Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52011IP0585

    Detentieomstandigheden in de EU Resolutie van het Europees Parlement van 15 december 2011 over de detentieomstandigheden in de EU (2011/2897(RSP))

    PB C 168E van 14.6.2013, p. 82–87 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    14.6.2013   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    CE 168/82


    Donderdag 15 december 2011
    Detentieomstandigheden in de EU

    P7_TA(2011)0585

    Resolutie van het Europees Parlement van 15 december 2011 over de detentieomstandigheden in de EU (2011/2897(RSP))

    2013/C 168 E/11

    Het Europees Parlement,

    gezien de instrumenten van de Europese Unie voor de bescherming van de mensenrechten, en met name de artikelen 2, 6 en 7 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (CFR), inzonderheid de artikelen 4, 19, 47, 48 en 49 daarvan,

    gezien de internationale instrumenten met betrekking tot de mensenrechten en het verbod op foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing, in het bijzonder de Universele Verklaring van de rechten van de mens (artikel 5), het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (artikel 7), het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing en het facultatief protocol bij dat Verdrag tot vaststelling van een regeling voor regelmatige bezoeken aan detentie-inrichtingen door internationale en nationale organen,

    gezien de instrumenten van de Raad van Europa met betrekking tot de mensenrechten en de voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing, in het bijzonder het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) (artikel 3), de protocollen bij het EVRM en de jurisprudentie van het Europees Hof voor de rechten van de mens (EHRM), het uit 1987 daterende Europees Verdrag ter voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing, dat resulteerde in de oprichting van het Europees Comité inzake de voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing van de Raad van Europa (CPT) en de door het CPT uitgebrachte verslagen,

    gezien de instrumenten die meer specifiek betrekking hebben op de rechten van personen die zijn beroofd van hun vrijheid, en in het bijzonder: op VN-niveau de standaardminimumregels voor de behandeling van gevangenen en de verklaringen en beginselen die zijn aangenomen door de Algemene Vergadering; op het niveau van de Raad van Europa de aanbevelingen van het Comité van Ministers, met name Aanbeveling (2006) 2 inzake de Europese penitentiaire regels, Aanbeveling (2006) 13 inzake het gebruik van voorlopige hechtenis, de omstandigheden waarin deze plaatsvindt en het verstrekken van waarborgen tegen misbruik, Aanbeveling (2008) 11 inzake de Europese regels voor jeugdige delinquenten aan wie sancties of maatregelen worden opgelegd, Aanbeveling (2010) 1 inzake de reclasseringsregels van de Raad van Europa (1) en de door de Parlementaire Vergadering aangenomen aanbevelingen,

    gezien zijn resoluties van 18 januari 1996 over de slechte omstandigheden in gevangenissen in de Europese Unie (2) en van 17 december 1998 over de detentieomstandigheden in de Europese Unie: verbeteringen en vervangende straffen (3), en zijn herhaalde verzoeken aan de Commissie en de Raad om met een voorstel voor een kaderbesluit te komen inzake de rechten van gevangenen, zoals vervat in zijn aanbeveling van 6 november 2003 met een voorstel voor een aanbeveling van het Europees Parlement aan de Raad inzake procedurele waarborgen voor verdachten en beklaagden in strafzaken in de gehele Europese Unie (4), in zijn aanbeveling van 9 maart 2004 aan de Raad betreffende de rechten van gedetineerden in de Europese Unie (5) en in zijn resolutie van 25 november 2009 over het meerjarenprogramma 2010-2014 betreffende de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid (Stockholm-programma) (6),

    gezien Kaderbesluit van de Raad 2002/584/JBZ van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten (7),

    gezien Kaderbesluit 2008/909/JBZ van de Raad van 27 november 2008 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op strafvonnissen waarbij vrijheidsstraffen of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregelen zijn opgelegd, met het oog op de tenuitvoerlegging ervan in de Europese Unie (8),

    gezien het voorstel voor een kaderbesluit van de Raad van 29 augustus 2006 betreffende het Europees surveillancebevel in afwachting van de procesprocedures tussen de lidstaten van de Europese Unie (COM(2006)0468),

    gezien het voorstel van de Commissie voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het recht op toegang tot een advocaat in strafprocedures en betreffende het recht op communicatie bij aanhouding (COM(2011)0326),

