EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52013TA1213(15)

Verslag over de jaarrekening van het Europees Milieuagentschap betreffende het begrotingsjaar 2012 vergezeld van de antwoorden van het Agentschap

PB C 365 van 13.12.2013, p. 106–112 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

13.12.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 365/106


VERSLAG

over de jaarrekening van het Europees Milieuagentschap betreffende het begrotingsjaar 2012 vergezeld van de antwoorden van het Agentschap

2013/C 365/15

INLEIDING

1.

Het Europees Milieuagentschap (hierna: „Agentschap” ofwel „EEA”), gevestigd te Kopenhagen, werd opgericht bij Verordening (EEG) nr. 1210/90 van de Raad (1). Het Agentschap heeft tot taak, een observatienetwerk op te zetten om de Commissie, het Parlement, de lidstaten en het publiek in het algemeen betrouwbare informatie over de toestand van het milieu te verschaffen. Deze informatie moet de Europese Unie en de lidstaten met name in staat stellen, maatregelen ter bescherming van het milieu te nemen en de doeltreffendheid hiervan te beoordelen (2).

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

2.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalyses, rechtstreekse toetsing van verrichtingen en een beoordeling van de essentiële beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen van het Agentschap. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de „management representations”.

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

3.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

a)

de jaarrekening van het Agentschap, die bestaat uit de financiële staten (3) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (4) betreffende het per 31 december 2012 afgesloten begrotingsjaar;

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij die rekening.

De verantwoordelijkheid van de leiding

4.

Overeenkomstig de artikelen 33 en 43 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie (5) is de leiding verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van het Agentschap, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen:

a)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van het Agentschap omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten, het kiezen en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels (6) en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. De directeur keurt de jaarrekening van het Agentschap goed nadat de rekenplichtige deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens en een toelichting bij de jaarrekening heeft opgesteld waarin hij onder meer verklaart dat hij redelijke zekerheid heeft dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van het Agentschap.

b)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internebeheersingssysteem, waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

De verantwoordelijkheid van de controleur

5.

De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (7) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels inzake beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van het Agentschap geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

6.

De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico's op afwijkingen van materieel belang in de rekeningen en op niet-conformiteit van materieel belang van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de internebeheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen, en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

7.

De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor haar betrouwbaarheidsverklaring.

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

8.

Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van het Agentschap op alle materiële punten een getrouw beeld van zijn financiële situatie per 31 december 2012 en van de resultaten van zijn verrichtingen en kasstromen in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van zijn financieel reglement en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

9.

Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening betreffende het per 31 december 2012 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

10.

De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan de oordelen van de Rekenkamer.

OPMERKINGEN OVER INTERNEBEHEERSINGSMAATREGELEN

11.

In 2012 kende het Agentschap in het kader van drie belangrijke subsidieprogramma’s (8) subsidies toe aan consortia van milieu-instellingen en -organen in Europa, VN-organisaties en nationale milieuorganisaties. De totale subsidie-uitgaven in 2012 bedroegen 11,9 miljoen euro, ofwel 27 % van de totale beleidsuitgaven. De door het Agentschap verrichte verificaties vooraf vóór vergoeding van door begunstigden gedeclareerde kosten bestaan uit een controle op stukken, namelijk kostendeclaraties. Het Agentschap krijgt van begunstigden doorgaans geen bewijsstukken voor de subsidiabiliteit en juistheid van de gedeclareerde personeelskosten, die de hoofdmoot van de kosten uitmaken (9). Zelden worden er ter plaatse verificaties achteraf van de kosten verricht op het niveau van de begunstigde (10).

12.

De bestaande controles verschaffen de leiding van het Agentschap dan ook slechts beperkte zekerheid over de subsidiabiliteit en de juistheid van de door begunstigden gedeclareerde kosten. Voor de door de Rekenkamer gecontroleerde verrichtingen werden door het Agentschap voor de Rekenkamer bewijsstukken verkregen die redelijke zekerheid boden ten aanzien van de wettigheid en regelmatigheid ervan. Door een aselecte verificatie van bewijsstukken voor personeelskosten en een grotere dekking van begunstigden door verificaties ter plaatse zou er aanzienlijk meer zekerheid kunnen worden verkregen.

FOLLOW-UP VAN DE OPMERKINGEN VAN HET VOORGAANDE JAAR

13.

Bijlage I bevat een overzicht van de corrigerende maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de opmerkingen van de Rekenkamer van het voorgaande jaar.

Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Louis GALEA, lid van de Rekenkamer, vastgesteld te Luxemburg op haar vergadering van 17 september 2013.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  PB L 120 van 11.5.1990, blz. 1.

(2)  Ter informatie geeft bijlage II een overzicht van de bevoegdheden en activiteiten van het Agentschap.

