Roghnaigh na gnéithe turgnamhacha is mian leat a thriail

Is sliocht ón suíomh gréasáin EUR-Lex atá sa doiciméad seo

Doiciméad 52012IP0152

    Regionale luchthavens en luchtdiensten Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de toekomst van regionale luchthavens en luchtdiensten in de EU (2011/2196(INI))

    PB C 261E van 10.9.2013, lgh. 1-8 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
    PB C 261E van 10.9.2013, lch. 1-1 (HR)

    10.9.2013   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    CE 261/1


    Donderdag 10 mei 2012
    Regionale luchthavens en luchtdiensten

    P7_TA(2012)0152

    Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de toekomst van regionale luchthavens en luchtdiensten in de EU (2011/2196(INI))

    2013/C 261 E/01

    Het Europees Parlement,

    gezien de mededeling van de Commissie getiteld „Actieplan inzake de capaciteit, efficiëntie en veiligheid van de Europese luchthavens” (COM(2006)0819),

    gezien de mededeling van de Commissie getiteld „Communautaire richtsnoeren voor financiering van luchthavens en aanloopsteun van de overheid voor luchtvaartmaatschappijen met een regionale luchthaven als thuishaven” (1),

    gezien de mededeling van de Commissie getiteld „De EU en haar aangrenzende regio's: een nieuw beleid voor samenwerking op het gebied van vervoer” (COM(2011)0415),

    gezien zijn resolutie van 7 juni 2011 over transporttoepassingen van de wereldwijde navigatiesatelliet-systemen - EU-beleid op korte en middellange termijn (2),

    gezien het Witboek van de Commissie getiteld „Stappenplan voor een interne Europese vervoersruimte – werken aan een concurrerend en zuinig vervoerssysteem” (COM(2011)0144),

    gezien artikel 48 van zijn Reglement,

    gezien het verslag van de Commissie vervoer en toerisme en het advies van de Commissie regionale ontwikkeling (A7-0094/2012),

    A.

    overwegende dat er momenteel geen algemeen aanvaarde definitie is van de term „regionale luchthaven”; overwegende dat luchthavens waarvan het voornaamste verzorgingsgebied een hoofdstad is buiten het bestek van dit verslag vallen; overwegende dat wordt voorgesteld regionale luchthavens, d.w.z. zgn. „niet-hub-luchthavens”, onder te verdelen in grotere en kleinere luchthavens, op basis van de soorten verbindingen die door zulke luchthavens worden aangeboden, het aantal passagiers en de verbindingen met grote steden en grote luchthavens, en overwegende dat de Commissie dringend wordt verzocht gemeenschappelijke criteria vast te stellen om een accurate definitie van het begrip „regionale luchthaven” te kunnen vaststellen die recht doet aan alle bovengenoemde elementen; overwegende dat het begrip „regionale luchtdienst” echter dient te worden gedefinieerd als een vlucht die vertrekt vanuit en/of aankomt op een regionale luchthaven; overwegende dat het in de verdere debatten over regionale luchthavens van essentieel belang zal zijn om vast te stellen welke verschillende rollen zij vervullen en met name een onderscheid te maken tussen luchthavens op eilanden en luchthavens die ontoegankelijke of economisch zwakke regio's bedienen;

    B.

    overwegende dat de regionale luchtvaart, evenals andere wijzen van vervoer, een sleutelrol vervult in de mobiliteit van de burgers; overwegende dat betere aansluitingen en een efficiënte intermodale mobiliteit sterk kunnen bijdragen aan het verbeteren van de toegankelijkheid van regio's, bedrijven en toerisme, alsook aan de ontwikkeling van aanverwante diensten en de verspreiding van de economische welvaart;

    C.

    overwegende dat de ongelijke materiële status van de burgers en de verschillende niveaus van infrastructuurontwikkeling leiden tot ongelijke kansen om gebruik te maken van de regionale luchtvaartverbindingen in de lidstaten;

    D.