    gezien het Groenboek van de Commissie over de toepassing van de EU-strafwetgeving op het gebied van detentie - Vergroting van het wederzijds vertrouwen in de Europese justitiële ruimte - van 14 juni 2011 (COM(2011)0327),

    gezien de door de ALDE-, GUE/NGL-, PPE-, Verts/ALE- en S&D-fracties ingediende mondelinge vragen over de detentieomstandigheden in de EU (O-000252/2011 - B7-0658/2011, O-000253/2011 - B7-0659/2011, O-000265/2011 - B7-0660/2011, O-000266/2011 - B7-0661/2011, O-000283/2011 - B7-0662/2011, O-000284/2011 - B7-0663/2011, O-000286/2011 - B7-0664/2011, O-000287/2011 - B7-0665/2011, O-000296/2011 - B7-0666/2011, O-000297/2011 - B7-0667/2011),

    gelet op artikel 115, lid 5, en artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

    A.

    overwegende dat de Europese Unie zich tot taak heeft gesteld een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid te ontwikkelen, en dat de Europese Unie overeenkomstig artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie de mensenrechten en de fundamentele vrijheden respecteert en daarmee concrete verplichtingen is aangegaan die zij moet vervullen om deze verbintenis gestand te doen;

    B.

    overwegende dat de detentieomstandigheden en het beheer van het gevangeniswezen in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de lidstaten zijn, maar dat problemen zoals overbevolkte gevangenissen en berichten over slechte behandeling van gedetineerden het vertrouwen kunnen schaden waarop de justitiële samenwerking in strafzaken – die gebaseerd dient te zijn op het beginsel van wederzijdse erkenning van rechterlijke uitspraken en beslissingen door de lidstaten van de EU – moet berusten;

    C.

    overwegende dat justitiële samenwerking in strafzaken moet zijn gebaseerd op eerbiediging van de normen op het gebied van de grondrechten en de noodzakelijke onderlinge aanpassing van de rechten van verdachten en beklaagden en van de procedurele rechten in strafzaken, hetgeen cruciaal is voor het wederzijdse vertrouwen tussen de lidstaten op het gebied van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, in het bijzonder gelet op het feit dat het aantal onderdanen van lidstaten die als gevolg van die samenwerking in een andere lidstaat worden vastgehouden wellicht zal toenemen;

    D.

    overwegende dat de totale gevangenispopulatie in de EU in 2009-2010 werd geraamd op 633 909 (9); overwegende dat in het groenboek van de Commissie waarin dat cijfer wordt vermeld een alarmerend beeld wordt geschetst in termen van:

    overbevolkte gevangenissen (10);

    stijging van de gevangenispopulatie;

    toename van het aantal vastgehouden buitenlanders (11);

    grote aantallen personen in voorlopige hechtenis (12);

    gedetineerden met mentale en psychische stoornissen;

    grote aantallen overlijdens en zelfmoorden (13);

    E.

    overwegende dat artikel 3 van het EVRM en de jurisprudentie van het Europees Hof voor de rechten van de mens de lidstaten niet alleen negatieve verplichtingen oplegt, zoals een verbod op het onderwerpen van gedetineerden aan onmenselijke en vernederende behandeling, maar ook positieve verplichtingen, in die zin dat zij ervoor moeten zorgen dat de detentieomstandigheden in overeenstemming zijn met de menselijke waardigheid en dat er een diepgaand en effectief onderzoek moet worden ingesteld wanneer deze rechten worden geschonden;

    F.

    overwegende dat in sommige lidstaten een groot deel van de gevangenispopulatie bestaat uit personen in voorlopige hechtenis; overwegende dat voorlopige hechtenis een uitzonderlijke maatregel is en dat te lange periodes van voorarrest een nadelig effect hebben op het individu, ten koste kunnen gaan van de justitiële samenwerking tussen de lidstaten en indruisen tegen de waarden van de EU (14); overwegende dat een fors aantal lidstaten herhaaldelijk door het EHRM zijn veroordeeld wegens schendingen van het EVRM met betrekking tot voorlopige hechtenis;

    G.

