EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52012XG1221(02)

Conclusies van de Raad over orgaandonatie en -transplantatie

PB C 396 van 21.12.2012, p. 12–14 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

21.12.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 396/12


Conclusies van de Raad over orgaandonatie en -transplantatie

2012/C 396/03

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

HERINNERT AAN:

de mededeling van de Commissie „Actieplan inzake orgaandonatie en -transplantatie (2009-2015): hechtere samenwerking tussen de lidstaten” (1), met tien prioritaire acties waarmee de lidstaten de drie belangrijkste uitdagingen op het gebied van orgaandonatie en -transplantatie beter het hoofd kunnen bieden: 1) verbetering van de beschikbaarheid van organen, 2) verbetering van de efficiëntie en de toegankelijkheid van de transplantatieregelingen, en 3) verbetering van de kwaliteit en de veiligheid.

I.   VERBETERING VAN DE BESCHIKBAARHEID VAN ORGANEN

1.   IS VERHEUGD OVER:

de ontwikkeling van nationale programma's ter bevordering van de doeltreffendheid van de verschillende stappen van het postmortaal donatieproces (van identificatie van en preserverende behandeling van de donor tot uitname en vervoer van de organen);

de ontwikkeling van een Europees handboek met praktijken inzake donatie bij leven, voor nier- en levertransplantaties;

de verspreiding van beste praktijken, bijvoorbeeld via het Europees handboek voor het opzetten en in stand houden van regelingen voor transplantatiecoördinatie bij postmortale donatie;

de geplande opstelling van een algemeen overzicht van de nationale regelingen betreffende de toestemming van de donor, en de inspanningen om beroepsbeoefenaren op het gebied van de intensieve zorg te betrekken bij het postmortaal donatieproces;

de rol van beroepsverenigingen, zoals de European Society for Organ Transplantation (Europese vereniging voor orgaantransplantatie) (ESOT) en haar afdeling, de European Transplant Coordinators Organisation (Europese organisatie voor transplantatiecoördinatoren) en het Europees Comité voor donatie (ETCO-EDC);

de inspanningen van de lidstaten voor de verdere ontwikkeling van programma's voor donatie bij leven die ook voorzien in een alomvattende bescherming van de levende donor, zoals besproken tijdens de informele bijeenkomst van de ministers van Volksgezondheid van 10 en 11 juli 2012;

de organisatie van nationale bewustmakingscampagnes en Europese initiatieven, zoals de Europese Dagen voor orgaandonatie en de workshops voor journalisten inzake orgaandonatie en -transplantatie, die respectievelijk door de Raad van Europa en de Europese Commissie worden georganiseerd;

de ontwikkeling van beste praktijken en opleidingsprogramma's op nationaal en Europees niveau, ondersteund door het EU-actieprogramma op het gebied van de volksgezondheid.

2.   WIJST OP:

het belang van het aanmoedigen van mensen om zich ertoe te verbinden na hun overlijden als orgaandonor te fungeren;

het belang van prioriteit geven aan gedoneerde organen van overleden donoren;

de verbeterde levenskwaliteit van de patiënten en de hoge kosteneffectiviteit van niertransplantaties, in vergelijking met de dialysebehandeling bij terminale nierziekte, zoals onder meer onderzocht door de autoriteiten in het Verenigd Koninkrijk (Department of Health 2009) (departement volksgezondheid 2009), of in Frankrijk (Haute Autorité de Santé, 2010) (hoge autoriteit voor de volksgezondheid, 2010);

het gebrek aan medische alternatieven voor patiënten die een levensreddende transplantatie van andere organen nodig hebben;

het feit dat elke lidstaat, ook al betreft het hier een nationale bevoegdheid, duidelijke systemen voor toestemming van de donor moet definiëren en opzetten, en op nationaal niveau transparante wachtlijsten moet bijhouden;