    overwegende dat de door de luchtvaart aan burgers en bedrijven in de EU-regio's, en met name in ontoegankelijke gebieden en op eilanden aangeboden verbindingen van bijzonder groot belang zijn en de economische levensvatbaarheid van deze gebieden helpen waarborgen; overwegende dat de luchthavens in Europa een uitgebreid netwerk van niet minder dan 150 000 stedenparen aanbieden;

    E.

    merkt op dat een aanzienlijk aantal regionale luchthavens te maken heeft met een luchtvaartmaatschappij die vrijwel een monopolie heeft en die deze positie kan benutten om druk uit te oefenen door steeds meer eisen te stellen aan de betrokken luchthaven en de lokale en/of regionale overheden, onder meer in verband met luchthavenbelasting en heffingen voor de veiligheid van de luchtvaart;

    F.

    overwegende dat de detailverkoop op luchthavens aanmerkelijk is teruggelopen ten gevolge van de invoering van beperkende maatregelen inzake handbagage door sommige luchtvaartmaatschappijen; overwegende dat de effecten van de regel dat slechts één stuk handbagage mag worden meegenomen, die wordt toegepast door luchtvaartmaatschappijen en met name goedkope luchtvaartmaatschappijen welke vooral zulke luchthavens aanvliegen, evenals andere kostenbesparende maatregelen, het reizen lastiger hebben gemaakt, hetgeen geleid heeft tot een drastische daling van de detailhandelsomzet op sommige regionale luchthavens; overwegende dat een derde van de winst in de detailhandel op luchthavens wordt gebruikt voor de subsidiëring van luchtvaartmaatschappijen via kortingen op landingsheffingen;

    G.

    overwegende dat de Spaanse regering luchtvaartmaatschappijen uitdrukkelijk heeft verboden de regel van één stuk handbagage toe te passen bij vluchten die vertrekken vanuit Spaanse luchthavens;

    H.

    erkent dat er op de grote luchthavens in sommige lidstaten sprake is van capaciteitsschaarste;

    I.

    merkt op dat de financiële en staatsschuldencrisis een ingrijpend effect heeft gehad op de voorwaarden voor de financiering van luchthavens in de EU, en vooral van „niet-hub-luchthavens”;

    J.

    overwegende dat de bouw van nieuwe regionale luchthavens op een kosten-batenanalyse gebaseerd dient te zijn;

    K.

    overwegende dat er bij investeringen van overheidswege in de hervorming van luchthavens sprake moet zijn van een bepaalde verhouding tussen de bestede gelden en het aantal passagiers dat van de bewuste infrastructuur gebruik maakt;

    De economische wetmatigheden van regionale luchtdiensten

    1.

    onderstreept dat het bij luchtdiensten van economisch en openbaar belang dient te gaan om een openbaredienstverplichting, vooral voor verbindingen met afgelegen regio's, eilanden en ultraperifere gebieden, gezien hun perifere ligging en hun fysieke en natuurlijke kenmerken; benadrukt dat bestaande openbaredienstverplichtingen moeten worden gehandhaafd; is van mening dat dergelijke diensten economisch niet rendabel kunnen zijn zonder overheidsgeld; benadrukt de noodzaak tot versterking van het concurrentievermogen van de ultraperifere regio's en tot bevordering van hun integratie met andere regio's teneinde de economische kloof te overbruggen die hen scheidt van de rest van Europa;

    2.

    acht het wenselijk om wildgroei van regionale luchthavens te voorkomen, en merkt op dat de ontwikkeling van regionale luchthavens doelgericht dient te verlopen, om te voorkomen dat er ongebruikte of inefficiënte luchthaveninfrastructuur wordt aangelegd die zou uitgroeien tot een economische belasting voor de bevoegde overheden; stelt zich daarentegen op het standpunt dat bestaande verbindingen moeten worden versterkt, met name in gebieden (zoals eilanden) die te kampen hebben met geografische hindernissen; verwelkomt derhalve elk initiatief dat zich middels betere verbindingen richt op de ontwikkeling van de rol van het openbaar vervoer, waaronder ook vervoer over de weg; beklemtoont dat de toekenning van overheidssubsidie voor regionale luchthavens verenigbaar moet zijn met het bepaalde in de artikelen 106 en 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie inzake staatssteun; is van mening dat dient te worden voorzien in een stelsel van sancties die worden opgelegd aan luchtvaartmaatschappijen welke vóór de vastgestelde datum wegtrekken uit regionale luchthavens die overheidsgeld ontvangen;

