Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52013TA1213(29)

    Verslag over de jaarrekening van de Europese Stichting voor opleiding betreffende het begrotingsjaar 2012 vergezeld van de antwoorden van de Stichting

    PB C 365 van 13.12.2013, p. 206–212 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    13.12.2013   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 365/206


    VERSLAG

    over de jaarrekening van de Europese Stichting voor opleiding betreffende het begrotingsjaar 2012 vergezeld van de antwoorden van de Stichting

    2013/C 365/29

    INLEIDING

    1.

    De Europese Stichting voor opleiding (hierna: „Stichting” ofwel „ETF”), gevestigd te Turijn, werd opgericht bij Verordening (EEG) nr. 1360/90 van de Raad (1) (herzien bij nr. 1339/2008). Zij heeft ten doel de hervorming van de beroepsopleiding in de partnerlanden van de Europese Unie te ondersteunen. In dit kader helpt zij de Commissie bij de tenuitvoerlegging van diverse programma's (Phare, Tacis, Cards en MEDA) (2).

    TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

    2.

    De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalyses, rechtstreekse toetsing van verrichtingen en een beoordeling van de essentiële beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen van de Stichting. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de „management representations”.

    BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

    3.

    Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

    a)

    de jaarrekening van de Stichting, die bestaat uit de financiële staten (3) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (4) betreffende het per 31 december 2012 afgesloten begrotingsjaar;

    b)

    de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij die rekening.

    De verantwoordelijkheid van de leiding

    4.

    Overeenkomstig de artikelen 33 en 43 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie (5) is de leiding verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van de Stichting, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen:

    a)

    De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van de Stichting omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten, het kiezen en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels (6) en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. De directeur keurt de jaarrekening van de Stichting goed nadat de rekenplichtige deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens en een toelichting bij de jaarrekening heeft opgesteld waarin hij onder meer verklaart dat hij redelijke zekerheid heeft dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van de Stichting.

    b)

    De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internebeheersingssysteem, waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

    De verantwoordelijkheid van de controleur

    5.

    De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (7) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels inzake beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van de Stichting geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

    6.

    De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico's op afwijkingen van materieel belang in de rekeningen en op niet-conformiteit van materieel belang van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de internebeheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen, en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

    7.

    De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor haar betrouwbaarheidsverklaring.

    Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

    8.

    Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van de Stichting op alle materiële punten een getrouw beeld van haar financiële situatie per 31 december 2012 en van de resultaten van haar verrichtingen en kasstromen in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van haar financieel reglement en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

    Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

    9.

    Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening betreffende het per 31 december 2012 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

    10.

    De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan de oordelen van de Rekenkamer.

    OPMERKINGEN OVER HET BEGROTINGSBEHEER

    11.

    In 2012 was het algemene niveau van de vastgelegde kredieten 99,9 %, hetgeen erop wijst dat de vastleggingen tijdig plaatsvonden. Het niveau van de naar 2013 overgedragen vastgelegde kredieten was met 0,6 miljoen euro (36,8 %) echter hoog voor titel II (administratieve uitgaven). De voornaamste oorzaken waren de late ontvangst van facturen voor in 2012 geleverde diensten betreffende gebouwen (0,3 miljoen euro) en een aantal aankopen van IT-hardware en -software die volgens plan waren besteld in de laatste maanden van 2012 (0,3 miljoen euro) maar pas in 2013 werden geleverd.

    FOLLOW-UP VAN DE OPMERKINGEN VAN HET VOORGAANDE JAAR

    12.

    Bijlage I bevat een overzicht van de corrigerende maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de opmerkingen van de Rekenkamer van het voorgaande jaar.

    Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Louis GALEA, lid van de Rekenkamer, vastgesteld te Luxemburg op haar vergadering van 9 juli 2013.

    Voor de Rekenkamer

    Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

    President


    (1)  PB L 131 van 23.5.1990, blz. 1.

    (2)  Ter informatie geeft bijlage II een overzicht van de bevoegdheden en activiteiten van de Stichting.

    (3)  Deze omvatten de balans en de economische resultatenrekening, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva en een overzicht van belangrijke grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

    (4)  Deze omvatten de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering en de bijlage daarbij.

    (5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.

    (6)  De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, indien relevant, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

    (7)  Artikel 185, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1).


    BIJLAGE I

    Follow-up van de opmerkingen van het voorgaande jaar

    Jaar

    Opmerking van de Rekenkamer

    Status van de corrigerende maatregel

    (Afgerond / Loopt nog / Nog af te handelen / N.v.t.)

    2011

    De Stichting heeft nog geen kasmiddelenbeleid vastgesteld en ten uitvoer gelegd om financiële risico’s zoveel mogelijk te beperken en te spreiden en tegelijk een behoorlijk rendement na te streven. De rekening loopt bij een bank die niet langer de door de Commissie aangegeven minimale kredietbeoordeling heeft.

