EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32013H0730(06)

Aanbeveling van de Raad van 9 juli 2013 over het nationale hervormingsprogramma 2013 van Estland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Estland voor de periode 2012-2017

PB C 217 van 30.7.2013, p. 21–23 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

30.7.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 217/21


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 9 juli 2013

over het nationale hervormingsprogramma 2013 van Estland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Estland voor de periode 2012-2017

2013/C 217/06

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor de sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 maart 2010 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan het voorstel van de Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidsstrategie; deze Europa 2020-strategie moet voor betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en spitst zich toe op de sleutelgebieden waarop Europa's potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft.

(2)

De Raad heeft op 13 juli 2010 een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) en op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (2) vastgesteld, die samen de „geïntegreerde richtsnoeren” vormen. De lidstaten werd verzocht in hun nationaal economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden.

(3)

Op 29 juni 2012 hebben de staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten besloten tot een Pact voor groei en banen, dat een samenhangend kader biedt voor actie op het niveau van de lidstaten, de EU en de eurozone, waarbij alle mogelijke hefbomen, instrumenten en beleidsvormen worden ingezet. Zij hebben bepaald welke maatregelen op het niveau van de lidstaten moeten worden genomen, en met name verklaard vastbesloten te zijn om de doelstellingen van de Europa 2020-strategie te verwezenlijken en de landenspecifieke aanbevelingen uit te voeren.

(4)

Op 10 juli 2012 heeft de Raad een aanbeveling (3) over het nationale hervormingsprogramma voor 2012 van Estland vastgesteld en een advies over het stabiliteitsprogramma van Estland voor de periode 2012-2015 uitgebracht.

(5)

Op 28 november 2012 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees semester 2013 voor coördinatie van het economisch beleid. Eveneens op 28 november 2012 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (4), het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, daarin werd Estland niet genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen.

(6)

Het Europees Parlement is naar behoren bij het Europees semester betrokken, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97, en heeft op 7 februari 2013 een resolutie over werkgelegenheid en sociale aspecten in de jaarlijkse groeianalyse 2013 en een resolutie over de bijdrage aan de jaarlijkse groeianalyse 2013 aangenomen.

(7)

Op 14 maart 2013 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake financiële stabiliteit, begrotingsconsolidatie en groeibevorderende maatregelen goedgekeurd. Hij benadrukte dat moet worden gestreefd naar gedifferentieerde, groeivriendelijke begrotingsconsolidatie, een normalisering van de kredietverschaffing aan de economie, bevordering van groei en concurrentievermogen, het aanpakken van de werkloosheid en van de sociale gevolgen van de crisis, en modernisering van de overheidsdiensten.

(8)

Op 30 april 2013 heeft Estland zijn stabiliteitsprogramma voor de periode 2012-2017 en zijn nationale hervormingsprogramma voor 2013 ingediend. Om met de onderlinge verbanden rekening te houden, zijn beide programma's terzelfder tijd geëvalueerd.

(9)

Op basis van de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1466/97 verrichte evaluatie van het stabiliteitsprogramma is de Raad van oordeel dat het aan de begrotingsprognoses van het programma ten grondslag liggende macro-economische scenario aannemelijk is voor 2013-2014, wanneer de groei van het bbp naar verwachting op een gemiddelde van 3,3 % zal uitkomen. Volgens de voorjaarsprognose 2013 van de diensten van de Commissie zal de groei in 2013-2014 3,5 % bedragen. Estland realiseerde in 2012 een nominaal begrotingstekort van 0,3 % van het bbp. In het stabiliteitsprogramma wordt de vorige middellangetermijndoelstelling (MTD) van een structureel overschot bevestigd. Dit is ambitieuzer dan wat het stabiliteits- en groeipact vereist. Aangezien het structurele saldo van Estland in 2012 een overschot kende, heeft Estland zijn MTD een jaar vroeger bereikt dan wat in het stabiliteitsprogramma voor 2012-2015 gepland was. De doelstelling van de in het stabiliteitsprogramma uiteengezette begrotingsstrategie is te zorgen voor een duurzaam begrotingsbeleid dat evenwichtige groei ondersteunt door niet van de MTD af te wijken maar waarbij ook wordt voorzien in voldoende budgettaire buffers en de belastingdruk op arbeid wordt verlicht. Het geplande nominale begrotingstekort van 0,5 % van het bbp in 2013 moet zich volgens het programma in de loop van de prognoseperiode gunstig ontwikkelen naar een evenwicht in 2014 en een overschot nadien. Uit een algehele evaluatie van het herberekende structurele saldo, met inbegrip van een analyse van de uitgavenbenchmark van het stabiliteits- en groeipact, blijkt dat Estland niet sterk afwijkt van de MTD in 2013 en terug aanknoopt bij een structureel overschot in 2014. De schuldquote ligt ruim onder de 60 % van het bbp en zal volgens het programma na 2013 waarschijnlijk verder afnemen tot zo’n 9 % in 2015-2016. Estland is voornemens in 2013 een structurele begrotingsregel in te voeren, zoals bij het Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in de Economische en Monetaire Unie, ondertekend te Brussel op 2 maart 2012, wordt voorgeschreven. Zodra deze begrotingsregel is ingevoerd, moet bij wijze van ondersteuning ervan het bindende karakter van de meerjarige uitgavendoelstellingen worden versterkt.