    3.

    verzoekt de Commissie om herziening van Besluit 2012/21/EU betreffende de toepassing van artikel 106, lid 2, waarbij de drempel waarbij een luchthaven staatssteun kan ontvangen zonder dat deze hoeft te worden aangemeld bij de Commissie werd verlaagd tot 200 000 passagiers per jaar, een en ander onder inachtneming van de bovengenoemde communautaire richtsnoeren die bepalen dat een luchthaven kostenefficiënt kan worden bij een verkeersvolume van meer dan 500 000 passagiers per jaar;

    4.

    is van mening dat regionale luchthavens, wegens de gevolgen die zij hebben voor milieu en economie, op een correcte manier door de nationale en regionale autoriteiten zouden moeten worden ondersteund, onderwerp van overleg moeten zijn met de betrokken plaatselijke en regionale bevolking, en – op de grondslag van kosten/batenanalyses – moeten worden geacht in aanmerking te komen voor het aanvragen van financiering uit EU-fondsen, en voor andere door de EU bekostigde financiële instrumenteringsconstructies binnen het nieuwe programmeringskader; adviseert de Commissie in gedachten te houden welke kansen regionale luchthavens bieden als onderdeel van het Europese centrale vervoersnetwerk;

    5.

    dringt erop aan dat de criteria voor het verkrijgen van subsidies en overheidsgeld nauwkeurig omschreven en transparant moeten zijn;

    6.

    verzoekt de Commissie een evenwichtige strategie te ontwikkelen voor toekomstige herzieningen van luchtvaartrichtsnoeren met het oog op de maatschappelijke en economische leefbaarheid van regionale luchtdiensten, rekening houdend met de voor intermodaliteitsdoeleinden noodzakelijke ontwikkeling van de infrastructuur en ervan uitgaande dat de toegankelijkheid van die diensten voor de burgers van de EU moet worden gewaarborgd, mede onder inachtneming van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid;

    7.

    verzoekt de Commissie om in het kader van haar steun voor de ontwikkeling van regionale luchthavens en de bouw van nieuwe regionale luchthavens – vooral in landen met nationale luchthavens die zich in afgelegen gebieden bevinden – bijzondere aandacht te besteden aan de evenwichtige territoriale ontwikkeling van NUTS 1- en NUTS 2-regio's ter waarborging van innovatie en concurrentiekracht in regio's die ver van hun hoofdstad verwijderd zijn en die geen toegang hebben tot goede transportverbindingen, en om de ontwikkeling van echte economische en transporthubs te vergemakkelijken;

    8.

    beklemtoont dat een adequate ontwikkeling van regionale luchthavens bijdraagt tot de parallelle ontwikkeling van het toerisme, dat van vitaal belang is voor veel Europese regio's;

    9.

    stelt vast dat het toerisme goed bestand blijkt te zijn tegen de economische crisis, en dat er speciale aandacht moet worden besteed aan elk aan het economisch beleid verbonden aspect of besluit waardoor het toerisme wellicht wordt ondersteund of bevorderd, zoals projecten op het gebied van luchtvervoer en luchthaveninfrastructuur;

    10.

    beklemtoont dat sommige regionale luchthavens alleen operationeel zijn tijdens massatoerismeseizoenen, hetgeen vaak een bijkomend organisatieprobleem oplevert, hogere kosten per eenheid met zich meebrengt, enz.; verzoekt de Commissie rekening te houden met de specifieke aard en problemen van deze seizoensgebonden regionale luchthavens wanneer zij nieuwe wetgeving voor deze sector introduceert;

    11.