    Afgerond

    2011

    De Rekenkamer stuitte op 64 contracten met een totale waarde van 2 miljoen euro die niet medeondertekend waren door de contractant van de Stichting, waardoor rechtsonzekerheid ontstond.

    Afgerond

    2011

    Het is niet gegarandeerd dat er gezorgd wordt voor onderhoud en essentiële voorzieningen zoals verwarming, water en elektriciteit voor het kantoorgebouw van de Stichting, aangezien het consortium dat verantwoordelijk is voor het facilitair management, in november 2011 failliet ging. De situatie omtrent het kantoorgebouw van de Stichting is onbevredigend en het gevaar bestaat dat de activiteiten van de Stichting worden verstoord.

    Afgerond

    2011

    De Stichting moet de doorzichtigheid van haar wervingsprocedures verder verbeteren. De minimaal vereiste score voor toelating tot sollicitatiegesprekken en schriftelijke tests was niet vooraf vastgesteld en de vragen voor de schriftelijke en mondelinge tests waren niet vastgesteld voordat de jury’s de sollicitaties onderzochten.

    Afgerond


    BIJLAGE II

    Europese Stichting voor opleiding (Turijn)

    Bevoegdheden en activiteiten

    Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

    (Artikel 166, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie)

    De Unie en de lidstaten bevorderen de samenwerking met derde landen en met de inzake beroepsopleiding bevoegde internationale organisaties.

    Bevoegdheden van de Stichting

    (Verordening (EEG) nr. 1360/90 van de Raad)

    Doelstelling

    In het kader van het externe beleid van de EU bijdragen tot een betere ontwikkeling van menselijk kapitaal in de volgende landen: de landen die in aanmerking komen voor steun krachtens Verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad, Verordening (EG) nr. 1638/2006 van het Europees Parlement en de Raad en latere, daaraan gerelateerde wetsbesluiten; andere landen die bij besluit van de raad van bestuur zijn aangewezen op basis van een voorstel dat wordt gesteund door twee derde van zijn leden en een advies van de Commissie, en dat valt onder een instrument van de Unie of een internationale overeenkomst met een onderdeel voor de ontwikkeling van menselijk kapitaal, voor zover hiervoor de beschikbare middelen voorhanden zijn.

    Voor de toepassing van deze verordening wordt de ontwikkeling van menselijk kapitaal omschreven als „werkzaamheden die bijdragen tot de levenslange ontwikkeling van de vaardigheden en bekwaamheden van eenieder door middel van betere stelsels voor beroepsonderwijs en beroepsopleiding”.

    Taken

    Met het oog op de verwezenlijking van de genoemde doelstelling vervult de Stichting, met inachtneming van de aan de raad van bestuur toegekende bevoegdheden en overeenkomstig de op het niveau van de Unie vastgestelde algemene richtsnoeren, de volgende taken:

    zij verstrekt informatie, beleidsanalyses en -advies over de ontwikkeling van menselijk kapitaal in de partnerlanden;

    zij bevordert de kennis en de analyse van de behoeften aan vaardigheden op de nationale en lokale arbeidsmarkt;

    zij ondersteunt de belanghebbenden in de partnerlanden bij het opbouwen van capaciteit op het gebied van de ontwikkeling van menselijk kapitaal;

    zij vergemakkelijkt de uitwisseling van informatie en ervaringen tussen donoren die in de partnerlanden betrokken zijn bij de hervorming van de ontwikkeling van menselijk kapitaal;

    zij ondersteunt de verlening van bijstand van de Unie aan de partnerlanden op het gebied van de ontwikkeling van menselijk kapitaal;

    zij verspreidt informatie en stimuleert de vorming van netwerken en de uitwisseling van ervaringen en goede praktijken tussen de EU en de partnerlanden en tussen de partnerlanden onderling op het gebied van de ontwikkeling van menselijk kapitaal;

    zij draagt op verzoek van de Commissie bij tot de analyse van de algemene doeltreffendheid van de bijstand aan de partnerlanden op het gebied van opleiding;

    zij voert in het algemene kader van deze verordening andere taken uit waarover tussen de raad van bestuur en de Commissie overeenstemming is bereikt.

    Organisatie

    Raad van bestuur

    Eén vertegenwoordiger per lidstaat.

    Drie vertegenwoordigers van de Commissie.

    Drie door het Europees Parlement benoemde deskundigen zonder stemrecht.

    Bovendien kunnen drie vertegenwoordigers van de partnerlanden als waarnemers de vergaderingen van de raad van bestuur bijwonen.

    Directeur

    Door de raad van bestuur op voordracht van de Commissie benoemd.