    overwegende dat een van de problemen waarop de lidstaten vaak de aandacht vestigen het gebrek is aan beschikbare middelen om de detentieomstandigheden te verbeteren, en dat het wellicht noodzakelijk is om een nieuwe begrotingspost te creëren om hen ertoe aan te zetten aan de hoge normen te voldoen;

    H.

    overwegende dat het bieden van fatsoenlijke omstandigheden voor gedetineerden en het verschaffen van toegang tot programma's om hen voor te bereiden op hun terugkeer in de samenleving de kans dat zij zullen recidiveren helpen verkleinen;

    I.

    overwegende dat de Raad een aantal resoluties en aanbevelingen heeft aangenomen (die niet altijd door de lidstaten worden opgevolgd) met betrekking tot het specifieke probleem van drugsverslaving en het verminderen van de daaraan verbonden risico's, en met name betreffende de behandeling van drugsverslaving in gevangenissen en daarbuiten;

    J.

    overwegende dat slechts 16 lidstaten het Facultatief Protocol bij het VN-Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing hebben geratificeerd, terwijl er zeven zijn die het protocol hebben ondertekend maar nog niet geratificeerd (15);

    K.

    overwegende dat sommige lidstaten nationale en Europese parlementsleden het recht verlenen om gevangenissen te bezoeken, terwijl het Europees Parlement ertoe heeft opgeroepen dat recht voor leden van het Europees Parlement op het gehele grondgebied van de EU te laten gelden (16);

    L.

    overwegende dat kinderen zich wat detentie – en met name voorlopige hechtenis – betreft in een bijzonder kwetsbare positie bevinden;

    M.

    overwegende dat de Raad op 30 november 2009 een routekaart voor de versterking van de procedurele rechten van verdachten en beklaagden in strafzaken heeft vastgesteld, die deel uitmaakt van het programma van Stockholm en waarin een aantal essentiële garanties zijn vastgelegd om te helpen waarborgen dat bij het streven naar nauwere samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van het strafrecht de fundamentele rechten worden gerespecteerd;

    N.

    overwegende dat de Commissie op uitdrukkelijk verzoek van de Raad en overeenkomstig het programma van Stockholm, en nadat het Europees Parlement daarop herhaaldelijk had aangedrongen een mededeling heeft doen uitgaan met als titel "Versterking van het wederzijdse vertrouwen in de Europese justitiële ruimte - Een groenboek over de toepassing van de EU-strafwetgeving op het gebied van detentie" (17), die de aanzet moet geven tot een breed overleg met de belanghebbenden over EU-maatregelen ter verbetering van de detentiecondities om het wederzijds vertrouwen in de justitiële samenwerking te garanderen, waarin nader wordt ingegaan op de verbanden tussen de heersende detentieomstandigheden en de respectieve EU-instrumenten, zoals het Europees arrestatiebevel en het Europees surveillancebevel, en waarin er nadrukkelijk op wordt gewezen dat de omstandigheden in gevangenissen, voorlopige hechtenis en de situatie van kinderen in detentie gebieden zijn waarop de EU met initiatieven kan komen;

    1.

    is ingenomen met het Groenboek van de Commissie; is bezorgd over de alarmerende situatie met betrekking tot de detentieomstandigheden in de EU en roept de lidstaten ertoe op dringend maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de fundamentele rechten van gevangenen, in het bijzonder de rechten van kwetsbare personen, worden gerespecteerd en beschermd, en is van mening dat er in alle lidstaten gemeenschappelijke minimumnormen voor detentie moeten worden toegepast (18);

    2.

    wijst er nogmaals op dat de heersende detentieomstandigheden van essentieel belang zijn voor de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning van justitiële beslissingen binnen de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, en acht het in dat verband van essentieel belang dat er een gemeenschappelijke vertrouwensbasis voorhanden is tussen de justitiële autoriteiten, alsmede een beter inzicht in de nationale strafrechtstelsels;

    3.

    verzoekt de Commissie en het Bureau voor de grondrechten toezicht te houden op de situatie met betrekking tot de detentieomstandigheden in de EU en de lidstaten te ondersteunen in hun streven om ervoor te zorgen dat hun wetgeving en beleid in overeenstemming zijn met de hoogste normen op dit gebied (19);

    4.