    onderstreept dat regionale luchthavens steeds belangrijker worden voor charter- en lagekostenmaatschappijen; beklemtoont dat de voornaamste bestaansreden voor chartermaatschappijen vandaag de dag vooral het langeafstandsvervoer naar vakantiebestemmingen is, met als kenmerken een minimale zitplaatsafstand en inferieure boordservice in vergelijking met reguliere luchtvaartmaatschappijen met een geregelde luchtdienst, dat zij vaak opereren vanuit regionale luchthavens die geen geregelde luchtdienst kunnen ondersteunen, en zich positioneren buiten het concurrentiebereik van lagekostenmaatschappijen met een korteafstandsvloot; wijst erop dat vliegtuigen met een smalle romp de voorkeur krijgen op korteafstandsroutes, vooral van de zijde van netwerkluchtvaartmaatschappijen die de aanvoer naar hun hubs vanuit regionale luchthavens bedienen en van lagekostenmaatschappijen;

    12.

    verzoekt de Commissie de correcte toepassing van de Europese en nationale wetgeving inzake sociale en arbeidsvoorwaarden bij luchtvaartmaatschappijen te garanderen, zodat het personeel op regionale luchthavens niet het slachtoffer wordt van sociale dumping, en eerlijke concurrentie en een gelijk speelveld in de luchtvaartsector kunnen worden gegarandeerd; dringt erop aan dat luchthavenpersoneel onder fatsoenlijke contractvoorwaarden kan werken, vooral op luchthavens waar het meeste verkeer via lagekostenmaatschappijen verloopt;

    13.

    constateert met bezorgdheid dat bepaalde praktijken van lagekostenmaatschappijen, die vaak opereren vanuit regionale luchthavens, leiden tot een slechtere kwaliteit van de dienstverlening voor passagiers en een verslechtering van de arbeidsomstandigheden; maakt zich, gezien de agressieve zakelijke praktijken die een aantal lagekostenmaatschappijen welke vanuit regionale luchthavens opereren erop nahouden om te profiteren van hun dominante positie, en gezien het feit dat commerciële activiteiten een belangrijke bron van inkomsten zijn voor regionale luchthavens, zorgen over de beperkingen betreffende het mogen meenemen van slecht één stuk handbagage en andere cabinebagage die door sommige luchtvaartmaatschappijen worden opgelegd; is van mening dat deze praktijken een inbreuk vormen op het mededingingsrecht, en gelooft voorts dat deze beperkingen ook kunnen worden beschouwd als een vorm van misbruik van de positie van een luchtvaartmaatschappij; roept de lidstaten er derhalve toe op met betrekking tot deze beperkingen gemeenschappelijke maximumlimieten aan luchtvaartmaatschappijen op te leggen en is van mening dat alle controles met betrekking tot beperkingen op het gewicht en de omvang van bagagestukken voor aankomst aan de vertrekgate moeten plaatsvinden;

    14.

    dringt erop aan dat alle in luchthavenwinkels gekochte artikelen worden behandeld als „onmisbare voorwerpen”, zoals dat momenteel het geval is voor bijvoorbeeld jassen; juicht het besluit van Spanje toe om praktijken zoals vermeld in paragraaf 13 op zijn grondgebied (3) te verbieden en roept de Commissie ertoe op zich te beraden over de invoering van een soortgelijke maatregel voor alle luchtdiensten die vertrekken vanuit Europa;

    15.

    is van mening dat goederentransport voor regionale luchthavens een positieve factor is die ontwikkeling en banen kan bevorderen, niet in de laatste plaats via de vestiging van bijbehorende gronddiensten en van bedrijven die aan regionale luchthavens gekoppeld zijn; verzoekt de Commissie een strategie op te stellen waardoor het goederenvervoer zal worden bevorderd en de samenwerking tussen naburige regionale luchthavens zal worden gefaciliteerd;

    16.

    dringt er bij de autoriteiten van de lidstaten op aan plannen voor te stellen om bestaande regionale luchthavens te ontwikkelen en efficiënter te maken;

    17.