(3)  Deze omvatten de balans en de economische resultatenrekening, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva en een overzicht van belangrijke grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

(4)  Deze omvatten de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering en de bijlage daarbij.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.

(6)  De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, indien relevant, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

(7)  Artikel 185, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1).

(8)  Europese Thematische Centra (ETC), Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument (ENPI) en initiële operationele diensten van het programma Wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid (GIO).

(9)  Voor andere soorten kosten (d.w.z. uitbesteding, aankoop van materiaal) worden bewijsstukken gevraagd en geanalyseerd.

(10)  In 2012 en in 2011 werd één verificatie achteraf verricht ter controle van de beheersingssystemen van één begunstigde. In 2010 was een verificatie achteraf verricht om na te gaan of de door één begunstigde gedeclareerde uitgaven subsidiabel waren.


BIJLAGE I

Follow-up van de opmerkingen van het voorgaande jaar

Jaar

Opmerking van de Rekenkamer

Status van de corrigerende maatregel

(Afgerond / Loopt nog / Nog af te handelen / N.v.t.)

2011

Er werd een betaling gedaan aan een internationale milieuorganisatie ten belope van 6 061 euro die betrekking had op de deelname door personeelsleden van het Agentschap aan door deze organisatie georganiseerde reizen in februari en mei 2011. Er was geen aanbestedingsprocedure gevolgd en er was geen contract opgesteld voor deze reizen. Bijkomende reiskosten die hieraan waren verbonden en door het Agentschap werden gedragen, beliepen 11 625 euro. De uitvoerend directeur was tot april 2011 lid van raad van beheer van de organisatie. Hier is duidelijk sprake van een belangenconflict.

Afgerond

2011

Het Agentschap verbeterde de doorzichtigheid van de wervingsprocedures aanzienlijk in de loop der jaren. Uit de controle bleek echter nog steeds verwarring van toelatings- en selectiecriteria wat betreft het aantal jaren relevante werkervaring. Er was ook geen bewijs dat de inhoud van en de minimaal vereiste score voor toelating tot de schriftelijke tests werden vastgesteld voordat de sollicitaties werden beoordeeld.

Afgerond


BIJLAGE II

Europees Milieuagentschap (Kopenhagen)

Bevoegdheden en activiteiten

Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

(Artikel 191 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie)

Milieubeleid

Het beleid van de Unie op milieugebied draagt bij tot het nastreven van de volgende doelstellingen: behoud, bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu; bescherming van de gezondheid van de mens; behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen; bevordering op internationaal vlak van maatregelen om het hoofd te bieden aan regionale of mondiale milieuproblemen, en in het bijzonder de bestrijding van klimaatverandering.

De Unie streeft in haar milieubeleid naar een hoog niveau van bescherming, rekening houdend met de uiteenlopende situaties in de verschillende regio's van de Unie. Haar beleid berust op het voorzorgsbeginsel en het beginsel van preventief handelen, het beginsel dat milieuaantastingen bij voorrang aan de bron dienen te worden bestreden, en het beginsel dat de vervuiler betaalt. (…) Bij het bepalen van haar beleid (…) houdt de Unie rekening met: de beschikbare wetenschappelijke en technische gegevens; de milieuomstandigheden in de onderscheiden regio's van de Unie; de voordelen en lasten die kunnen voortvloeien uit optreden, onderscheidenlijk niet-optreden; de economische en sociale ontwikkeling van de Unie als geheel en de evenwichtige ontwikkeling van haar regio's (…).

Bevoegdheden van het Agentschap

(Verordening (EEG) nr. 1210/90 van de Raad)

Doelstellingen

De vorming van een Europees milieuobservatie- en -informatienetwerk om de Unie en de lidstaten te voorzien van:

1.

objectieve, betrouwbare, en vergelijkbare informatie op Europees niveau, op grond waarvan zij:

a)

de nodige maatregelen ter bescherming van het milieu kunnen nemen;

b)

de resultaten daarvan kunnen beoordelen;

c)

het publiek degelijke informatie kunnen geven over de toestand van het milieu;

2.

de benodigde technische en wetenschappelijke ondersteuning.