    Externe controle

    Europese Rekenkamer

    Interne controle

    Dienst Interne Audit (DIA) van de Europese Commissie

    Kwijtingverlenende autoriteit

    Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad

    In 2012 (2011) ter beschikking van de Stichting gestelde middelen

    Begroting

    20,1 (20,3) miljoen euro voor vastleggingen en 20,1 (19,8) miljoen euro voor betalingen, waarvan 19,3 miljoen euro gefinancierd met een subsidie van de Commissie.

    Personeelsbestand per 31 december 2012

    96 (96) tijdelijke posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten, waarvan 93 (90) bezet.

    37 (35) andere personeelsleden (plaatselijke functionarissen, arbeidscontractanten, gedetacheerde nationale deskundigen)

    Totaalaantal personeelsleden: 130 (125), waarvan er:

    73 (70) beleidstaken,

    28 (28) administratieve taken

    29 (27) taken op het gebied van bedrijfscoördinatie en communicatietaken verrichten.

    In het begrotingsjaar 2012 (2011) geleverde producten en diensten

    Activiteiten

    In het kader van het externe beleid van de Unie draagt de Stichting bij tot een betere ontwikkeling van menselijk kapitaal in 30 partnerlanden die in haar verordening en door de raad van bestuur zijn aangewezen. Hoofdactiviteiten zijn ondersteuning van de beleidslijnen en projecten van de Unie, formulering van beleidsanalyses, verspreiding en uitwisseling van informatie en ervaringen en ondersteuning van de capaciteitsopbouw in de partnerlanden.

    De meerwaarde van de Stichting ligt in haar neutrale, niet-commerciële en unieke kennisbasis van deskundigheid in de ontwikkeling van menselijk kapitaal en de verbanden daarvan met de werkgelegenheid. Dat omvat ook het aanpassen van de aanpak voor de ontwikkeling van menselijk kapitaal in de EU en de lidstaten aan de situatie in de partnerlanden.

    Het Proces van Turijn, dat in 2012 in 27 ETF-partnerlanden werd uitgevoerd, is een op deelneming en bewijs steunende analyse van beleidslijnen en systemen inzake beroepsonderwijs en — opleiding. Deze werd voor het eerst uitgevoerd in 2010. Een essentieel element van de tweede editie van het Proces van Turijn in 2012 was de opname van het aspect bestuur in het analysekader en de organisatie van de regionale beleidsinformatieconferenties waar belanghebbenden internationaal ervaring konden uitwisselen over beleidsontwikkelingen. In 2012 organiseerde de Stichting twee conferenties, de ene in mei over bestuur op meerdere niveaus op het terrein van beroepsonderwijs en — opleiding, de andere in november over ondernemerschap.

    Zij werkte ook als volgt aan haar hoofdtaken (zoals omschreven in de verordening van de Raad):

     

    Outputs afgerond in

    2012

    2011

    Ondersteuning van het EU-beleid en de projectcyclus van de instrumenten voor externe betrekkingen voor de partnerlanden

    36

    30

    Capaciteitsopbouw in de partnerlanden

    66

    72

    Beleidsanalyses

    31

    22

    Verspreiding en netwerkvorming

    28

    24

    Totaal

    161

    148

    Outputs meten de verwezenlijking van de projectresultaten en leggen een verband tussen de begroting en de taken en resultaten van de Stichting.

    Naast deze taken in het kader van haar werkprogramma heeft de Stichting ook gereageerd op rechtstreekse aanvragen van de Europese Commissie gedurende het jaar.

     

    2012

    2011

    Lopende aanvragen van de Commissie

    107

    100

    Aanvragen aan landen in de westelijke Balkan en Turkije

    42 %

    44 %

    Aanvragen aan landen in het zuidoostelijk Middellandse Zeegebied

    32 %

    45 %

    Aanvragen aan landen in Oost-Europa

    12 %

    Aanvragen aan landen in Centraal-Azië

    14 %

    10 %

    Bron: Door de Stichting verstrekte gegevens.


    ANTWOORD VAN DE STICHTING

    11.

    Van de 0,59 miljoen EUR aan overgedragen, vastgelegde kredieten in titel II had ongeveer 0,3 miljoen EUR betrekking op werkzaamheden die in 2012 zijn uitgevoerd, maar pas in 2013 betaald. Dit heeft te maken met de verwerkingsduur van de facturen en de betalingen. Het bedrag aan overgedragen kredieten met betrekking tot werkzaamheden die moesten worden uitgevoerd en betaald in 2013 bleef beperkt tot 0,29 miljoen EUR, ofwel 18 % van het totale in titel II vastgelegde bedrag. De Stichting benadrukt zeer oplettend te blijven wat betreft het beginsel van jaarperiodiciteit van de begroting en tegelijkertijd gezond financieel beheer van de haar toevertrouwde middelen te waarborgen.


    Top