    is van mening dat regionale luchthavens niet tot gevolg mogen hebben dat de overheidstekorten er nog verder door oplopen en dat zij over het algemeen op middellange termijn economisch levensvatbaar moeten zijn;

    Milieu en innovatie

    18.

    dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan om de ontwikkeling van het SESAR-project, (de gemeenschappelijke onderneming voor de realisering van het nieuwe Europese luchtverkeersbeveiligingssysteem), het initiatief Clean Sky en de handhaving van de wetgeving in verband met het gemeenschappelijk Europees luchtruim dringend te versnellen; merkt op dat regionale luchthavens, dankzij de werkzaamheden van SESAR en de belangrijke rol van EGNOS, zullen profiteren van projecten zoals verkeerstorens op afstand, snelheids- en congestiebeheer en betere operationele procedures;

    19.

    erkent dat het capaciteitsbeheer in „slotgecoördineerde” luchthavens anders verloopt dan in „niet-slotgecoördineerde” luchthavens; is van mening dat er voldoende reservecapaciteit is die kan worden gebruikt in vele regionale luchthavens en dat door het gebruik van deze reservecapaciteit congestie en stapeling van aanvliegroutes op grote luchthavens kunnen worden teruggedrongen en de milieu-impact kan worden beperkt; erkent dat goede verbindingen tussen grote luchthavens en naburige regionale luchthavens de congestie kunnen helpen verminderen;

    20.

    onderstreept de bijdrage die regionale luchthavens leveren als drijvende krachten voor de ontwikkeling van innovatieclusters doordat de vestigingskosten voor opstartende bedrijven in met name geografisch afgelegen gebieden erdoor worden verkleind;

    21.

    verzoekt de lidstaten en de regionale en lokale autoriteiten om bij de besluitvorming over de vestigingsplaatsen van luchthavens en wanneer de faciliteiten van regionale luchthavens moeten worden vernieuwd of uitgebreid, niet alleen rekening te houden met economische en financiële overwegingen, maar ook met ecologische, territoriale, geologische en meteorologische factoren en andere rationeel te verantwoorden normen; beklemtoont daarnaast dat het van belang is bestaande structuren te gebruiken en te moderniseren alvorens nieuwe te bouwen;

    Congestie en multimodaliteit

    22.

    merkt op dat uit recente studies blijkt dat de Europese regio's hun rechtstreekse verbindingen met enkele van de meest overbelaste luchthavens kwijtraken, en constateert met teleurstelling dat deze door de Europese Commissie opgezette studies zich beperken tot de grotere luchthavens; stelt daarom voor eventuele toekomstige studies qua opzet uit te breiden tot de regionale luchthavens en spoort de lidstaten en de Commissie er in afwachting daarvan toe aan zich in te zetten voor meer verbindingen tussen regionale luchthavens en de belangrijkste luchthavens in de lidstaten, om aldus de economie te stimuleren in de gebieden rond regionale luchthavens en tegelijkertijd ook met een oplossing te komen voor het probleem van de luchtverkeerscongestie in Europa;

    23.

    dringt er bij alle partijen en instellingen die betrokken zijn bij de herziening van Verordening (EEG) nr. 95/93 (zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 793/2004) op aan zich vooral te richten op het creëren van nieuwe capaciteit op luchthavens, en regionale luchtdiensten niet uit de markt te prijzen; beschouwt het als essentieel dat regionale luchthavens toegang hebben tot hubs en is van mening dat daarop ook moet worden gelet bij de herziening van Verordening (EEG) nr. 95/93, met name in het kader van de plannen voor de instelling van een secundaire markt voor slots en de beoogde geleidelijke invoering van andere marktmechanismen, waaronder een primaire markt, met als risico dat de verbindingen tussen regionale luchthavens en grote hubs daardoor verbroken zouden kunnen worden;

    24.

