EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62011CN0422

Zaak C-422/11 P: Hogere voorziening ingesteld op 10 augustus 2011 door Prezes Urzędu Komunikacji Elektronicznej tegen de beschikking van het Gerecht (Zevende kamer) van 23 mei 2011 in zaak T-226/10, Prezes Urzędu Komunikacji Elektronicznej/Commissie

PB C 311 van 22.10.2011, p. 21–22 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

22.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 311/21


Hogere voorziening ingesteld op 10 augustus 2011 door Prezes Urzędu Komunikacji Elektronicznej tegen de beschikking van het Gerecht (Zevende kamer) van 23 mei 2011 in zaak T-226/10, Prezes Urzędu Komunikacji Elektronicznej/Commissie

(Zaak C-422/11 P)

2011/C 311/37

Procestaal: Pools

Partijen

Rekwirant: Prezes Urzędu Komunikacji Elektronicznej (vertegenwoordigers: D. Dziedzic-Chojnacka en D. Pawłowska)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

de beschikking van het Gerecht vernietigen en de zaak voor een nieuwe behandeling terugverwijzen naar het Gerecht van de Europese Unie;

de Europese Commissie verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Het beroep werd afgewezen op grond dat de advocaten (radcowie prawni) die de Prezes Urzędu Komunikacji Elektronicznej (voorzitter van de dienst Elektronische communicatie) vertegenwoordigden, bij deze dienst in dienstbetrekking waren, wat volgens het Gerecht eraan in de weg stond dat verzoeker voor het Gerecht door hen werd vertegenwoordigd.

De Prezes Urzędu Komunikacji Elektronicznej voert met betrekking tot de bestreden beschikking de volgende middelen aan:

 

In de eerste plaats heeft het Gerecht artikel 19, derde en vierde alinea, junctis artikel 53, eerste alinea, van het Statuut, artikel 254, zesde alinea, VWEU en artikel 113 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht (hierna: „Reglement voor de Procesvoering”) geschonden, doordat het eerstgenoemde bepaling onjuist heeft uitgelegd en ervan is uitgegaan, dat zij niet geldt voor advocaten die werkzaam zijn op grond van een arbeidsovereenkomst met een partij in de procedure voor het Gerecht.

 

In de tweede plaats heeft het Gerecht artikel 67, lid 1, VWEU juncto artikel 113 van het Reglement voor de procesvoering geschonden, aangezien het geen rekening heeft gehouden met het andersoortige rechtsstelsel en de andersoortige rechtstraditie van een lidstaat en het beroep heeft afgewezen op grond van de veronderstelling dat een advocaat die in dienstbetrekking is, minder onafhankelijk is dan een advocaat die in een van de cliënt onafhankelijk advocatenkantoor werkzaam is.

 

In de derde plaats heeft het Gerecht artikel 5, leden 1 en 2, VEU junctis artikel 4, lid 1, VEU en artikel 113 van het Reglement voor de procesvoering geschonden, doordat het ervan uit is gegaan dat de verdragsbepalingen ruimte lieten voor een differentiatie tussen de omvang van de bevoegdheden van advocaten op het gebied van de vertegenwoordiging voor het Gerecht, hoewel het Gemeenschapsrecht dienaangaande niet voorziet in een dergelijke differentiatie en in de Verdragen geen bevoegdheden op dat gebied zijn overgedragen aan de Unie.

 

In de vierde plaats heeft het Gerecht artikel 5, lid 4, VEU juncto artikel 113 van het Reglement voor de procesvoering geschonden, doordat het heeft vastgesteld dat het voor het bereiken van de doelen van de Verdragen noodzakelijk is, advocaten die in een dienstbetrekking zijn, niet toe te laten als vertegenwoordigers van een partij in de procedure voor het Gerecht.

 

In de vijfde plaats heeft het Gerecht een procedurefout gemaakt doordat het de bestreden beschikking ontoereikend heeft gemotiveerd.


Top