het feit dat de lidstaten gehouden zijn levende donoren te beschermen tegen mogelijke risico's, lichamelijke en financiële moeilijkheden in verband met het donatieproces, en dat zij ervoor moeten zorgen dat donatie vrijwillig en kosteloos geschiedt, zoals bepaald in Richtlijn 2010/53/EU;

het belang van transparante en volledige voorlichting ter vergroting van het vertrouwen van het publiek in transplantatieregelingen die berusten op postmortale orgaandonatie en donatie bij leven;

de noodzaak om te wijzen op de verantwoordelijkheid van de beroepsbeoefenaren op het vlak van intensieve zorg en spoedeisende hulp, en om het aspect donatie op te nemen in de beslissingen die in het kader van de terminale zorg moeten worden genomen;

de noodzaak om de verwijdering van organen voor transplantatiedoeleinden bij een levende persoon per geval nauwkeurig te onderzoeken, rekening houdend met relevante criteria, in het bijzonder het beginsel dat het menselijk lichaam niet mag worden gebruikt voor financieel gewin.

3.   VERZOEKT DE LIDSTATEN:

1.

door te gaan met het uitwisselen van expertise met betrekking tot alle belangrijke aspecten van orgaandonatie- en transplantatieprogramma's, om daar wederzijds van te leren en te ervoor te zorgen dat een groter aantal organen ter beschikking wordt gesteld;

2.

te voorzien in permanente opleiding van beroepsbeoefenaren die betrokken zijn bij postmortale orgaandonatie en -transplantatie, zowel transplantatiecoördinatoren als zorgverleners op de dienst intensieve zorg en de afdeling spoedeisende hulp;

3.

informatie uit te wisselen over hun nationale regelingen voor toestemming van de donor;

4.

alomvattende mechanismen voor de bescherming van levende donoren op te zetten, waaronder de invoering van follow-upregisters of -bestanden, overeenkomstig Richtlijn 2010/53/EU;

5.

transparante en officiële mechanismen op te zetten voor het vergoeden van de kosten die levende donoren hebben gemaakt, en, indien van toepassing, voor het compenseren van het geleden inkomensverlies dat rechtstreeks verband houdt met de donatieprocedure bij leven;

6.

patiënten en hun families sterker bewust te maken van de verschillende transplantatiemogelijkheden, waaronder postmortale transplantatie, transplantatie bij leven, en andere vervangende therapieën. De voorlichting over donatie en transplantatie in het algemeen te verbeteren, en gezondheidswerkers passende informatie te laten verstrekken over orgaandonatie;

7.

informatie uit te wisselen over hun voorlichtingsstrategieën, en proactief te communiceren met het grote publiek, onder meer door gebruik te maken van sociale media;

8.

in voorkomend geval programma's voor samenwerking met beroepsbeoefenaren op het vlak van intensieve zorg en spoedeisende hulp te ontwikkelen en te verbeteren, in samenwerking met de nationale en internationale beroepsverenigingen, om de identificatie van potentiële donoren te optimaliseren en concrete invulling te geven aan het postmortaal donatieproces.

II.   VERBETERING VAN DE EFFICIËNTIE EN DE TOEGANKELIJKHEID VAN TRANSPLANTATIEREGELINGEN

4.   IS VERHEUGD OVER:

de totstandbrenging en uitvoering van bilaterale en multilaterale overeenkomsten tussen lidstaten ten behoeve van de uitwisseling van organen en patiënten, die in overeenstemming zijn met het beginsel van zelfvoorziening bij transplantatie, zoals neergelegd in de resolutie van Madrid (2);

de totstandbrenging van samenwerkingsovereenkomsten tussen nationale transplantatie- organisaties, zoals de South Transplant Alliance;

de uitwisseling van expertise inzake transplantatieregelingen tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en met Europese organisaties voor de uitwisseling van organen, in het bijzonder Eurotransplant en Scandiatransplant.