    roept de Commissie op tot het volgen van een rationele aanpak van de administratieve en wettelijke regulering van het slotbeheer op regionale luchthavens, aangezien het ontbreken daarvan het netwerk zou kunnen inperken; roept de Commissie ertoe op om, aangezien de grote knooppuntluchthavens hun maximale capaciteit bijna bereikt hebben, een strategie op te stellen voor de toewijzing van slots op regionale luchthavens en zo nieuwe luchtvaartmaatschappijen aan te trekken, en om de concurrentie te bevorderen, de congestie op grote luchthavens te beperken en de ontwikkeling van regionale luchthavens te stimuleren;

    25.

    betreurt dat regionale luchthavens die ver verwijderd zijn van stadscentra vaak niet voldoende verbonden zijn met het transportnetwerk op de grond; verzoekt de lidstaten hun intermodale beleidsinstrumenten verder te ontwikkelen en te investeren in deze strategisch belangrijke intermodale verbindingen met bijvoorbeeld het spoorwegnet, aangezien de aansluiting van regionale luchthavens op andere delen van het vervoersnetwerk, met inbegrip van andere luchthavens, zal leiden tot intensiever gebruik van regionale luchthavens wanneer knooppuntluchthavens worden geconfronteerd met capaciteitsknelpunten;

    26.

    wijst erop dat het uitblijven van afdoende maatregelen om de toegankelijkheid van regionale luchthavens te verbeteren door middel van passende verbindingen met stadscentra – onder meer door middel van investeringen in vervoersinfrastructuur – de economische en sociale ontwikkeling van de regio's beperkt;

    27.

    wijst op de noodzaak van een betere integratie van transportmiddelen; dringt er bij de Commissie op aan met een mededeling te komen om het bedrijfsleven ertoe aan te moedigen meer te werken met multimodale combinatietickets voor spoor- en luchtvervoer; wijst op het feit dat dergelijke programma's in bepaalde lidstaten al operationeel zijn en verzoekt alle partijen daarom optimale praktijken op dit gebied uit te wisselen;

    28.

    merkt op dat het dringend noodzakelijk is in de Europese Unie voldoende luchthavencapaciteit te waarborgen om niet aan concurrentiekracht in te boeten ten opzichte van andere groeiregio's, en aldus te voorkomen dat het verkeer naar naburige regio's uitwijkt; is van mening dat regionale luchthavens de congestie op de grote Europese luchthavens kunnen helpen verminderen en hen in staat kunnen stellen hun leidende positie te behouden;

    29.

    is van mening dat bij de netwerkontwikkelingsplannen voor de spoor- en wegvervoerssector rekening moet worden gehouden met de ligging van luchthavens, zodat deze kunnen worden meegenomen bij de in aanleg zijnde grondvervoersnetwerken; merkt op dat het noodzakelijk is om regionale luchthavennetwerken te ontwikkelen op basis van geïntegreerde verbindingen met de voornaamste luchthavens om de mobiliteit van de burgers te bevorderen en het goederenvervoer te stroomlijnen;

    30.

    wijst erop dat een goed ontwikkeld netwerk van regionale luchthavens ook de veiligheid van de passagiers zal verbeteren, onder meer door te waarborgen dat er een netwerk van alternatieve of noodluchthavens beschikbaar is indien de weersomstandigheden of andere condities verslechteren;

    31.

    acht het van cruciaal belang ook specialisatie op het goederentransport mee te nemen als een essentieel onderdeel voor het inplannen van luchthavenplattegronden, en het gebruik van de beschikbare infrastructuur te optimaliseren; wijst erop dat de adequate toepassing van dit beginsel, in combinatie met de correcte afhandeling van slots om passagiers- en goederenvervoer te segmenteren, ertoe zou moeten bijdragen verzadiging op de voornaamste luchthavens te voorkomen; onderstreept de belangrijke rol die in deze strategie voor regionale luchthavens is weggelegd;

    Trans-Europees vervoersnet (TEN-V)

    32.