    roept de Commissie en de EU-instellingen ertoe op met een wetgevingsvoorstel te komen betreffende de rechten van personen die van hun vrijheid zijn beroofd, met inbegrip van de rechten die door het Europees Parlement in zijn resoluties en aanbevelingen worden genoemd (20), en minimumnormen voor gevangenis- en detentieomstandigheden te ontwikkelen en toe te passen, bijvoorbeeld uniforme normen voor de vergoeding van personen die ten onrechte zijn vastgehouden of veroordeeld; roept de Commissie en de lidstaten ertoe op deze problematiek hoog op hun politieke agenda te plaatsen en adequate personele en financiële middelen ter beschikking te stellen om deze situatie aan te pakken;

    5.

    onderstreept nogmaals het belang van een specifieke bescherming voor gedetineerde moeders en voor hun kinderen met inbegrip van de toepassing van alternatieve maatregelen die geen vrijheidsberoving inhouden in het belang van het kind, en verzoekt de lidstaten en de Commissie dergelijke maatregelen actief te bevorderen en te ondersteunen;

    6.

    onderstreept dat het van belang is ervoor te zorgen dat de fundamentele rechten worden gerespecteerd – met name de rechten van de verdediging en het recht op toegang tot een advocaat – en dat de rechten van verdachten en beklaagden worden gegarandeerd, inclusief het recht niet te worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling; wijst in dit verband nogmaals op het belang van het Commissievoorstel betreffende het recht op toegang tot een advocaat in strafprocedures en betreffende het recht op communicatie bij aanhouding;

    7.

    onderstreept dat detentieomstandigheden die als slecht worden ervaren of voorwaarden die riskeren niet te voldoen aan de normen die worden opgelegd door de penitentiaire voorschriften van de Raad van Europa een belemmering zouden kunnen vormen voor de overlevering van gedetineerden;

    8.

    dringt er bij de lidstaten op aan adequate middelen ter beschikking te stellen voor de herstructurering en modernisering van gevangenissen, de rechten van gedetineerden te beschermen, gedetineerden effectief te rehabiliteren en voor te bereiden op hun vrijlating en maatschappelijke integratie, politie- en gevangenispersoneel van een opleiding te voorzien die gebaseerd is op eigentijdse gevangenisbeheerspraktijken en op de Europese mensenrechtennormen, toezicht te houden op gevangenen die lijden aan mentale en psychische stoornissen, en een specifieke EU-begrotingslijn te creëren om dergelijke projecten te stimuleren;

    9.

    wijst er eens te meer op dat de gevangenisfaciliteiten in de lidstaten moeten worden verbeterd, zodat de gevangenissen kunnen beschikken over adequate technische voorzieningen en dat de beschikbare ruimte kan worden uitgebreid, en om ze functioneel geschikt te maken voor verbetering van de levensomstandigheden van gedetineerden, terwijl tegelijkertijd een hoog veiligheidsniveau moet worden gegarandeerd;

    10.

    roept de lidstaten ertoe op te waarborgen dat voorlopige hechtenis alleen wordt toegepast in uitzonderlijke omstandigheden en dat daarvan slechts onder strikte voorwaarden van noodzakelijkheid en evenredigheid en voor een beperkte periode gebruik wordt gemaakt, conform het fundamentele beginsel van vermoeden van onschuld en het recht niet van zijn vrijheid te worden beroofd; wijst er eens te meer op dat de condities voor voorlopige hechtenis geregeld moeten worden getoetst door een rechterlijke instantie en dat in transnationale gevallen ook gebruik moet worden gemaakt van alternatieven zoals het Europees surveillancebevel; verzoekt de Commissie met een wetgevingsvoorstel te komen tot vaststelling van minimumnormen op dit gebied, op basis van artikel 82, lid 2, letter b), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), van het CFR, het EVRM en de jurisprudentie van het EHRM;

    11.

    bevestigt eens te meer dat de lidstaten ertoe gehouden zijn de in internationale en Europese fora aangegane verbintenissen te honoreren om meer gebruik te maken van proeftijdmaatregelen en sancties die als alternatief kunnen dienen voor detentie, mede op basis van de besluiten van de Raad van Europa (21);

    12.

    dringt er bij de lidstaten op aan uitvoering te geven aan de aanbevelingen die het CPT doet na een bezoek aan hun detentie-inrichtingen;

    13.