5.   WIJST EROP:

dat de sluiting en uitvoering van bilaterale en multilaterale overeenkomsten tussen lidstaten een ruime mogelijkheid bieden om binnen de lidstaten meer patiënten te kunnen behandelen en gebruik te kunnen maken van een groter aantal beschikbare organen;

dat de nationale autoriteiten over voldoende administratieve capaciteit moeten beschikken overeenkomstig Richtlijn 2010/53/EU;

dat orgaanhandel indruist tegen de fundamentele mensenrechten, zoals de menselijke waardigheid en integriteit, en schadelijk is voor het vertrouwen van het publiek en de bereidheid van potentiële donoren om organen af te staan;

dat beperkte kennis inzake en beperkt onderzoek naar een aantal wetenschappelijke en organisatorische aspecten van orgaantransplantatie, en het ontbreken van de nodige expertise op een aantal gebieden de verdere ontwikkeling van transplantatie-activiteiten in de EU belemmeren.

6.   VERZOEKT DE LIDSTATEN:

1.

actief deel te nemen aan samenwerkingsovereenkomsten als zij beschikken over minder dan 10 overleden donoren per miljoen inwoners of wanneer op hun grondgebied gebrek is aan specifieke transplantatieprogramma's;

2.

in voorkomend geval gebruik te maken van uniale instrumenten om nationale transplantatiecapaciteit op te bouwen;

3.

voort te gaan met de uitwisseling van informatie over de totstandbrenging en financiering van transplantatie-activiteiten, en over het toezicht daarop;

4.

deel te nemen aan operationele grensoverschrijdende uitwisseling van organen, onder meer via een gemeenschappelijk optreden tot sluiting van grensoverschrijdende uitwisselingsovereenkomsten, dat in 2013 van start gaat;

5.

de nationale en internationale samenwerking tussen transplantatie-autoriteiten en politie en douane in voorkomend geval te ondersteunen, om orgaanhandel op te sporen en te voorkomen.

7.   VERZOEKT DE EUROPESE COMMISSIE:

1.

orgaantransplantatie op te nemen in het toepassingsgebied van EU-initiatieven tegen mensenhandel (3), in overeenstemming met de aanbevelingen van de Wereldgezondheidsorganisatie en de Raad van Europa;

2.

binnen het Europese onderzoeksprogramma „Horizon 2020” onderzoek te doen naar technische en organisatorische aspecten van transplantatie.

III.   VERBETERING VAN KWALITEIT EN VEILIGHEID

8.   HERINNERT ERAAN:

dat Richtlijn 2010/53/EU minimumnormen bevat voor de kwaliteit en de veiligheid van menselijke organen die voor transplantatie zijn bestemd;

dat de kennis over de gevolgen van transplantaties voor de gezondheid moet worden verbeterd om de transplantatie-activiteiten verder te optimaliseren in het licht van de beperkte beschikbaarheid van organen.

9.   VERZOEKT DE LIDSTATEN:

1.

de nationale procedures voor autorisatie van verkrijgingsorganisaties en transplantatiecentra uit te wisselen;

2.

expertise uit te wisselen met betrekking tot de transplantatie van organen van donoren waarvoor de criteria zijn aangepast (bijvoorbeeld oudere donoren) om het aantal beschikbare organen te verhogen en tegelijkertijd deze aanpak vanuit het oogpunt van kwaliteit en veiligheid te normeren;

3.

kennis over de kwaliteit en de veiligheid te verzamelen en uit te wisselen, en gestandaardiseerde registers of bestanden voor de follow-up van patiënten op te zetten, op basis van gezamenlijk ontwikkelde en overeengekomen modellen.


(1)  16545/08 — COM(2008) 819 definitief.

(2)  De resolutie van Madrid over orgaandonatie en -transplantatie. Nationale verantwoordelijkheden bij het voldoen aan de behoeften van patiënten, geïnspireerd door de WGO-beginselen. Transplantatie 2011; 91 (11S): blz. 29-31.

(3)  Richtlijn 2011/36/EU inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers daarvan (PB L 101 van 15.4.2011, blz. 1).


Top