    is van mening dat de rol die door regionale luchthavens wordt vervuld van vitaal belang is voor de territoriale samenhang en de sociale en economische ontwikkeling van de regio's, met name in regio's waar andere vormen van transport ontbreken; dringt er derhalve op aan regionale luchthavens ook te betrekken bij het toekomstige beleid inzake het trans-Europese vervoersnetwerk; is er voorts sterk van overtuigd dat grote regionale luchthavens met een constante verkeersstroom tijdens het hele jaar, die een aantoonbare bijdrage leveren aan de economische ontwikkeling en aan de revitalisering van de industrie en de werkgelegenheid in hun regio, moeten worden betrokken bij de planning van het trans-Europees vervoersnetwerk, in het bijzonder regionale luchthavens met een in termen van volume hoge verbindingscapaciteit met derde landen en een intensief intra-Europees verkeer, en die bijdragen aan het multimodale karakter van het vervoer in hun regio, alsmede regionale luchthavens die kunnen dienen om knelpunten te ontlasten;

    33.

    beklemtoont dat regionale luchthavens in grensoverschrijdende regio's die in elkaars nabijheid liggen blijk moeten geven van het vermogen tot samenwerking en coördinatie bij het gebruik van bestaande capaciteiten, willen zij in aanmerking komen voor EU-cofinanciering in het kader van TEN-V-, cohesie- en regionale fondsen;

    34.

    is van mening dat regionale luchthavens als onderdeel van het TEN-V een leidende rol kunnen vervullen bij de verwezenlijking van een grotere Europese gemeenschappelijke luchtvaartruimte met 1 miljard mensen in de EU en de omringende landen, conform de desbetreffende mededeling van de Commissie (COM(2011)0415);

    35.

    betreurt dat de Commissie geen gevolg heeft gegeven aan het in artikel 10, lid 4, van Beschikking 884/2004/EG door het Parlement en de Raad gedane verzoek om regionale luchthavens op het netwerk te doen aansluiten, vooral met het oog op de noodzaak om naast de ontwikkeling van spoordiensten ook luchtdiensten naar de Europese regio's te waarborgen, aangezien het luchtvervoer in bepaalde omstandigheden over een ruimer bereik beschikt en dunner bevolkte markten efficiënter kan bedienen in termen van tijd, kosten en milieueffecten; wijst daarom met nadruk op het grote belang van spoorverbindingen – met name in de vorm van hogesnelheids- en langeafstandstreindiensten – met luchthavens;

    36.

    is van mening dat een bredere integratie van luchthavens in de nieuwe TEN-V-richtsnoeren de toegang tot particuliere financiering voor luchthaveninfrastructuurprojecten zal vergemakkelijken en als een positief signaal voor de kapitaalmarkten zal fungeren; roept de Commissie ertoe op om bij de herziening van TEN-V oog te hebben voor de essentiële band tussen regionale luchtdiensten en economisch herstel;

    Veiligheid

    37.

    merkt op dat de kosten voor de toepassing van veiligheidsmaatregelen in kleinere, regionale luchthavens naar verhouding hoger liggen dan in grote luchthavens, die kunnen profiteren van schaalvoordelen; is echter van mening dat eventuele voorstellen voor de financiering van veiligheidsmaatregelen geen concurrentiedistorsies tussen luchthavens of groepen luchthavens mogen teweegbrengen;

    38.

    herinnert eraan dat de richtlijn inzake luchthavengelden (4) alleen van toepassing is op luchthavens met meer dan 5 miljoen passagiers en/of de grootste luchthaven in elke lidstaat van de EU; is van mening dat een analyse van de effecten op kleine en middelgrote luchthavens een essentieel onderdeel moet uitmaken van elke eventuele herziening van de desbetreffende richtlijnen;

    39.

    spoort de Raad ertoe aan met een standpunt te komen inzake heffingen voor de beveiliging van de luchtvaart en is van mening dat strengere veiligheidsmaatregelen betaald moeten worden uit de algemene belastingmiddelen van de betrokken lidstaat, aangezien de beveiliging van de luchtvaart een zaak van nationale veiligheid is; onderstreept dat soortgelijke regels moeten gelden voor alle andere takken van vervoer, teneinde eerlijke concurrentie te waarborgen;

    40.