Taken

Het vormen, in samenwerking met de lidstaten, en coördineren van een Europees milieuobservatie- en informatienetwerk;

de Unie en de lidstaten voorzien van de objectieve informatie die noodzakelijk is voor het bepalen en uitvoeren van een oordeelkundig en doeltreffend milieubeleid;

assisteren bij het toezicht op milieumaatregelen door middel van geschikte ondersteuning op het gebied van rapportagevoorschriften;

adviseren van individuele lidstaten inzake de ontwikkeling, vaststelling en uitbreiding van hun systemen voor het toezicht op milieumaatregelen;

registreren, compileren en evalueren van gegevens betreffende de toestand van het milieu, opstellen van rapporten betreffende kwaliteit en belasting van het milieu op het grondgebied van de Unie, aanleggen van uniforme criteria voor milieu-informatie in alle lidstaten, verdere ontwikkeling en behoud van een referentiecentrum van milieu-informatie;

bijdragen tot het vergelijkbaar maken van de milieugegevens op Europees niveau en, indien nodig, via passende wegen een betere harmonisatie van de meetmethoden bevorderen;

bevorderen van integratie van de Europese milieu-informatie in internationale milieubewakingsprogramma’s;

om de vijf jaar een rapport over de toestand van het milieu en de tendensen en vooruitzichten op milieugebied publiceren, aangevuld met indicatorrapporten over specifieke vraagstukken;

stimuleren van de ontwikkeling van technieken voor milieuprognoses, van uitwisselingen van informatie over de technologie die beschikbaar is om schade aan het milieu te voorkomen of te verminderen, van methoden voor de evaluatie van de kosten van schade aan het milieu en van de kosten van een beleid gericht op preventie en bescherming en herstel van het milieu;

zorgen voor een ruime verspreiding van betrouwbare en vergelijkbare milieu-informatie, met name over de toestand van het milieu, onder het grote publiek en daartoe het gebruik van nieuwe telematicatechnologieën bevorderen;

actief samenwerken met andere instanties en programma’s van de Unie, andere internationale instanties en - op gebieden van gemeenschappelijk belang - met die instellingen in landen die geen lid zijn van de Unie, rekening houdend met de noodzaak overlappingen te vermijden;

de Commissie assisteren bij de uitwisseling van informatie over de ontwikkeling van methodieken en beste praktijken voor milieubeoordelingen en bij de verspreiding van informatie over de resultaten van relevant milieuonderzoek in een vorm die de beleidsontwikkeling het beste dient.

Organisatie

Raad van bestuur

Samenstelling

Één vertegenwoordiger van iedere lidstaat, één van ieder land dat is aangesloten bij het EEA, twee vertegenwoordigers van de Commissie, en twee wetenschappers aangewezen door het Europees Parlement.

Taken

Vaststellen van de meerjarige en jaarlijkse werkprogramma’s en toezien op de uitvoering ervan, en vaststellen van het jaarverslag over de activiteiten van het Agentschap.

Uitvoerend directeur

Door de raad van bestuur op voordracht van de Commissie benoemd.

Wetenschappelijk comité

Bestaat uit personen die gekwalificeerd zijn op milieugebied, aangewezen door de raad van bestuur.

Externe controle

Europese Rekenkamer.

Kwijtingverlenende autoriteit

Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad.

In 2012 (2011) ter beschikking van het Agentschap gestelde middelen

Definitieve begroting

41,7 (62,2) miljoen euro

Subsidie van de Unie: 100 % (66 %)

Personeelsbestand per 31 december 2012

Aantal posten in de lijst van het aantal ambten: 136 (134)

waarvan 131 (132) bezet, plus 86 (82) andere posten (arbeidscontractanten en gedetacheerde nationale deskundigen).

Totaal aantal personeelsleden: 217 (214)

Van de posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten zijn er:

96 (90) voor uitvoerende taken

40 (43) voor administratieve taken

Producten en diensten in 2012 (2011)

Artikelen

19

„Highlights”

50

Persberichten

12

Gegevensverzamelingen

36

Indicatoren

66

Kaarten en grafieken

466

Promotiemateriaal

1

Bedrijfsdocumenten

3

Rapporten

11

Technische rapporten

18

„EEA Signals”

1

Pan-Europese beoordelingen

1

SOER 2010

2

Bron: Door het Agentschap verstrekte gegevens.


ANTWOORD VAN HET AGENTSCHAP

11.

Het EEA heeft de voorbije decennia ruime ervaring opgedaan met de afhandeling van subsidieovereenkomsten en de kostenstructuur van met name de Europese thematische centra. Er is dus een stevige basis voor de evaluatie van kostenstaten (met inbegrip van personeelskosten). Wij nemen evenwel nota van de opmerking van de Europese Rekenkamer en hebben op basis van een aanvullende risicoanalyse een actieplan opgesteld om redelijke zekerheid te garanderen.

In de oproep tot het indienen van voorstellen van 2013 is een herziene kader-partnerschapsovereenkomst opgenomen met bijgewerkte contractuele bepalingen.

12.

Zoals aanbevolen door de Rekenkamer heeft het EEA beslist het aantal verificaties ter plaatse te verhogen. Voor personeels- en reiskosten wordt, naast de volledige bureauanalyse, een bemonsteringspercentage van ongeveer 20 % nagestreefd. Alle andere soorten kosten worden tot 100 % bemonsterd, mochten de nodige documenten in de oorspronkelijke kostenstaten ontbreken.


Top