    dringt er bij de lidstaten op aan actie te ondernemen om zelfmoorden in gevangenissen te voorkomen en een diepgaand en onpartijdig onderzoek in te stellen naar alle gevallen waarin gedetineerden in gevangenissen overlijden;

    14.

    roept de lidstaten en kandidaat-lidstaten op tot ondertekening en ratificatie van het facultatief protocol bij het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, dat ertoe strekt een systeem op te zetten van regelmatige bezoeken door internationale en nationale organen aan detentiecentra en waarbij deze organen tot taak wordt gesteld gevangenissen te bezoeken en te inspecteren en kennis te nemen van door gedetineerden ingestelde beroepen, en tevens een openbaar jaarverslag op te maken ten behoeve van de betrokken parlementen; spoort de Europese Unie ertoe aan als onderdeel van haar beleid ten aanzien van derde landen een oproep te lanceren tot ondertekening en ratificatie van het facultatief protocol; roept de EU en haar lidstaten ertoe op volledig samen te werken met deze organisaties en ze te ondersteunen, o.a. onder gebruikmaking van adequate middelen en fondsen;

    15.

    is van mening dat er op EU-niveau maatregelen moeten worden genomen om te garanderen dat nationale parlementsleden het recht krijgen om gevangenissen te bezoeken en dat dit recht binnen het grondgebied van de EU ook moet worden toegekend aan leden van het Europees Parlement;

    16.

    verzoekt de Commissie het effect van de verschillen in het strafrecht en het procesrecht met betrekking tot de detentieomstandigheden in de lidstaten van de EU te onderzoeken en daarover aanbevelingen te doen, vooral wat betreft het gebruik van alternatieve maatregelen, het beleid inzake strafbaarstelling en decriminalisering, voorlopige hechtenis, amnestie en gratie, met name op het gebied van migratie, drugsgebruik en jeugddelinquentie;

    17.

    wijst er eens te meer op dat moet worden gewaarborgd dat kinderen worden behandeld op een manier die recht doet aan hun belangen, bijvoorbeeld wat betreft uithuisplaatsing en het recht om met hun familie contact te onderhouden;

    18.

    is van mening dat ieder kind dat beroofd wordt van zijn of haar vrijheid aanspraak moet kunnen maken op juridische en andere passende bijstand, alsmede het recht om de rechtmatigheid van de vrijheidsbeneming te betwisten ten overstaan van een rechter of een andere bevoegde instantie;

    19.

    is van mening dat de lidstaten effectieve en onafhankelijke nationale mechanismen moeten instellen om toezicht te houden op gevangenissen en detentie-inrichtingen;

    20.

    spreekt zijn steun uit voor de niet-aflatende activiteiten van het CPT en de Commissaris voor de Mensenrechten van de Raad van Europa in de detentiecentra van de lidstaten en voor de bezoeken die zij daaraan afleggen;

    21.

    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de Raad van Europa, de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa, de Commissaris voor de Mensenrechten van de Raad van Europa, het Europees Comité inzake de voorkoming van foltering, het Europees Hof voor de rechten van de Mens, de Mensenrechtencommissie van de VN, het VN-Comité tegen foltering, de speciale VN-rapporteur inzake foltering en de Hoge Commissaris van de VN voor de rechten van de mens.


    (1)  Voor een volledige lijst van de aanbevelingen en resoluties van de Raad van Europa in de strafrechtelijke sfeer: zie http://www.coe.int/prison.

    (2)  PB C 32 van 5.2.1996, blz. 102.

    (3)  PB C 98 van 9.4.1999, blz. 299.

    (4)  PB C 83 van 2.4.2004, blz. 180. Paragraaf 23: "moedigt de Raad en de Commissie aan om vaart te zetten achter het onderzoek naar de omstandigheden van gevangenen en gevangenissen in de EU met het oog op een kaderbesluit inzake de rechten van gevangenen en gemeenschappelijke minimumnormen ter waarborging van die rechten op de grondslag van artikel 6 VEU". Zie ook de resolutie van het Parlement van 4 september 2003 over de situatie van de grondrechten in de Europese Unie (2002) (PB C 76 E van 25.3.2004, blz. 412), paragraaf 22: "is in algemene zin van oordeel dat in een Europese ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid ook op Europees niveau inspanningen geleverd dienen te worden om het functioneren van het politieel en penitentiair systeem te verbeteren, bijvoorbeeld door: (…) een kaderbesluit uit te vaardigen met minimumnormen ter bescherming van de rechten van gedetineerden in de EU".