    erkent de noodzaak van betrouwbare screeningapparatuur voor vloeistoffen, spuitbussen en gels (LAG), zodat een breed scala aan vloeibare explosieven met een hoge graad van waarschijnlijkheid kan worden opgespoord, en spoort de Commissie ertoe aan de gevolgen in aanmerking te nemen waarmee regionale luchthavens te maken krijgen van zodra zij moeten voldoen aan de toekomstige vereisten inzake LAG-screening;

    41.

    vestigt de aandacht op het effect van de nieuwe regelgeving voor luchtvracht, vooral gezien het feit dat veel regionale luchthavens op vrachtvervoer zijn aangewezen; dringt er bij de lidstaten en de Commissie op aan de economische gevolgen van deze regelingen te bestuderen, om te vermijden dat vrachtexpediteurs hun activiteiten verleggen naar landen buiten de EU;

    Transparantie

    42.

    stelt voor dat luchtvaartbedrijven alle ingezetenen van de EU-lidstaten de mogelijkheid moeten bieden om kosteloos met een debet- of creditkaart te betalen, en bepleit voorts dat aan zulke kaarten geen maandelijkse of administratiekosten zijn verbonden, ook als zij worden aangeboden door een bedrijf dat niets met de luchtvaartmaatschappij te maken heeft, dat extra heffingen die door luchtvaartmaatschappijen aan de grote meerderheid van hun passagiers voor dergelijke betalingen in rekening worden gebracht als illegaal moeten worden aangemerkt en dat de bewuste kosten dienen te worden beschouwd als een onvermijdelijke kostenpost, die derhalve in de basisprijs moet worden verrekend;

    43.

    wijst erop dat, ook al is de laadruimte in sommige vliegtuigen beperkt, er geen gemeenschappelijke richtsnoeren bestaan voor de omvang of het gewicht van hand- of ruimbagage op vluchten binnen de EU; pleit ervoor dat de Commissie het bedrijfsleven aanmoedigt om gemeenschappelijke bovengrenzen voor bagagebeperkingen vast te leggen, aangezien dit de passagiers meer zekerheid zou bieden bij het reizen; is van mening dat de ICAO hierbij moet worden betrokken, wil deze regeling op de wereldmarkt ingang kunnen vinden;

    44.

    merkt op dat sommige luchtvaartmaatschappijen voor ingecheckte bagage kosten aanrekenen die vaak onevenredig hoog zijn en verzoekt de Commissie om met betrekking tot de in paragraaf 13 vermelde praktijken en met het oog op een billijk en transparant prijzenbeleid, hiernaar een onderzoek in te stellen;

    45.

    stelt voor om voor het bedrag dat door luchtvaartmaatschappijen in rekening mag worden gebracht voor boven de bagagevrijdom ingecheckte of te zware bagage een maximum vast te stellen;

    Toegankelijkheid

    46.

    verzoekt de voor het beheer van regionale luchthavens verantwoordelijke maatschappijen de nodige structurele veranderingen aan te brengen voor de ontvangst van mensen met een handicap, zodat deze zonder hulp toegang kunnen krijgen tot de diverse luchthavenruimtes en zonder problemen van alle diensten gebruik kunnen maken;

    47.

    beklemtoont dat regionale luchthavens dankzij de geringe omvang van hun terminals, hun compacte vorm en hun organisatie, voor passagiers met beperkte mobiliteit, passagiers die met hun gezin reizen e.d. een toegevoegde waarde te bieden hebben; roept de Commissie, de luchthavens en andere belanghebbenden ertoe op om terminals die qua ontwerp en constructie beter toegankelijk en gebruiksvriendelijker zijn voor passagiers als voorbeeld te nemen;

    *

    * *

    48.

    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


    (1)  PB C 312 van 9.12.2005, blz. 1.

    (2)  Aangenomen teksten, P7_TA(2011)0250.

    (3)  Wet 1/2011 (4 maart 2011) tot invoering van het Staatsprogramma inzake Burgerluchtvaartveiligheid, tot wijziging van Wet 21/2003 inzake Luchtvaartveiligheid (7 juli 2003).

    (4)  Richtlijn 2009/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 inzake luchthavengelden


    Barr