(10)

Wat de arbeidsmarkt betreft, blijft de werkgelegenheid toenemen, maar zijn er ook nog altijd factoren die de groei bemoeilijken, zoals de aanhoudende jeugd- en langdurige werkloosheid, de discrepantie tussen vraag en aanbod van vaardigheden, en een groeiend tekort aan arbeidskrachten, onder meer doordat mensen niet meer beschikbaar zijn als gevolg van aanslepende gezondheidsproblemen. Het stelsel van sociale uitkeringen moet flexibeler en doelgerichter worden opgezet zodat het ondersteuning en prikkels geeft aan werklozen en niet-werkende personen die opnieuw aan het werk zouden kunnen gaan, terwijl ook de activeringsmaatregelen moeten worden versterkt zodat zij diegenen bereiken die er het meest behoefte aan hebben. De uitgaven voor gezinsbeleid kunnen op begrotingsneutrale wijze kostenefficiënter worden ingericht, onder meer door middelen voor ouderschapsuitkeringen om te buigen naar efficiëntere maatregelen zoals kinderopvang, wat naar verwachting ook de arbeidsparticipatie van vrouwen ten goede zal komen. De economische ontwikkeling in de regio's vereist een meer gecoördineerde aanpak om tot concretere resultaten te komen.

(11)

Op het gebied van onderwijs en opleiding heeft Estland de aanbevelingen van de Raad van 2012 gedeeltelijk gevolgd; de hervorming van het hoger onderwijs is vastgesteld in 2012 en een nieuwe alomvattende hervorming van het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding zal in 2013 worden vastgesteld. Er zal met name zorg moeten worden gedragen voor voldoende betrokkenheid van de sociale partners te kunnen garanderen zodat er voldoende leerplaatsen kunnen worden aangeboden in het beroepsonderwijs. De rationalisering van het secundair onderwijs blijft een belangrijke toezegging die nog niet is nagekomen. De aanhoudende relatief hoge jeugdwerkloosheid moet worden aangepakt in het licht van de grote groep mensen zonder een hogere of lagere beroepsopleiding. Er is nog steeds onvoldoende werk gemaakt van de toegang tot permanente educatie voor laaggeschoolde werknemers en de maatregelen voor jonge werklozen komen niet altijd echt tegemoet aan de behoeften van de arbeidsmarkt. De bestaande kloof tussen de publieke onderzoekssector en de economie blijft een uitdaging voor de productiviteit en het concurrentievermogen. Daarnaast blijven ook de internationalisering en de prioritering van het onderzoeks- en innovatiesysteem een uitdaging, gezien de beperkte omvang van de economie.

(12)

De energie-intensiteit in Estland blijft zeer hoog. De regering heeft weliswaar een aantal stappen gezet, maar de inspanningen moeten worden voortgezet en opgevoerd, met extra nadruk op de renovatie van particuliere woningen. De vloot nieuwe auto's in Estland is de meest energie-intensieve in de Unie en ondanks de verhoging van de brandstofaccijnzen verandert het consumentengedrag niet. Zonder extra maatregelen is de kans klein dat Estland zijn broeikasgasemissiedoelstelling haalt, met name als maatregelen uitblijven op het gebied van vervoer en huisvesting. Estland heeft nog altijd een relatief geïsoleerde energiemarkt, omdat de grensoverschrijdende verbindingen ontoereikend zijn.