    (5)  PB C 102 E van 28 4.2004, blz. 154.

    (6)  PB C 285 E van 21.10.2010, blz. 12. In paragraaf 112 "vraagt het Parlement dat een strafrechtsgebied in de EU tot stand wordt gebracht, dat gebaseerd is op de eerbiediging van de grondrechten, het beginsel van wederzijdse erkenning en de noodzaak de samenhang van de nationale strafrechtstelsels te handhaven, en ontwikkeld wordt door middel van … minimumnormen voor gevangenis- en detentieomstandigheden en gemeenschappelijk overeengekomen rechten voor gedetineerden in de EU …".

    (7)  PB L 190 van 18.7.2002, blz. 1.

    (8)  PB L 327 van 5.12.2008, blz. 27.

    (9)  Door de Commissie gerapporteerd in haar Groenboek over detentie (COM(2011)0327); nadere gegevens beschikbaar bij de Raad van Europa, Link 1: http://www.coe.int/t/dghl/standardsetting/cdpc/Bureau%20documents/PC-CP(2011)3 %20E%20-%20SPACE%20I%202009.pdf; Link 2: http://www3.unil.ch/wpmu/space/files/2011/02/Council-of-Europe_SPACE-II-2009-E.pdf

    (10)  Het gemiddelde in de EU bedraagt 107,3; het fenomeen overbevolking doet zich voor in 13 lidstaten, ook in Engeland, Wales en Schotland, en de hoogste overbevolking is geregistreerd in Bulgarije (155,6), Italië (153), Cyprus (150,5), Spanje (136,3) en Griekenland (129,6).

    (11)  EU-gemiddelde 21,7, met de hoogste percentages in Luxemburg (69,5), Cyprus (59,6), Oostenrijk (45,8), Griekenland (43,9) en België (41,1).

    (12)  Het EU-gemiddelde is 24,7, met de hoogste percentages in Luxemburg (47,2), Italië (43,6) en Cyprus (38,4).

    (13)  In de desbetreffende CPT-rapporten wordt gewezen op het hardnekkige karakter van een aantal ernstige problemen, zoals mishandeling en de ongeschiktheid van de gevangenisfaciliteiten, activiteiten en gezondheidszorg.

    (14)  Routekaart ter versterking van de procedurele rechten van verdachten en beklaagden in strafprocedures, 2009/C295/01, 30 november 2009.

    (15)  Bulgarije, Cyprus, Tsjechië, Denemarken, Estland, Frankrijk, Duitsland, Luxemburg, Malta, Nederland, Polen, Roemenië, Slovenië, Spanje, Zweden en het Verenigd Koninkrijk hebben het geratificeerd; Oostenrijk, België, Griekenland, Finland, Ierland, Italië en Portugal hebben het ondertekend, maar nog niet geratificeerd; bron: http://www.apt.ch/npm/OPCAT0911.pdf.

    (16)  Zie bijvoorbeeld de resolutie van het Europees Parlement van 17 december 1998 over de detentievoorwaarden in de Europese Unie: verbeteringen en vervangende straffen, paragraaf 41: "verlangt voor de leden van het Europees Parlement het recht, de detentie-inrichtingen en vluchtelingencentra op het gebied van de EU te bezoeken en te inspecteren".

    (17)  COM(2011)0327; zie http://ec.europa.eu/justice/policies/criminal/procedural/docs/com_2011_327_en.pdf.

    (18)  Zoals de door de Raad van Europa goedgekeurde penitentiaire voorschriften.

    (19)  Zoals de normen die zijn vastgesteld door de Raad van Europa, het CPT, het Europees Hof voor de rechten van de mens en de relevante jurisprudentie, alsmede de opmerkingen van de VN-Mensenrechtencommissie, het Comité tegen foltering en de speciale rapporteur inzake foltering.

    (20)  Zie paragraaf 1c) van de aanbeveling van 9 maart 2004.

    (21)  Bijvoorbeeld Aanbeveling CM/Rec (2010)1 van het Comité van ministers van de Raad van Europa aan de lidstaten betreffende de regels voor voorwaardelijke invrijheidsstelling.


    Top