenrijk) — UPC Telekabel Wien GmbH/Constantin Film Verleih GmbH, Wega Filmproduktionsgesellschaft GmbH

    (Zaak C-314/12) (1)

    ((Prejudiciële verwijzing - Harmonisatie van wetgevingen - Auteursrecht en naburige rechten - Informatiemaatschappij - Richtlijn 2001/29/EG - Website waarop cinematografische werken voor publiek beschikbaar worden gesteld zonder toestemming van houders van naburig rechten - Artikel 8, lid 3 - Begrip „tussenpersonen wier diensten door derde worden gebruikt om inbreuk te maken op auteursrechten of naburige rechten” - Internetprovider - Beschikking voor internetprovider houdende verbod om zijn klanten toegang tot website te verschaffen - Afweging van grondrechten))

    2014/C 151/02

    Procestaal: Duits

    Verwijzende rechter

    Oberster Gerichtshof

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: UPC Telekabel Wien GmbH

    Verwerende partijen: Constantin Film Verleih GmbH, Wega Filmproduktionsgesellschaft GmbH

    Voorwerp

    Verzoek om een prejudiciële beslissing — Oberster Gerichtshof — Uitlegging van de artikelen 3, lid 2, 5, leden 1 en 2, sub b, en 8, lid 3, van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (PB L 167, blz. 10) — Website waarop films illegaal kunnen worden gedownload — Recht van de houder van het auteursrecht op een van deze films om een internetprovider te verzoeken om de toegang tot deze specifieke site te blokkeren voor zijn klanten — Haalbaarheid en evenredigheid van blokkeringsmaatregelen

    Dictum

    1)

    Artikel 8, lid 3, van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij moet aldus worden uitgelegd dat een persoon die zonder toestemming van de rechthebbende op een website beschermde werken voor het publiek beschikbaar stelt in de zin artikel 3, lid 2, van deze richtlijn, gebruikmaakt van de diensten van de als tussenpersoon in de zin van artikel 8, lid 3, van richtlijn 2001/29 aan te merken internetprovider van de personen die zich toegang tot deze werken verschaffen.

    2)

    De door het Unierecht erkende grondrechten moeten aldus worden uitgelegd dat zij niet eraan in de weg staan dat een internetprovider bij rechterlijk bevel wordt verboden om zijn klanten toegang te verschaffen tot een website waarop beschermde werken zonder toestemming van de rechthebbenden online worden geplaatst, wanneer dit bevel niet preciseert welke maatregelen deze internetprovider moet nemen en niet aangeeft dat laatstgenoemde kan ontkomen aan dwangsommen wegens schending van dit bevel door aan te tonen dat hij alle redelijke maatregelen heeft genomen, evenwel op de dubbele voorwaarde dat de genomen maatregelen de internetgebruikers niet nodeloos de mogelijkheid ontzeggen om zich rechtmatig toegang tot de beschikbare informatie te verschaffen en dat deze maatregelen tot gevolg hebben dat niet-toegestane oproepingen van de beschermde werken worden verhinderd of minstens bemoeilijkt en zij internetgebruikers die gebruikmaken van de diensten van de adressaat van dat bevel ernstig ontraden om zich toegang te verschaffen tot deze in strijd met het intellectuele-eigendomsrecht voor hen beschikbaar gestelde werken, wat de nationale autoriteiten en rechterlijke instanties dienen na te gaan.


    (1)  PB C 303 van 6.10.2012.


    Top