(13)

De dienstverlening waartoe de lokale overheden wettelijk verplicht zijn, is in de meeste sectoren niet effectief, ondermeer in de langdurige zorg, de ondersteuning van gezinnen, onderwijs en vervoer; hetzelfde geldt voor lokale steunmaatregelen die nodig zijn om het verstrekken van een effectieve gezondheidszorg te verzekeren. Dit is toe te schrijven aan het feit dat deze overheden weinig bestuurscapaciteit hebben en over onvoldoende inkomsten kunnen beschikken in verhouding tot de aan hen gedelegeerde taken. Tot dusver is er geen levensvatbaar plan opgesteld om het lokale bestuur te verbeteren.

(14)

In de context van het Europees semester heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Estland verricht. Zij heeft zowel het stabiliteitsprogramma als het nationale hervormingsprogramma beoordeeld. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Estland, maar is zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algemene economische governance van de Unie te versterken door middel van een EU-inbreng in toekomstige nationale besluiten. Haar aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 5 weergegeven.

(15)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma onderzocht en zijn advies (5) daarover is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven.

(16)

In de context van het Europees semester heeft de Commissie tevens een analyse van het economische beleid van de eurozone als geheel verricht. Op basis hiervan heeft de Raad specifieke aanbevelingen gericht tot de lidstaten die de euro als munt hebben (6). Als land dat de euro als munt heeft, dient ook Estland erop toe te zien dat aan deze aanbevelingen volledig en tijdig uitvoering wordt gegeven,

BEVEELT AAN dat Estland in de periode 2013-2014 actie onderneemt om:

1.

een groeivriendelijk begrotingsbeleid te voeren en een gezonde begrotingssituatie in stand te houden volgens planning, waarbij de middellangetermijndoelstelling voor de begroting over de hele looptijd van het stabiliteitsprogramma in acht wordt genomen. De geplande begrotingsregel aan te vullen met dwingender regels voor de meerjarige uitgaven binnen het begrotingskader voor de middellange termijn en de efficiëntie van de overheidsuitgaven te blijven verhogen;

2.

de prikkels om te werken, te verbeteren door de verschillende bestaande stelsels van sociale uitkeringen beter op elkaar af te stemmen en door uitkeringen flexibeler en doelgerichter toe te kennen. De sociale dienstverlening, waaronder kinderopvang, te verbeteren en tegelijkertijd het gezinsbeleid efficiënter en kosteneffectiever in te richten. Activeringsmaatregelen te versterken om het voor langdurig werklozen en mensen die een invaliditeits- of werkonbekwaamheidsuitkering ontvangen, gemakkelijker te maken om opnieuw tot de arbeidsmarkt toe te treden. Gecoördineerde maatregelen vast te stellen om de economische ontwikkeling te bevorderen in regio's die getroffen zijn door hoge werkloosheid;

3.

verdere inspanningen te leveren om de onderwijs- en opleidingsstelsels beter af te stemmen op de behoeften van de arbeidsmarkt, onder meer door de betrokkenheid van desociale partners te verhogen en de tenuitvoerlegging van doelgerichte maatregelen tegen jeugdwerkloosheid. De participatie van laaggeschoolde werknemers in permanente educatie sterk te verhogen. De inspanningen op te voeren om prioriteiten vast te stellen voor het onderzoeks- en innovatiesysteem, dit te internationaliseren en de samenwerking tussen het bedrijfsleven, het hoger onderwijs en de onderzoeksinstellingen te versterken;

4.

de energie-efficiëntie te verbeteren, met name van gebouwen en in het vervoer, en sterkere milieuprikkels te geven op het gebied van voertuigen en afvalstoffen. De ontwikkeling van grensoverschrijdende energieverbindingen te intensiveren om de energiebevoorrading te diversifiëren en de concurrentie op de energiemarkt te bevorderen;

5.

een beter evenwicht te bewerkstelligen tussen de inkomsten van lokale overheden en de aan hen delegeerde taken. Lokale overheden efficiënter te laten functioneren en zorg te dragen voor een kwaliteitsvolle lokale openbare dienstverlening.

Gedaan te Brussel, 9 juli 2013.

Voor de Raad

De voorzitter

R. ŠADŽIUS


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Voor 2013 gehandhaafd bij Besluit 2013/208/EU van de Raad van 22 april 2013 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 118 van 30.4.2013, blz. 21).

(3)  PB C 219 van 24.7.2012, blz. 25.

(4)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(5)  Uit hoofde van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.

(6)  Zie bladzijde 97 van dit Publicatieblad.


Top